Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep gegrond verklaarde en een vergoeding van € 262,50 aanbood. Betrokkene ging niet akkoord met deze vergoeding en stelde beroep in bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 januari 2021 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was afwezig. De kantonrechter oordeelde dat het geschil zich beperkte tot de beslissing van de officier van justitie over de proceskostenvergoeding. Betrokkene's gemachtigde voerde aan dat de officier de proceskosten onjuist had vastgesteld en dat de wegingsfactor te laag was toegepast. De kantonrechter concludeerde dat de inleidende beschikking was herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, en dat het verzoek tot vergoeding van kosten in de fase van het administratief beroep moest worden toegewezen.
De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en bepaalde dat betrokkene recht had op een hogere proceskostenvergoeding. De kantonrechter berekende de vergoeding op basis van de verrichte proceshandelingen en bepaalde dat de officier van justitie € 393,75 aan betrokkene moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.