ECLI:NL:RBNHO:2021:8636

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8723690 \ WM VERZ 20-826
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een administratieve sanctie in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in hoger beroep ging. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verwees de zaak terug naar de kantonrechter. De kantonrechter heeft vervolgens op 3 september 2020 de zekerheidstelling op nihil gesteld, waarna de zaak op 15 januari 2021 werd behandeld.

Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene was afwezig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet voldoende kon worden vastgesteld, omdat de benodigde foto van de gedraging niet in het dossier aanwezig was. Dit was in strijd met artikel 10 van de WAHV, dat vereist dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken, inclusief camerabeelden, in het dossier moeten worden opgenomen. De kantonrechter concludeerde dat de summiere gegevens uit het zaakoverzicht niet voldoende waren om te bepalen of de gedraging had plaatsgevonden, en verklaarde het beroep gegrond.

De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat de betrokkene als zekerheidstelling had betaald, aan hem moest terugbetalen. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8723690 \ WM VERZ 20-826
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Vervolgens is het beroep van betrokkene op 4 februari 2019 door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard wegens de niet gestelde zekerheid.
Betrokkene is in hoger beroep gegaan, waarna het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 augustus 2020 de beslissing van de kantonrechter heeft vernietigd omdat inmiddels ambtshalve bekend is dat de tweede zekerheidsbrief niet is verzonden door de officier van justitie. Het dossier is door het Gerechtshof terugverwezen naar de kantonrechter en op 8 augustus 2020 ter griffie ontvangen.
Op 3 september 2020 is de zekerheidstelling door de kantonrechter op nihil gesteld vanwege het onderbouwde draagkrachtverweer van betrokkene. De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is, met schriftelijk afbericht, niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene voert aan dat de verweten gedraging onvoldoende is bewezen. Tevens voert betrokkene aan dat de situatie onduidelijk was.
In deze zaak bevat de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht, naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, slechts een weergave van het overtreden wetsartikel, de opgave van de RDW en het geslacht van de betrokkene. De verklaring van de verbalisant houdt niet in dat er een foto van de gedraging beschikbaar is. Dat de overtreding met een fotocamera is geregistreerd, is in de beroepsfase bij de kantonrechter gebleken. Maar ook bij de kantonrechter bevindt de foto zich niet in het dossier.
Uit de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:1050) volgt dat in zijn algemeenheid de eis mag worden gesteld dat uit de in het zaakoverzicht opgenomen verklaring blijkt dat de verbalisant zijn wetenschap dat de gedraging is verricht, ontleent aan camerabeelden. De tekst in het zaakoverzicht zal bij de huidige stand van zaken van dossiervorming en informatieverstrekking door het openbaar ministerie voor een betrokkene (en de rechter, later oordelend) de enige aanwijzing zijn dat er een foto is gemaakt en dat er derhalve meer op de zaak betrekking hebbende stukken zijn (geweest) dan het zaakoverzicht.
In de procedure van beroep bij de kantonrechter is de wijze waarop de betrokkene de beschikking kan krijgen over op de zaak betrekking hebbende stukken geregeld in artikel 11, vijfde lid, van de Wahv. Ingevolge dit artikellid worden alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken, nadat zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, neergelegd ter griffie van de rechtbank en wordt de betrokkene daarvan mededeling gedaan. Hij kan deze stukken inzien en/of een afschrift ervan vragen. Ook deze bepaling brengt mee dat indien er een foto van de gedraging is, deze dient te behoren tot de stukken van het dossier. Daarmee wordt ook bewerkstelligd dat een latere vernietiging van de foto's op overwegingen ontleend aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet meebrengt dat op de zaak betrekking hebbende stukken verloren (kunnen) gaan. Voor de compleetheid van het dossier dient de officier van justitie zorg te dragen. Deze moet, ingevolge artikel 10 van de Wahv, het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank brengen.
De kantonrechter acht voor de beoordeling van onderhavige zaak kennisneming van de gedraging gemaakte foto noodzakelijk. Deze foto bevindt zich echter, in strijd met artikel 10 van de Wahv, niet in het dossier. De kantonrechter zal de officier van justitie in dit stadium van de procedure daarvoor niet meer de gelegenheid bieden.
De kantonrechter overweegt dat met de summiere gegevens uit het zaakoverzicht niet kan worden vastgesteld of de gedraging op het bewuste tijdstip is gepleegd en verbindt hieraan de gevolgtrekking dat het beroep gegrond zal worden verklaard.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: