ECLI:NL:RBNHO:2021:8620

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8545777 \ WM VERZ 20-482
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een proceskostenvergoeding in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep gegrond verklaarde en een proceskostenvergoeding van € 256,00 toekende. De betrokkene ging echter in beroep tegen deze beslissing bij de kantonrechter, omdat hij van mening was dat de proceskosten onjuist waren vastgesteld en dat er geen sprake was van samenhangende zaken.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 15 januari 2021, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, omdat de relevante feiten en omstandigheden in de verschillende zaken verschilden. De kantonrechter benadrukte dat voor de beoordeling van samenhangende zaken niet alleen de gelijktijdigheid van de behandeling van de beroepen van belang is, maar ook de aard van de werkzaamheden van de rechtsbijstandsverlener.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de proceskostenvergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 387,25, dat door de Staat der Nederlanden aan de gemachtigde van de betrokkene moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8545777 \ WM VERZ 20-482
CJIB-nummer : [naam]
Uitspraakdatum : 5 februari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een vergoeding toegekend van € 256,00. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de bestreden beslissing en de initiële beschikking vernietigd. Daarmee is bewerkstelligd hetgeen gemachtigde van betrokkene met zijn beroep aan de officier van justitie beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van de initiële beschikking. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich thans enkel tot de toekenning van een proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 256,00 toegekend. Voorts voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak. Betrokkene stelt dat de officier van justitie in het geheel niet heeft gemotiveerd waarom onderhavige zaak samenhangt met andere zaken. Betrokkene voert aan dat de relevante feiten en omstandigheden in beide zaken verschillen zodat geen sprake kan zijn van werkzaamheden die nagenoeg identiek kunnen zijn, zodat voor iedere zaak afzonderlijk een proceskostenvergoeding dient te worden toegekend.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie een schriftelijke toelichting overgelegd. In deze toelichting is het volgende vermeld:
“ (…) Bij de beoordeling of de werkzaamheden van de rechtsbijstandsverlener (nagenoeg) identiek zijn geweest, is niet vereist dat die werkzaamheden ook gelijktijdig hebben plaatsgevonden. Indien in een fase van deze procedures zich een dergelijke samenhang tussen zaken voordoet, dienen die zaken voor de berekening van een proceskostenvergoeding voor de gehele fase als één zaak te worden aangemerkt.
De rechtsbijstandsverlener dient dus onderbouwd aan te tonen dat de werkzaamheden in de te beoordelen zaken niet (nagenoeg) identiek waren.
Indien de inhoudelijke verweren van de rechtsbijstandsverlener met betrekking tot de onderliggende sancties verschillend zijn en zelfs als er sprake is van verschillende betrokkenen, staat dit niet in de weg om de zaken als samenhangend te beschouwen. (…)”.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte een vergoeding van proceskosten heeft toegekend op basis van een vergoeding voor samenhangende zaken. Daarover wordt het volgende overwogen.
In artikel 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) staat dat sprake is van samenhangende zaken als door een belanghebbende ingestelde beroepen door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en de werkzaamheden van die persoon in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
Doorslaggevend voor de beoordeling of zaken als samenhangend kunnen worden gezien is in hoeverre de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. Er kan niet worden vastgesteld dat alle zaken gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld en dat de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Daarnaast heeft onderhavige gedraging plaatsgevonden in Alkmaar en is de locatie van de overige gedragingen Maastricht. Er is sprake van een andere plaats, een andere datum en een andere feitcode. De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie onderhavige zaak ten onrechte als samenhangend heeft beschouwd, in zoverre is het beroep gegrond.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie van 26 november 2019, waarbij een kostenvergoeding ad € 256,00 is toegewezen, vernietigen.
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt, gelet op het tijdstip van het indienen van het administratief beroepschrift, € 512,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van
€ 256,00 (=1 x € 512,00 x 0,5).
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift. Aan het indienen van het beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt, gelet op het tijdstip van het indienen van het beroepschrift, € 525,00. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 1 x € 525,00 x 0,25 = € 131,25.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, vernietigt die beslissing en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 387,25 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 387,25 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: