ECLI:NL:RBNHO:2021:8637

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8725347 \ WM VERZ 20-827
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie en boete opgelegd wegens handelen in strijd met gesloten verklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, waarop betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inhield dat betrokkene als bestuurder in strijd heeft gehandeld met een gesloten verklaring. Betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en voerde aan dat hij tijdig beroep had ingesteld, gesteund door een ontvangstbevestiging van de CVOM. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene er op mocht vertrouwen dat zijn beroep tijdig was, wat leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.

Vervolgens moest de kantonrechter beoordelen of de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter stelde vast dat de boete was opgelegd op basis van een foto die met een flitspaal was gemaakt, waarop het voertuig van betrokkene zichtbaar was, maar niet het C-bord dat de gesloten verklaring aangaf. Desondanks was er voldoende bewijs in de vorm van schouwfoto's en rapporten die aantoonden dat de bebording ten tijde van de gedraging aanwezig was. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en verklaarde het beroep tegen de beschikking ongegrond.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond werd verklaard, maar het beroep tegen de boete ongegrond. Hoger beroep tegen deze uitspraak is mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8725347 \ WM VERZ 20-827
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene heeft het beroep bij de officier van justitie te laat ingesteld. Betrokkene heeft echter een ontvangstbevestiging gekregen van de CVOM, gedateerd 16 november 2019, waarin het beroep reeds wordt bevestigd. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat betrokkene er op mocht vertrouwen dat hij tijdig beroep had ingesteld. Naar het oordeel van kantonrechter moet dit leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. In zoverre verklaart de kantonrechter het beroep gegrond en zal de beslissing van de officier van justitie vernietigen.
Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
In het toepasselijke beleidskader ten aanzien van de digitale handhaving door de gemeente van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het Beleidskader) staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd.
Het niet zichtbaar zijn van het bord op de foto kan op andere wijze worden ondervangen. Dat is hier het geval.
Bij de stukken bevind zich een processen-verbaal van bevindingen aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar van 21 november 2019 en tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie het schouwrapport overgelegd van 18 oktober 2019. Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd. Hetgeen betrokkene aanvoert geeft de kantonrechter geen aanleiding om de boete te matigen of te vernietigen. Omdat de boete terecht is opgelegd, zal de kantonrechter de inleidende beschikking in stand laten.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: