Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Officiële waarschuwing / ontslag op staande voet”. In de e-mail staat dat [xxx] [verzoeker] naar huis heeft gestuurd “
om over het een en ander na te denken”. Daarbij verwijst [xxx] naar drie punten, kort samengevat: de bejegening van [xxx] door [verzoeker] op 21 mei 2021, de urenverantwoording die niet eerlijk verloopt en de sneren over het beleid van [verzoeker] . In de e-mail merkt [xxx] ook op dat ze op de bovenstaande manier niet verder kunnen. Hierop is een e-mailwisseling gevolgd.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Ik werk bijna altijd van 08:00 tot 17:30. (…) Ik heb [verzoeker] eigenlijk altijd om 09:00 zien arriveren en om 17:30 vertrekken. Dit is natuurlijk prima maar tijdens het overwerk heb ik hem niet gezien.” Dat komt overeen met de verklaring van [getuige 2] . Hij verklaart: “
Tevens dat de dhr. [verzoeker] in de regel van 09:00 tot 17:30 aan het werk was en hooguit een enkele keer eerder begon of langer doorwerkte.” En het komt overeen met de verklaring van [getuige 3] dat hij “
[verzoeker] niet vaak langer[heeft]
zien werken dan de normale werktijden.”[yyy] verklaart hierover: “
Aangezien ik vaak als één van de eerste op kantoor aanwezig ben en ook vaak als een van de laatste weg ga kan ik goed zien wie er wel eens eerder begint of langer door werkt. [verzoeker][ [verzoeker] ; opm. ktr.]
is iemand die om 09:00 aankwam en om 17:30 weer weg ging. Wat natuurlijk prima is maar waar je geen overuren mee op bouwt.” Ook [getuige 4] verklaart in die trant: “
Een week later na de correctie naar beneden heeft [verzoeker] zijn uren aangepast met kwartieren erbij vanaf Januari. Dit was heel vreemd omdat [verzoeker] op de dagen dat hij een hele dag werkte altijd net voor 9 uur binnen kwam en half 6 weer ging, dan kan het niet dat je 8 uur en 15 minuten werkt.” En de verklaring van [getuige 5] bevestigt dat: “
[verzoeker] was er altijd iets voor 9 en ging stipt 17:30 weg. Het is haast ondenkbaar dat [verzoeker] zijn uren hoger uitkomen zijn dan die van de rest. Aangezien hij zo exact op de tijd is/was.”
Wat er toen op de vrijdagmiddag borrel gebeurde was dat [verzoeker][ [verzoeker] ; opm. ktr.]
weer om zijn overuren vroeg waar [xxx] normaal op reageerde dat wil ik eerst even bekijken en dan komt het echt wel. (…) [verzoeker] was het er niet mee eens en verhief zijn stem gebruikte woorden als leugenaar en lul, Dit allemaal in het bijzijn van een nieuwe Stagiair en de kinderen van [xxx] en [zzz] . Iedereen viel stil [xxx] gaf aan dat echt wel goed komt maar eerst naar gekeken ging worden, [verzoeker] liep boos brabbelend weg.” Dit stemt overeen met de verklaring van [getuige 5] dat [verzoeker] het niet met [xxx] eens was en hij “
schoot uit de slof. Hierbij is hij boos geworden, heeft zijn stem verheft en [xxx] uitgemaakt voor leugenaar, lul en te kakke zet als wanbetaler. Daar waren de vriendin en kinderen van [xxx] bij. [verzoeker] liep vervolgens weg en zei nog iets wat niet meer te verstaan was.”
om over het een en ander na te denken”. In feite is [verzoeker] daarmee op non-actief gesteld. [xxx] heeft vervolgens in zijn latere e-mail van 25 mei 2021 aan [verzoeker] geschreven dat hij morgen ‘even met de jongens’ overlegt en dan zal melden wat hij gaat doen (productie 11 van [verzoeker] ). De kantonrechter heeft gezien deze mededeling geen reden om te twijfelen aan de stelling van Allesmarine dat [xxx] op de eerstvolgende werkdag (woensdag 26 mei 2021) met zijn compagnons heeft gesproken (‘gestemd’) over de te nemen maatregel. Daarmee heeft Allesmarine zorgvuldig gehandeld: van een werkgever wordt nu eenmaal verwacht de zorg in acht te nemen om te vermijden dat, als een vermoeden ongegrond blijkt, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad. [xxx] heeft dat gedaan door de kwestie met zijn compagnons te bespreken. Vervolgens heeft Allesmarine [verzoeker] dezelfde dag nog ontslagen. Dit is dus één dag na de op non-actiefstelling en op de tweede werkdag van [verzoeker] sinds de borrel van 21 mei 2021. Dat is onverwijld.