ECLI:NL:RBNHO:2021:8621

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8583127 \ WM VERZ 20-578
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding WAHV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, die een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde M.J.M. Bergers van Boete.nu, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep gegrond had verklaard en een proceskostenvergoeding van € 262,50 had aangeboden. De betrokkene was niet verschenen op de zitting, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft overwogen dat de officier van justitie niet tijdig had beslist op het beroep van de betrokkene, wat leidde tot een schending van de wettelijke termijnen. De officier van justitie had de beslissing op het beroep opgeschort en uiteindelijk op 15 mei 2019 het beroep gegrond verklaard, maar had geen beslissing genomen op het verzoek om proceskostenvergoeding. De gemachtigde van de betrokkene had hierop gereageerd met een verzoek om alsnog een beslissing te nemen, wat leidde tot een beslissing op 4 februari 2020.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie van 4 februari 2020, waarbij een kostenvergoeding van € 262,50 was toegewezen, vernietigd moest worden. De kantonrechter heeft bepaald dat de betrokkene recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding, omdat de inleidende beschikking was herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Uiteindelijk is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 393,75, dat door het Centraal Justitieel Incassobureau aan de gemachtigde van de betrokkene zal worden uitbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8583127 \ WM VERZ 20-578
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 15 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een vergoeding aangeboden van € 262,50. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Betrokkene beroept zich op de omstandigheid dat de officier van justitie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft beslist op het beroep van de betrokkene. Uit het dossier blijkt hieromtrent het volgende.
De beroepstermijn eindigde op 7 januari 23019. Gerekend vanaf die datum eindigde de in artikel 7:24 van de Awb genoemde termijn van 16 weken op 30 april 2019. Op grond van artikel 7:24 lid 4 Algemene wet bestuursrecht kan de officier van justitie zijn beslissing voor ten hoogste tien weken verdagen. Bij brief van 23 april 2019 heeft de officier van justitie betrokkene bericht dat van deze mogelijkheid, indien nodig, gebruik wordt gemaakt. De beslistermijn is derhalve opgeschort naar 9 juli 2019. Op 15 mei 2019 heeft de officier van justitie het beroep gegrond verklaard en de beschikking vernietigd. Dit is tijdig. De officier van justitie heeft geen beslissing genomen op het verzoek tot proceskostenveroordeling van de gemachtigde van betrokkene.
Pas op 15 december 2019 reageert gemachtigde door aan te geven dat er sprake is van fictieve weigering en er wordt verzocht om alsnog een beslissing te nemen, alsmede een beslissing te nemen op de verzochte proceskostenvergoeding. De officier van justitie heeft op 4 februari 2020 een beslissing genomen omtrent de proceskosten.
Betrokkene voert daarnaast aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 262,50 toegekend. Voorts voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie ten onrechte de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) heeft toegepast omdat de boete vanwege inhoudelijke redenen is vernietigd en niet enkel op formele punten. Daarvoor geldt de wegingsfactor van een half.
Vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep vindt ingevolge het tweede lid van artikel 7:28 van de Awb uitsluitend plaats op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
De beslissing van de officier van justitie van houdt in dit verband het volgende in:
"U hebt beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie.
Op basis van de door de verbaliserende instantie ter beschikking gestelde gegevens is gebleken dat de beschikking niet in stand kan blijven.
De informatie die de verbalisant aan de CVOM heeft verstrekt is onvolledig. Hierdoor is een zorgvuldige afweging van de door u genoemde argumenten niet mogelijk.
Alles overwegende vernietigt de officier van justitie de beschikking. U hoeft de opgelegde sanctie en de administratiekosten niet te betalen."
De kantonrechter is van oordeel dat hieruit volgt dat de inleidende beschikking is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het tijdig ingediende verzoek tot vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep dient derhalve te worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie van 4 februari 2020, waarbij een kostenvergoeding ad € 262,50 is toegewezen, vernietigen en bepalen dat aan de betrokkene voor wat betreft de fase van het administratief beroep alsnog een hogere proceskostenvergoeding wordt toegekend.
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift, de hoorzitting bij de officier van justitie. Aan het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt, gelet op het tijdstip van het indienen van het administratief beroepschrift, € 525,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 525,00 (=2 x € 525,00 x 0,5). Nu de officier van justitie reeds € 262,50 heeft voldaan aan gemachtigde van betrokkene, zal de officier van justitie worden veroordeeld in de kosten voor een bedrag van € 262,50.
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift. Aan het indienen van het beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt, gelet op het tijdstip van het indienen van het beroepschrift, € 525,00. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 1 x € 525,00 x 0,25 = € 131,25.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, vernietigt die beslissing en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 393,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 393,75 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: