In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines A.G., vanwege een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Wenen op 19 juli 2018. De passagiers, die ook minderjarige kinderen vertegenwoordigen, vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vlucht was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Teheran misten. De vervoerder heeft de vertraging betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk wijzigingen in de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ongeacht de oorzaak van de vertraging, de vervoerder onvoldoende reservetijd had ingecalculeerd om de passagiers op tijd naar hun eindbestemming te brengen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder gehouden is tot compensatie van € 400,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd van de gemaakte kosten. De proceskosten zijn toegewezen aan de passagiers, omdat de vervoerder grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter verklaart passagier sub 3 niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat deze minderjarig is. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 6 oktober 2021.