ECLI:NL:RBNHO:2021:8644

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8725416 \ WM VERZ 20-838
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens geslotenverklaring in beide richtingen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene is opgelegd wegens het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 15 januari 2021, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken en de overgelegde bewijsstukken.

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, betreft het niet naleven van een geslotenverklaring. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging is vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Op deze foto is het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord dat de geslotenverklaring aangeeft. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de afwezigheid van het bord op de foto op andere wijze kan worden ondervangen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft twee processen-verbaal van bevindingen overgelegd, waaruit blijkt dat de bebording op de relevante locaties aanwezig was ten tijde van de gedraging.

De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar oordeelt dat de boete terecht is opgelegd. De kantonrechter benadrukt dat weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mogen verwachten en dat het aan de betrokkene is om zijn rijgedrag aan te passen aan de verkeerssituatie. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de beschikking niet is vernietigd. De uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8725416 \ WM VERZ 20-838
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In het toepasselijke beleidskader ten aanzien van de digitale handhaving door de gemeente van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het Beleidskader) staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd.
Het niet zichtbaar zijn van het bord op de foto kan op andere wijze worden ondervangen. Dat is hier het geval.
Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie twee processen-verbaal van bevindingen overgelegd aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar van 17 december 2019 en 17 januari 2020.
Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst.
De verwijzing van gemachtigde naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland locatie Alkmaar onder nummer: 7585695 WM VERZ 19-209 welke door de kantonrechter gegrond is verklaard, overweegt de kantonrechter dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. In deze en nog meer zaken waren door de officier van justitie geen schouwrapporten overgelegd, hetgeen in onderhavige zaak wel is overgelegd.
Nu de beslissing van de officier van justitie met de overlegging van de schouwgegevens pas in beroep deugdelijk is gemotiveerd, zal de kantonrechter die beslissing vernietigen.
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
De kantonrechter stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt, dan wel vanwege zijn snelheid de informatie op deze borden niet tot zich heeft kunnen nemen, komt dan ook voor zijn rekening. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. Dat betrokkene het bord niet heeft kunnen waarnemen omdat er iets voor stond is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt. Omdat de boete terecht is opgelegd, zal de kantonrechter de inleidende beschikking in stand laten.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt dus ongegrond verklaard.
Gemachtigde van betrokkene heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2019 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2019:3197) moet het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen. De beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt namelijk niet vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: