Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
- de advocaat van betrokkene;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan over een klacht die door betrokkene was ingediend tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke om verplichte zorg te verlenen door zijn communicatiemiddelen in beslag te nemen. Betrokkene, die eerder gedwongen was opgenomen na een suïcidepoging, was het niet eens met de beslissing om zijn telefoon en laptop in beslag te nemen, omdat hij meende dat dit niet in verhouding stond tot de situatie. De klachtencommissie had de klacht van betrokkene gegrond verklaard, maar de instelling was het daar niet mee eens en verzocht de rechtbank om de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de instelling ontvankelijk was in haar verzoek en dat de klacht van betrokkene niet was aangevuld met een beroep op schending van artikel 8:9 lid 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene was niet verschenen bij de zittingen, waardoor de rechtbank geen aanleiding zag om de klacht ruimer op te vatten dan deze was gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de instelling in redelijkheid had kunnen besluiten om de communicatiemiddelen van betrokkene in te nemen, gezien zijn kwetsbare positie en de risico's die hij met zijn gedrag voor zichzelf en anderen creëerde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de klacht van betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek van de instelling om de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen toegewezen. De rechtbank benadrukte het belang van een toegankelijke klachtprocedure voor kwetsbare personen, maar stelde ook dat de juridische basis voor de gegrondverklaring van de klacht niet was komen vast te staan. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat cassatie open tegen deze beslissing.