ECLI:NL:RBNHO:2021:870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
15.118039.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens woninginbraken, autodiefstal en gevaarlijk rijgedrag

Op 28 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere woninginbraken en autodiefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 april 2020, samen met medeverdachten, in de nachtelijke uren in verschillende woningen en een kantoorpand heeft ingebroken. Hierbij zijn diverse goederen, waaronder laptops, portemonnees en fietsen, gestolen. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woningen door middel van braak en inklimming. Daarnaast heeft hij een personenauto, een Fiat Panda, gestolen door de sleutel uit de woning van het slachtoffer te ontvreemden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op dezelfde dag, tijdens een achtervolging door de politie, onder invloed van harddrugs een voertuig bestuurde en daarbij gevaarlijk rijgedrag vertoonde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Tevens is er een hechtenis van 2 weken opgelegd wegens het gevaarzettend rijgedrag. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 136,- voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/118039-20 en 15/228501-19 (vordering tul) (P)
Uitspraakdatum: 28 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2021 in de zaak tegen:
[…],
geboren op [geboortedatum/plaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Swart en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H. Teunisse, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 april 2020 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Overschild, gemeente Midden-Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres 1] een of meer sleutels en/of een laptop (merk Medion) en/of twee portemonnees en/of een rugzak en/of een of meer cadeaubonnen en/of een houten kistje met onder andere kleingeld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 30 april 2020, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Overschild, gemeente Midden-Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto, merk Fiat, type Panda, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door daarvoor de sleutel van die auto uit de woning van die [slachtoffer 1] te ontvreemden;
3
hij op of omstreeks 30 april 2020, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Overschild, gemeente Midden-Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres 2] een computer, merk Terra en/of een paspoort, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4
hij op of omstreeks 30 april 2020, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Farmsum, gemeente Delfzijl tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een kantoorpand aan de [adres 3] , een doosje medicijnen en diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
5
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 april 2020 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning aan de [adres 4] , een elektrische damesfiets (merk Sparta) en/of een elektrische herenfiets (merk Voque Galactica) en/of een portemonnee en/of een mobile telefoon (merk Appel, type Iphone) en/of een herenhorloge en/of een dameshorloge en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffers] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
6
hij in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 april 2020 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto, merk Peugeot (kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffers] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door daarvoor de sleutel van die auto uit de woning van die [slachtoffers] te ontvreemden;
7
hij op of omstreeks 30 april 2020 te Hippoytushoef, gemeente Hollands Kroon, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Amfetamine en/of MDMA en/of MDA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen
306 microgram per liter bloed Amfetamine en/of
119 microgram per liter bloed MDMA en/of
15 microgram per liter bloed MDA,
in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
8
hij op of omstreeks 30 april 2020 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Belt, met een niet toegestane en/of (onverantwoord) hoge snelheid, waardoor hij niet in staat was het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en in botsing of aanrijding is gekomen met een zich op die weg bevindend voertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de officier van justitie ten aanzien van de feiten 5 en 6 vrijspraak heeft gevorderd van het ten laste gelegde medeplegen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de inbraak in de woning aan de [adres 4] , als ook van de daarbij gepleegde diefstal van een Peugeot personenauto (de feiten 5 en 6). Weliswaar heeft verdachte op de dag van zijn aanhouding (30 april 2020) in deze auto gereden, maar verdachte ontkent dat de in de Peugeot aangetroffen schroevendraaier die kennelijk bij de inbraak gebruikt is, van hem is. De aanwezigheid, in een mengprofiel, van het DNA van verdachte op de schroevendraaier kan verklaard worden doordat verdachte dit voorwerp een keer ergens heeft aangeraakt. De historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte zeggen verder niet veel, aangezien er in Den Helder meerdere zendmasten zijn.
Met betrekking tot de onder feit 8 ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar te hard heeft gereden, maar dat de uiteindelijke botsing niet door verdachte is veroorzaakt, maar door de medeweggebruiker. De raadsman heeft daarom vrijspraak bepleit van het onderdeel in de tenlastelegging dat verdachte ‘in botsing of aanrijding is gekomen met een zich op die weg bevindend voertuig’.
Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Feiten 1, 2, 3 en 4
In de nachtelijke uren van 30 april 2020 vonden in Overschild, aan de [adres 5] , een woninginbraak (feit 1) en een insluiping in een woning (feit 3) plaats. Bij de inbraak is ook een personenauto, een Fiat Panda, gestolen (feit 2). Dezelfde nacht is ook ingebroken in een kantoorpand in het nabij gelegen Farmsum (feit 4).
Uit gegevens van ANPR-camera’s is gebleken dat de gestolen Fiat Panda die dag in de vroege ochtend vanuit de provincie Groningen naar Noord-Holland rijdt. Gelijk op met deze auto rijdt een Peugeot, die een week daarvoor in Den Helder gestolen is. Beide auto’s negeren een stopteken van de gealarmeerde politie. Na afzonderlijke achtervolgingen door de politie, waarbij de bestuurders van beide auto’s uit alle macht proberen aan een staandehouding te ontkomen, komen de twee voertuigen tot stilstand. De inzittenden van de Peugeot – die nog te voet zijn gevlucht en uiteindelijk in bosjes respectievelijk een achtertuin worden aangetroffen – blijken verdachte [naam 1] (bestuurder) en medeverdachte [naam 2] (bijrijder) te zijn. De Fiat Panda werd bestuurd door medeverdachte [naam 3]
In de beide auto’s worden vervolgens diverse goederen aangetroffen, die bij de inbraken en insluiping in Overschild en Farmsum zijn weggenomen. In de Peugeot lag bovendien het nodige inbrekersgereedschap. Op de plek waar verdachte [naam 1] door de politie is aangehouden worden tevens ringen aangetroffen die bij de insluiping in Overschild zijn weggenomen. Verder heeft een getuige diezelfde ochtend, rond 5.30 uur, op een parkeerplaats in Appingedam goederen aangetroffen die konden worden herleid naar respectievelijk de woninginbraak in Overschild en de kantoorinbraak in Farmsum.
Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachten in de nacht van 30 april 2020 samen waren in Den Helder, dat zij zaten te ‘chillen’, toen zij besloten samen in een auto naar Groningen te rijden.
Deze feiten en omstandigheden, in samenhang met hetgeen overigens in de bewijsmiddelen is opgenomen, acht de rechtbank redengevend voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de hem onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op de wijze zoals hieronder aangeduid. Verdachte heeft voor de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden geen aannemelijke, geloofwaardige, verklaring gegeven, die tot een andere conclusie zou moeten leiden. (vgl. Hoge Raad 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022)
Feiten 5 en 6
In de nacht van 22 op 23 april 2020 is ingebroken in de woning aan de [adres 4] Hierbij zijn diverse goederen gestolen, waaronder een autosleutel (feit 5). Met behulp van deze autosleutel is vervolgens een personenauto van het merk Peugeot weggenomen (feit 6).
Bij forensisch onderzoek ter plaatse zijn braaksporen veiliggesteld.
Verdachte was op 30 april 2020 bestuurder van de gestolen Peugeot. Op de achterbank van deze auto lag op dat moment een groene camouflage tas met daarin onder andere een schroevendraaier met een rood handvat, waarop – zo stelt de rechtbank op basis van het rapport van Nederlands Forensisch Instituut vast – (ook) DNA van verdachte is aangetroffen. Volgens vergelijkend werktuigspooronderzoek is deze schroevendraaier gebruikt bij de bewuste inbraak.
Uit de analyse van de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van verdachte blijkt voorts dat deze telefoon in de nacht van de inbraak om 5.16 uur actief was en een zendmast aanstraalde op enkele honderden meters afstand van de woning.
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, op de wijze zoals hieronder nader aangeduid.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen bewijs is dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat verdachte van het ten laste gelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.
Feit 8
In het licht van het verweer van de raadsman stelt de rechtbank voorop dat voor een bewezenverklaring van artikel 5 WVW 1994, gevaarzetting in het verkeer, opzet noch schuld (in de zin van culpa) is vereist. Om tot een bewezenverklaring te komen, behoeft dus niet te worden bewezen dat verdachte schuld heeft gehad aan het ontstane ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen in voldoende mate dat verdachte door zijn rijgedrag, en met name zijn onverantwoord hoge snelheid in een woongebied, gevaar op de weg heeft veroorzaak en het verkeer heeft gehinderd. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 30 april 2020 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Overschild, gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning aan de [adres 1] sleutels en een laptop (merk Medion) en twee portemonnees en een rugzak en cadeaubonnen en een houten kistje met onder andere kleingeld, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
2
hij op 30 april 2020 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Overschild, gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto, merk Fiat, type Panda, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door daarvoor de sleutel van die auto uit de woning van die [slachtoffer 1] te ontvreemden;
3
hij op 30 april 2020 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Overschild, gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning aan de [adres 2] een computer, merk Terra, en een paspoort, die toebehoorden aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 30 april 2020 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Farmsum, gemeente Delfzijl, tezamen en in vereniging met anderen, uit een kantoorpand aan de [adres 3] een doosje medicijnen en diverse pasjes, die toebehoorden aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
5
hij in de periode van 22 tot en met 23 april 2020 te Den Helder uit een woning aan de [adres 4] een elektrische damesfiets (merk Sparta) en een elektrische herenfiets (merk Voque Galactica) en een portemonnee en een mobiele telefoon (merk Apple, type iPhone) en een herenhorloge en een dameshorloge en een autosleutel, die toebehoorden aan [slachtoffers] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
6
hij in de periode van 22 tot en met 23 april 2020 te Den Helder een personenauto, merk Peugeot (kenteken [kenteken] , die toebehoorde aan [slachtoffers] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door daarvoor de sleutel van die auto uit de woning van die [slachtoffers] te ontvreemden;
7
hij op 30 april 2020 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd na gebruik van in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en MDMA en MDA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van deze wet het gehalte in zijn bloed van deze stoffen
306 microgram amfetamine per liter bloed en
119 microgram MDMA per liter bloed en
15 microgram MDA per liter bloed
bedroeg, in elk geval hoger dan de in artikel 3 van het genoemde Besluit, bij die stoffen vermelde grenswaarde;
8
hij op 30 april 2020 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Belt, met een niet toegestane en onverantwoord hoge snelheid, waardoor hij niet in staat was het door hem bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, in aanrijding is gekomen met een zich op die weg bevindend voertuig, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Ten aanzien van feit 2
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 3
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 5
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 6
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 7
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 8
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 tot en met 7 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie dat verdachte ter zake van feit 7 de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen zal worden ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Voor feit 8, een overtreding, heeft de officier van justitie een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de op te leggen straf te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten 5 en 6. Ook acht de raadsman de strafeis te hoog in verhouding tot de eisen in de zaken van de medeverdachten. De raadsman pleit voor een straf van niet meer dan 12 of 13 maanden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de nacht van 22 op 23 april 2020 ingebroken in een woning in Den Helder. Hierbij zijn meerdere goederen gestolen, waaronder de sleutel van een personenauto, waarmee verdachte vervolgens de auto heeft weggenomen. In deze auto is verdachte een week later samen met twee anderen midden in de nacht naar Oost-Groningen gereden. Hier hebben verdachten ingebroken in een woning, zijn zij ingeslopen in een andere woning en hebben zij ingebroken in een kantoorpand. Hierbij is een aanzienlijke hoeveelheid vaak kostbare goederen buitgemaakt, waaronder ook een personenauto.
Dit zijn ernstige feiten. De rechtbank tilt met name zwaar aan de feiten waarbij de verdachten een woning zijn binnengegaan. De woning is bij uitstek een plaats waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen en waar hun spullen veilig moeten zijn. Door in de nachtelijke uren in een woning binnen te dringen, terwijl de bewoner(s) nietsvermoedend lag(en) te slapen, is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en omwonenden. Door de slachtoffers worden dergelijke feiten over het algemeen dan ook als zeer ingrijpend ervaren. Daarnaast brengen deze feiten – vaak grote – materiële schade en overlast met zich mee. De verdachten, die klaarblijkelijk doelbewust in een ander deel van het land op rooftocht zijn gegaan, hebben voor deze gevolgen van hun handelen kennelijk geen enkel oog gehad en zijn alleen op eigen financieel gewin uit geweest.
Op de terugweg vanuit Groningen is het tot een achtervolging door de politie gekomen. Verdachte, die onder invloed was van een cocktail van harddrugs, niet in het bezit was van een rijbewijs en bovendien een ontzegging van de rijbevoegdheid had, heeft hierbij onder meer met een onverantwoord hoge snelheid door een woonwijk gereden, op een tijdstip dat mensen gewoonlijk naar werk of school onderweg zijn. Verdachte heeft door zijn rijgedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk gerealiseerd doordat een ongeval met een andere weggebruiker heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zijn eigen belang om aan aanhouding te ontkomen laten prevaleren boven de veiligheid en gezondheid van andere weggebruikers. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in de eerste plaats gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte herhaaldelijk ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Bovendien is aan verdachte in 2017 de ISD-maatregel opgelegd. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van:
  • het reclasseringsadvies, gedateerd 3 juli 2020, van [naam 4] , reclasseringswerker verbonden aan [naam 5] ;
  • het reclasseringsadvies, gedateerd 18 september 2020, van [naam 4] voornoemd;
  • het ‘advies aan opdrachtgever toezicht (opheffing schorsing voorlopige hechtenis)’, gedateerd 26 oktober 2020, van [naam 6] , reclasseringswerker/toezichthouder verbonden aan GGZ [naam 7] .
Uit het reclasseringsadvies van 3 juli 2020 komt naar voren dat verdachte kampt met langdurige verslavingsproblematiek met betrekking tot alcohol en drugs. Daarnaast is er sprake van ADHD-problematiek. De reclassering signaleert problemen op verschillende leefgebieden: het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, een dagbesteding en een legaal inkomen. Bovendien beweegt verdachte zich in een negatief sociaal netwerk. De inschatting van de reclassering was dat toezicht en behandeling van grote meerwaarde konden zijn om tot gedragsverandering en recidivevermindering te komen. Verdachte gaf op dat moment te kennen open te staan voor hulpverlening.
In het reclasseringsadvies van 18 september 2020 wordt gemeld dat verdachte inmiddels is aangemeld bij Brijder Verslavingszorg voor diagnostiek en dat zijn plaatsing bij Exodus akkoord is bevonden. Op basis van dit advies is de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 24 september 2020 geschorst, onder de voorwaarden van een meldplicht bij GGZ [naam 7] , deelname aan een leefstijltraining, meewerken aan diagnostiek en behandeling bij Brijder Verslavingszorg, verblijf bij Exodus en een verbod op middelengebruik.
Uit het ‘advies aan opdrachtgever toezicht’ van 26 oktober 2020 blijkt dat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Op 16 oktober 2020 is geconstateerd dat verdachte alcohol had gedronken. Op 23 oktober 2020 zijn bij een kamercontrole in Exodus twee flesjes GHB aangetroffen en is verdachte zonder toestemming vertrokken. Uiteindelijk is verdachte op een zondagochtend slapend in een achtertuin aangetroffen. De reclassering ziet geen mogelijkheid meer verdachte verder te begeleiden. De schorsing van de voorlopige hechtenis is daarop op 3 november 2020 opgeheven.
De rechtbank ziet bij deze stand van zaken geen heil in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, te minder nu verdachte ten tijde van het plegen van de feiten ook al in een proeftijd liep.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat ter zake van de feiten 1 tot en met 7 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden moet worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van de feiten en verdachtes uitgebreide justitiële documentatie, kan niet met een andere straf worden volstaan.
Voor het rijden onder invloed van verdovende middelen zal de rechtbank verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van twaalf maanden opleggen.
Het gevaarzettend rijgedrag (de overtreding van artikel 5 WVW 1994) acht de rechtbank dermate ernstig dat niet kan worden volstaan met een geldboete zoals geëist door de officier van justitie. Die eis doet volstrekt geen recht aan het brutale rijgedrag van verdachte, waardoor de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht. De rechtbank zal verdachte hiervoor twee weken hechtenis opleggen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.321,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit reparatiekosten van de gestolen auto (€ 3.850,- minus de uitkering door de verzekering ad € 2.450,- = € 1.130,-), reiskosten in verband met het ophalen van gestolen spullen bij de politie in Alkmaar (€ 76,-), kosten leeggereden benzinetank (€ 60,-) en de waarde van twee nog vermiste OV-kaarten (€ 55,-).
Wat betreft de schade aan de auto stelt de rechtbank voorop dat uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat de verzekeringsmaatschappij [naam 8] op basis van een expertiserapport heeft vastgesteld dat de dagwaarde van de auto € 3.900,- bedroeg en dat de restwaarde € 1.300,- was. De schade is aldus vastgesteld op € 2.600,-. Dit bedrag is door de verzekeringsmaatschappij uitgekeerd, minus een eigen risico van € 150,-. De rechtbank volgt deze schadevaststelling door de verzekeraar. Daarmee resteert als schade voor de benadeelde partij een bedrag van € 150,-, het eigen risico.
De rechtbank is echter van oordeel dat de schade aan de auto, die is ontstaan bij de achtervolging door de politie, niet aan verdachte kan worden toegerekend. Uit het dossier blijkt immers dat de auto door medeverdachte Schreyner is bestuurd, terwijl verdachte en de tweede medeverdachte in een andere auto reden. De rechtbank zal daarom dit onderdeel van de vordering afwijzen.
De reiskosten in verband met het ophalen van gestolen goederen en de kosten van de leeggereden benzinetank kunnen daarentegen wel aan verdachte worden toegerekend. Bewezen verklaard is dat verdachte en zijn medeverdachten tezamen en in vereniging hebben ingebroken in de woning van de benadeelde in Overschild. Vervolgens zijn zij gezamenlijk, zij het in twee verschillende auto's, met de buit naar de kop van Noord-Holland teruggereden, waar zij zijn aangehouden. In zoverre bestaat er naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks verband tussen deze schade en het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte. Deze onderdelen van de vordering worden daarom toegewezen.
De gevorderde vergoeding voor twee nog vermiste OV-kaarten wordt afgewezen. Deze goederen worden noch in de aangifte noch elders in het politiedossier vermeld en nadere onderbouwing van de vordering op dit punt ontbreekt.
Samengevat wordt de vordering toegewezen tot een bedrag van (€ 76,- + € 60,- =) € 136,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een van de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: woninginbraak en autodiefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 6 januari 2020 in de zaak met parketnummer 15/228501-19 heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) verdachte ter zake van – kort gezegd – gekwalificeerde diefstal en opzetheling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De proeftijd is ingegaan op 21 januari 2020.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 36f, 57, 62, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn van toepassing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart
bewezendat verdachte de onder
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegtverdachte ter zake van het onder 7 bewezen verklaarde feit tevens de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Veroordeelt verdachte ter zake van de onder 8 bewezen verklaarde overtreding tot
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 136,- (honderdzesendertig euro), als vergoeding voor materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door (een van) de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 136,- (honderdzesendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/228501-19 en gelast de
tenuitvoerleggingvan de niet ten uitvoer gelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 6 januari 2020.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mrs. A.M. Koolen-Zwijnenburg en A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 januari 2021.