ECLI:NL:RBNHO:2021:8646

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8737872 \ WM VERZ 20-843
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoorplicht en bevoegdheid verbalisant bij verkeersboete in WAHV-zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021, is een beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 15 km per uur. De betrokkene heeft het beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was afwezig. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beschikbare gegevens en foto's van de gedraging.

De kantonrechter oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat de betrokkene niet heeft gereageerd op de uitnodiging om te worden gehoord. De kantonrechter verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat als de betrokkene niet reageert op een verzoek om te worden gehoord, de officier van justitie niet verplicht is om alsnog te horen. De gemachtigde van de betrokkene had weliswaar aangegeven niet af te zien van het recht om het beroep telefonisch toe te lichten, maar dit werd niet gezien als een verzoek om te worden gehoord.

Daarnaast heeft de betrokkene betwist dat de verbalisant bevoegd was om de boete op te leggen. De kantonrechter stelt vast dat de bevoegdheid van de verbalisant niet in twijfel kan worden getrokken op basis van de enkele betwisting door de betrokkene. De kantonrechter concludeert dat de gegevens in het zaakoverzicht en de foto's voldoende bewijs leveren dat de gedraging is begaan. De boete is terecht opgelegd en het beroep wordt ongegrond verklaard. De kantonrechter wijst ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8737872 \ WM VERZ 20-843
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. J. van Gemert, Salus Juridische Diensten B.V. te Nijmegen.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: overschrijding maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 15 km per uur.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Het Gerechtshof heeft in vaste rechtspraak geoordeeld, dat wanneer de betrokkene wordt verzocht om binnen een bepaalde termijn aan te geven of hij gebruik wil maken van het recht om te worden gehoord en op die uitnodiging niet wordt gereageerd, dat in dat geval van het horen van de betrokkene mag worden afgezien. In de brief van 20 juni 2020 heeft de gemachtigde laten weten niet af te zien van het recht om het beroep telefonisch toe te lichten. De kennelijke bereidheid van de betrokkene om eventueel een telefonische toelichting te geven, kan niet worden gezien als een verzoek om te worden gehoord als bedoeld in artikel 7:17, sub d, van de Awb. Betrokkene is bij brief van 7 mei 2020 door de officier van justitie uitgenodigd voor de hoorzitting van 8 juni 2020 te 10.00 uur. Betrokkene heeft hierop niet gereageerd. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie alsnog op 8 juni 2020 een poging heeft gedaan de gemachtigde telefonisch te horen. De stelling van de gemachtigde dat de officier van justitie niet heeft voldaan aan de hoorplicht, gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op.
Betrokkene heeft gesteld dat de verbalisant niet bevoegd is om de boete op te leggen. Die stelling eveneens gaat niet op. In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2019 (gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2019:10797) is namelijk geoordeeld dat uitgangspunt is dat de betreffende ambtenaar bevoegd is. De enkele betwisting van die bevoegdheid, dan wel het in meer algemene zin stellen van vragen daarover, is geen reden voor twijfel over die bevoegdheid. Ook de stelling dat betrokkene geen stukken over de bevoegdheid van de ambtenaar heeft kunnen achterhalen, leidt niet tot twijfel over die bevoegdheid. Die enkele stelling is ook niet genoeg om te oordelen dat dergelijke stukken op de zaak betrekking hebben en dat de officier van justitie deze stukken had moeten overleggen. Betrokkene heeft daarnaast geen concrete argumenten of gegevens naar voren gebracht die twijfel oproepen over de bevoegdheid van de verbalisant.
Ten slotte stelt betrokkene dat er geen sprake is van een betrouwbare meting nu er op de foto van de gedraging lane 1-2 wordt vermeld.
Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor een gedraging die door deze ambtenaar zelf of op geautomatiseerde wijze is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
"De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting geteste, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 68 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 65 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 15 km per uur.
(…)
Merk: Jenoptik
type: Multaradar CT
In de rijrichting van Heiloo naar Uitgeest.
Verder bevat het dossier een foto van de gedraging. Ook kan uit de foto's worden afgeleid dat de meetapparatuur links van de rijbaan stond opgesteld. Het voertuig rijdt op de meest rechts gelegen rijstrook. Er rijden geen andere voertuigen binnen het meetbereik van de apparatuur. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 23 mei 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3930), overweegt de kantonrechter dat als de andere personenauto gelijktijdig gemeten zou zijn er geen snelheid zou zijn getoond en er ook geen opname zou zijn gemaakt vanwege gereflecteerde metingen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat uit de gegevens in het zaakoverzicht, de foto's van de gedraging is komen vast te staan dat met het voertuig van de betrokkene de vermelde gedraging is begaan.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting vermeld dat het voertuig op het moment van de meting op twee rijstroken moet hebben gereden. Het moment van de meting is iets eerder dan het moment van de foto. Er moet op enig moment van rijstrook zijn verwisseld, waardoor er lane 1-2 staat vermeld. Zo werkt het betreffende meetinstrument van het merk Jenoptik.
De boete is naar her oordeel van de kantonrechter terecht opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: