ECLI:NL:RBNHO:2021:8638

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8725348 \ WM VERZ 20-828
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor parkeren in strijd met parkeerverbod

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het parkeren in strijd met een parkeerverbod, zoals aangegeven door bord E1. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft de gedraging niet betwist, maar heeft wel omstandigheden aangevoerd die volgens hem zouden moeten leiden tot een andere beoordeling. Hij stelde dat zijn autobedrijf in de nabijheid is gevestigd en dat de auto slechts enkele minuten op de plek stond om een klant te helpen.

De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de vaststelling van de gedraging. Er was geen sprake van laden en lossen, en de door betrokkene aangevoerde omstandigheden waren niet voldoende om de boete te matigen of te vernietigen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de boete terecht was opgelegd. Betrokkene had een andere keuze moeten maken en er was geen reden om de boete te verlagen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8725348 \ WM VERZ 20-828
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodzone (bord E1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene stelt dat aldaar zijn autobedrijf is gevestigd. Betrokkene vermoed dat de auto nog geen 5 minuten op de betreffende plek stond omdat deze auto aan de kant moest, zodat een klant een andere auto kon uitrijden voor een proefrit.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant het volgende:
“Bord E1 RVV 1990 is geplaatst aan de zijde van de weg alwaar het voertuig stond geparkeerd. Bij het constateren van het feit werd vastgesteld dat er gedurende een tijd van ongeveer 5 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaats vond, zodat er geen sprake was van onmiddellijk laden en lossen van goederen, dan wel het in of uit laten stappen van personen. Ik heb geen voor dat gebied geldige ontheffing waargenomen…”.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat er geen sprake was van laden en lossen, zodat naar het oordeel van de kantonrechter vast staat dat er sprake was van parkeren. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden maken dit niet anders, zodat de boete terecht is opgelegd. Betrokkene had een andere keuze moeten maken.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: