Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de straffen
- het reclasseringsadvies, gedateerd 3 juli 2020, van [naam 4] , reclasseringswerker verbonden aan [naam 5] ;
- het reclasseringsadvies, gedateerd 18 september 2020, van [naam 4] voornoemd;
- het ‘advies aan opdrachtgever toezicht (opheffing schorsing voorlopige hechtenis)’, gedateerd 26 oktober 2020, van [naam 6] , reclasseringswerker/toezichthouder verbonden aan GGZ [naam 7] .
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.321,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit reparatiekosten van de gestolen auto (€ 3.850,- minus de uitkering door de verzekering ad € 2.450,- = € 1.130,-), reiskosten in verband met het ophalen van gestolen spullen bij de politie in Alkmaar (€ 76,-), kosten leeggereden benzinetank (€ 60,-) en de waarde van twee nog vermiste OV-kaarten (€ 55,-).
8.Vordering tot tenuitvoerlegging
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
bewezendat verdachte de onder
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 136,- (honderdzesendertig euro), als vergoeding voor materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 136,- (honderdzesendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door twee dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
tenuitvoerleggingvan de niet ten uitvoer gelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 6 januari 2020.