ECLI:NL:RBNHO:2021:8750

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
9165374 \ CV EXPL 21-2647
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en bewijsvoering bij niet-ontvangen bestelling

In deze zaak heeft Billink Financial Solutions B.V. een vordering ingesteld tegen een consument, [gedaagde], wegens een niet-betaalde factuur van een bestelling die via de webshop "Check Die Deal" is geplaatst. De bestelling, ter waarde van € 149,70, is door [gedaagde] niet ontvangen, wat hij betwist. Billink vordert betaling van € 193,20, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Billink niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de bestelling daadwerkelijk aan [gedaagde] is afgeleverd. De kantonrechter wijst erop dat de bewijslast bij Billink ligt, aangezien de consument het risico van ontvangst pas draagt op het moment dat hij de goederen daadwerkelijk in ontvangst neemt. Billink heeft een afleverbewijs overgelegd, maar dit biedt onvoldoende bewijs dat de bestelling door [gedaagde] is ontvangen. De kantonrechter concludeert dat de vordering van Billink moet worden afgewezen, en veroordeelt Billink in de proceskosten, die voor [gedaagde] op nihil worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9165374 \ CV EXPL 21-2647
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Billink Financial Solutions B.V.
gevestigd te Rotterdam
eiseres
verder te noemen: Billink
gemachtigde: E.A.P. van Lith
tegen
[gedaagde]
wonende [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Billink heeft bij dagvaarding van 6 april 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Billink heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 3 januari 2020 is er een bestelling geplaatst bij de webshop “ Check Die Deal ” (hierna: de webshop). [gedaagde] heeft er voor gekozen om de aankoop achteraf te betalen aan Billink .
2.2.
Billink heeft [gedaagde] een factuur gestuurd ten aanzien van deze bestelling van € 149,70. Deze factuur is door [gedaagde] niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
Billink vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 193,20, vermeerderd met de wettelijke rente over € 149,70, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Billink legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de webshop en [gedaagde] een koopovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan de webshop de door [gedaagde] bestelde truien aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft gekozen voor achteraf betalen aan Billink . [gedaagde] heeft de verschuldigde prijs van € 149,70 echter niet betaald. Billink maakt naast de hoofdsom ook aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Bij repliek voert Billink aan dat er op of omstreeks 3 januari 2020 een bestelling is geplaatst bij de webshop. Daarbij heeft [gedaagde] zijn naam, geboortedatum en e-mailadres ingevuld. De ingevulde adresgegevens van [gedaagde] komen overeen met de huidige adresgegevens van [gedaagde] .

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij erkent wel dat hij een bestelling heeft geplaatst bij de webshop, maar hij betwist de ontvangst van de bestelling. Hij voert aan dat hij zijn bestelling uiteindelijk heeft geannuleerd omdat het te lang duurde. Voorts voert [gedaagde] aan dat hij Billink heeft verzocht om een afleverbewijs te sturen, hetgeen is nagelaten. Daarnaast stelt [gedaagde] bij dupliek een tegenvordering in voor de tijd en moeite die hij in deze procedure heeft moeten steken.

5.De beoordeling

(Pre)contractuele informatieverplichtingen
5.1.
De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er op dit punt geen verweer is gevoerd.
5.2.
Ingevolge deze bepalingen dient de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze te informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele verdere kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk zij er op gewezen dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen. De kantonrechter verwijst voor het overige naar hetgeen in die bepalingen verder is vermeld en attendeert erop dat afhankelijk van de zaak meer of minder informatie wordt verlangd.
5.3.
Waar het in artikel 6:230m BW gaat om de vraag welke informatie moet worden verstrekt, bepaalt artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Ook de wijze waarop de informatie gegeven moet worden, verschilt naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst.
5.4.
Wat de wijze van verstrekking van de informatie betreft kan de handelaar naar het oordeel van de kantonrechter niet volstaan met het opnemen daarvan in algemene voorwaarden. Tijdens het verkoopproces dient de consument stap voor stap langs deze informatie te worden geleid, zodat er geen enkel misverstand kan ontstaan over de vraag of de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. Het gebruik van ‘kleine lettertjes’, zo blijkt uit de kamerstukken, is in dat verband niet aanvaardbaar.
5.5.
Als sluitstuk heeft de wetgever bepaald dat de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval bij de levering van de zaken, de consument op een duurzame gegevensdrager een bevestiging van de overeenkomst verstrekt waarin alle verlangde informatie is opgenomen, voor zover de handelaar deze niet voor het sluiten van de overeenkomst op een duurzame gegevensdrager heeft verstrekt. Zo’n duurzame gegevensdrager kan, bijvoorbeeld, een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, mits daarin alle informatie is opgenomen.
5.6.
In geval van een procedure dient de eisende partij te stellen dat aan al deze verplichtingen is voldaan, daargelaten of de eisende partij zelf de verkopende partij is of via cessie of anderszins in de rechten van de verkopende partij is getreden. Deze stellingen moeten ook worden gesubstantieerd met bewijsstukken, zoals algemene voorwaarden, de duurzame gegevensdrager en een in printscreens vastgelegd verslag van het bestelproces dat de consument doorloopt waaruit blijkt hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt. Kort gezegd, de eisende partij dient inzichtelijk te maken wat de klant te zien heeft gekregen en dat daarmee aan de wettelijke verplichtingen is voldaan.
5.7.
In deze zaak stelt Billink dat de koopovereenkomst is gesloten in een webwinkel en dat de verkoper (de webwinkel) de vordering op [gedaagde] aan haar heeft verkocht. Verder stelt Billink dat de vordering niet gebaseerd is op bepalingen in de algemene voorwaarden.
5.8.
Daarnaast stelt Billink dat voldaan is aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen. Hierbij verwijst Billink naar de algemene voorwaarden van de webwinkel. Billink licht voorts het bestelproces toe en stelt daarbij dat [gedaagde] een factuur heeft ontvangen met daarop de specificatie van de gekochte truien en wat er in rekening is gebracht. Deze factuur heeft Billink overgelegd.
5.9.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat aan [gedaagde] op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m BW bedoelde informatie is verstrekt en/of op een duurzame gegevensdrager ter beschikking is gesteld. In deze zaak is met name van belang dat geen aan [gedaagde] verzonden bestelbevestiging is overgelegd die voldoet aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW.
5.10.
De vraag is welke consequenties dit voor de vordering van Billink moet hebben. De rechtspraak over de vraag of en op welke wijze de naleving van de informatieverplichtingen moet worden getoetst en bij niet naleving daarvan moet worden gesanctioneerd is op dit moment nog niet uitgekristalliseerd. Bovendien heeft [gedaagde] niet betwist dat hij de bestelling heeft geplaatst. Daarom zal aan de tekortkomingen in deze zaak op dit moment geen sanctie worden verbonden.
Het geschil
5.11.
Allereerst wordt opgemerkt dat een tegenvordering (eis in reconventie) op grond van artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dadelijk bij (de conclusie van) antwoord moet worden ingesteld. Later kan dat dus niet meer. [gedaagde] heeft pas bij dupliek een tegenvordering ingesteld. Hij wordt daarom ambtshalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn tegenvordering. Daarnaast merkt de kantonrechter op dat de tegenvordering niet nader is gespecificeerd en ook niet op een andere wijze is onderbouwd.
5.12.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] een bedrag aan Billink is verschuldigd uit hoofde van de koopovereenkomst.
5.13.
Omdat [gedaagde] aanvoert dat hij de truien niet heeft ontvangen en dat hij daarom niet hoeft te betalen, zou hij grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv hier de bewijslast van dragen. In dit geval geldt daar echter een uitzondering op. Op grond van artikel 7:11 BW gaat bij bezorging van zaken het risico op de consument over op het moment dat de consument de zaak heeft ontvangen. Met ‘ontvangen’ wordt bedoeld dat de consument daadwerkelijk de zaak in handen heeft gekregen. De verkoper is dus verantwoordelijk voor het pakket tot de feitelijke aflevering aan de consument. Op Billink rust daarom de bewijslast dat [gedaagde] de bestelling heeft ontvangen. Verder dient op grond van artikel 7:26 lid 2 BW de koopsom in beginsel te worden betaald ten tijde van de aflevering. Nu [gedaagde] betwist dat hij de bestelling heeft ontvangen, betwist hij tevens de opeisbaarheid van de koopsom. Het ligt daarom op de weg van Billink om haar stelling dat [gedaagde] de truien wel ontvangen heeft en dat de vordering dus opeisbaar is, nader te onderbouwen.
5.14.
Naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd overweegt de kantonrechter als volgt. Billink heeft bij conclusie van repliek een afleverbewijs van het koeriersbedrijf DHL overgelegd. Uit het overgelegde afleverbewijs kan echter niet worden opgemaakt dat de bestelling door [gedaagde] is ontvangen, er staat immers “Oeps! We hebben geen zending gevonden”. Billink verwijst verder naar een e-mailbericht van het CIB aan [gedaagde] waarin het CIB naar een link verwijst en stelt dat het pakket door [gedaagde] is ontvangen, maar de kantonrechter kan daaruit evenmin opmaken dat [gedaagde] de bestelling daadwerkelijk heeft ontvangen. Billink heeft aldus onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te kunnen vaststellen dat de bestelling bij [gedaagde] is afgeleverd. De kantonrechter ziet, in tegenstelling tot Billink , geen aanleiding om in het onderhavige geval de bewijslast om te draaien of om Billink toe te laten tot nadere bewijslevering. Nu op basis van de door Billink overgelegde stukken de opeisbaarheid van het gevorderde bedrag van € 149,07 niet kan komen vast te staan, wordt de vordering afgewezen.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van Billink , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Billink tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter