ECLI:NL:RBNHO:2021:861

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
8074420
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contractuele boetes wegens overtreding van concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbedingen

In deze zaak heeft Repa Conveyor Equipment B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens overtredingen van de concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbedingen die in hun arbeidsovereenkomsten waren opgenomen. De kantonrechter heeft op 3 februari 2021 uitspraak gedaan. Repa stelt dat beide gedaagden na hun vertrek bij Repa in dienst zijn getreden bij ARP Engineering en daar concurrerende werkzaamheden hebben verricht, wat in strijd is met de overeengekomen bedingen. Repa vordert een totaalbedrag van € 120.000,- aan verbeurde boetes, gebaseerd op meerdere overtredingen van de bedingen. De gedaagden betwisten de vordering en stellen dat Repa geen bezwaar heeft gemaakt tegen hun vertrek naar ARP, en dat zij geen concurrentie hebben aangedaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van overtredingen van het concurrentiebeding en het relatiebeding, maar heeft de boete gematigd tot € 50.000,- per gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden de bedingen hebben geschonden door zakelijke contacten te onderhouden met relaties van Repa en door concurrerende werkzaamheden te verrichten. De vordering van Repa wordt in grote lijnen toegewezen, met veroordeling van de gedaagden tot betaling van de gematigde boetes en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8074420 \ CV EXPL 19-7510 (rvk)
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Repa Conveyor Equipment B.V.
gevestigd te Uitgeest
eiseres
verder te noemen: Repa
gemachtigde: mr. R.A.M. Schram, advocaat te Haarlem
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde 1]
gemachtigde: mr. D. Sijbesma, ARAG

2.[gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde 2]
gemachtigde: mr. E.J. van de Bovenkamp, DAS

1.Het procesverloop

1.1.
Repa heeft bij dagvaarding van 19 september 2019 een vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ingesteld. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Repa heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde 1] en [gedaagde 2] schriftelijke reacties hebben gegeven.
1.3.
Op 26 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Repa zijn verschenen dhr. [XX] en dhr. [YY] , vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde 1] is in persoon verschenen. [gedaagde 2] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Repa en [gedaagde 2] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Repa bij brieven van 13 maart en 12 november 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Repa is een onderneming die zich bezighoudt met de handel, levering en installatie van transportrollen, trogrollen, trogstellen, trommels, trogframes en andere onderdelen die verband houden met rol- en transportbanden.
2.2.
Op 1 juni 2010 zijn zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] bij Repa in dienst getreden; [gedaagde 2] als Commercieel Manager en [gedaagde 1] als Technical Manager.
2.3.
Zowel in de arbeidsovereenkomsten van [gedaagde 2] als [gedaagde 1] zijn de volgende -gelijkluidende – bedingen opgenomen:
‘6. Concurrentiebeding
Het is de werknemer verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende 12 maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in een straal van 150 km rondom Uitgeest, direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige producten vervaardigt, aanbiedt of verhandelt, of die gelijke diensten verleend als werkgever doet, of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten.
7. Relatiebeding
Het is de werknemer verboden om gedurende een periode van 24 maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst direct of indirect op enigerlei wijze zakelijke contacten aan te gaan of te onderhouden met relaties van de werkgever.
Relaties van de werkgever zijn alle natuurlijke en rechtspersonen waarmee de werkgever gedurende een periode van 12 maanden voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zakelijke contacten heeft onderhouden, daaronder begrepen (rechts)personen waarmee de werkgever in onderhandeling is (geweest) om diensten en/of producten aan te leveren.
8. Geheimhouding
Het is de werknemer verboden zonder voorafgaande toestemming van de werkgever gedurende de looptijd en na beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan derden informatie te verschaffen over de werkzaamheden, de organisatie en de in- en externe contacten van de werkgever.
Boete
Indien de werknemer het in de artikelen 6 7 en 8 bepaalde overtreedt en/of niet nakomt, verbeurt hij aan de werkgever een direct opeisbare boete ten bedrage van € 20000 voor iedere overtreding, alsmede een bedrag van € 5000 voor iedere dag – ongeacht of hierop gebruikelijk wordt gewerkt of niet – dat de overtreding/niet-nakoming voortduurt. De boete zal verschuldigd zijn door het enkele feit der overtreding of niet-nakoming, maar laat onverminderd het recht van de werkgever nakoming van deze overeenkomst te verlangen en laat onverminderd het recht van werkgever tot het vorderen van volledige schadevergoeding.
De boete is rechtstreeks verschuldigd aan de werkgever en strekt deze tot voordeel. Met het bepaalde in het voorgaande lid en dit lid wordt uitdrukkelijk afgeweken van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3-5 BW.’
2.4.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] hebben tot eind mei 2018 gewerkt voor Repa. Zij hebben allebei hun arbeidsovereenkomst met Repa opgezegd met ingang van 31 mei 2018.
2.5.
[gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn vervolgens aansluitend in dienst getreden bij ARP Engineering (hierna: ARP).
2.6.
Repa heeft op 7 maart 2019 aan [gedaagde 2] en [gedaagde 1] ieder een brief gestuurd met daarin het volgende:
‘(…)
Cliënte heeft geconstateerd dat u na uw uitdiensttreding bij cliënte heeft gehandeld in strijd met het concurrentie- het relatie- en het geheimhoudingsbeding.
U heeft contact gehad met De Regt Conveyor Systems omtrent de levering door van rollen, trogstellen en trommels (derhalve vergelijkbare producten als die cliënte levert aan klanten). U heeft daarmee concurrerende werkzaamheden verricht. Het concurrentiebeding is overtreden.
Voorts heeft u aan een andere relatie een presentatie verstrekt omtrent de producten die ARP Engineering zou kunnen leveren, terzake rollen, trommels frames etc. Nota bene was dit nagenoeg de bedrijfspresentatie van cliënte die u heeft gebruikt en op briefpapier van ARP Engineering heeft gezet (waarbij u slechts enkele nieuwe foto’s heeft toegevoegd, terwijl voor het overige de presentatie nagenoeg identiek was aan de bedrijfspresentatie van cliënte), Ook hiermee heeft u het concurrentiebeding over treden. Ook is er een bedrijfsfilm toegevoegd van onze Chinese leverancier waarbij de verwachting wordt gewekt dat onze Chinese leverancier samenwerkt met ARP.
Voorts is gebleken dat u aan een klant van cliënte in Mauritanië een presentatie heeft gegeven van producten (rollen en trommels) van ARP Engineering. In die presentatie heeft u zelfs de projecten van cliënte in Qatar en Taman (inclusief foto’s) opgenomen, met de toelichting aan die klant dat ARP die projecten zou hebben uitgevoerd (hetgeen natuurlijk in strijd was met de waarheid) Tevens heeft u meegedeeld aan die klant dat u in het verleden aandeelhouder bij cliënte zou zijn geweest, hetgeen eveneens onjuist was. Afgezien van de onjuistheden van die stellingen, handelde u met het voorgaande opnieuw in strijd met het concurrentiebeding.
Niet alleen is het concurrentiebeding overtreden; in de arbeidsovereenkomst die u met cliënte heeft gesloten, is ook een relatiebeding opgenomen, op grond waarvan het u is verboden om gedurende een periode van 24 maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst met cliënte, direct of indirect op enigerlei wijze zakelijke contacten te hebben met relaties van cliënte, Ook dit relatiebeding heeft u met voorgaande handelingen geschonden.
Voorts heeft u het geheimhoudingsbeding geschonden, door aan derden (waaronder ARP Engineering en de hiervoor genoemde klanten) informatie te verstrekken over werkzaamheden, de organisatie en de in- en externe contacten van cliënte.
Het voorgaande brengt met zich dat u de contractuele boete heeft verbeurd. De boete bedraagt € 20.000,- per overtreding. De hiervoor genoemde handelingen leiden tot tenminste 6 overtredingen (3 overtreding concurrentiebeding, 2 x overtreding relatiebeding en (tenminste) 1 x overtreding geheimhoudingsbeding). U bent derhalve aan cliënte een boete verschuldigd van € 120.000,-.
Namens cliënte sommeer ik u om uiterlijk binnen drie dagen na heden een bedrag van € 120.000,- aan cliënte te voldoen. (…)’

3.De vordering

3.1.
Repa vordert dat de kantonrechter [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ieder veroordeelt tot betaling van € 120.000,-.
3.2.
Repa legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gehouden zijn de in de hun arbeidsovereenkomsten overeengekomen bedingen op het gebied van concurrentie, relaties en geheimhouding na te leven. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn echter na hun vertrek naar ARP actief geworden in exact dezelfde branche als Repa. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn Repa gaan beconcurreren, hebben relaties van Repa benaderd c.q. daarmee contact gehad en zij hebben bedrijfsgeheimen van Repa aan derden verschaft. Hiermee hebben zij in strijd gehandeld met de overeengekomen concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbedingen en hebben zij de contractuele boetes (van € 20.000,- per overtreding) verbeurd. Het gaat om tenminste zes overtredingen: 3 maal overtreding concurrentiebeding; 2 maal overtreding relatiebeding en tenminste 1 maal overtreding geheimhoudingsbeding. De boete bedraagt derhalve € 120.000,- per persoon.
3.3.
Repa heeft per brief van 7 maart 2019 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanspraak gemaakt op de verbeurde boete. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn echter niet tot betaling over gegaan.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten de vordering. Zij voeren beiden, kort samengevat, het volgende aan.
4.2.
Repa had geen bezwaar tegen het voorgenomen vertrek van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] naar ARP. Repa was bekend met de activiteiten van ARP; [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben ook aan Repa meegedeeld dat ARP actief is op het gebied van transportbanden. Door te verklaren geen bezwaar te hebben heeft Repa toestemming gegeven om bij ARP in dienst te treden en kan geen sprake zijn van een schending van het concurrentiebeding.
4.3.
ARP bestelt transportbanden en gebruikt deze, maar biedt geen op zich zelf staande transportbanden aan. ARP richt ook zich op een andere markt en andere bedrijfsactiviteiten. ARP is voorts geen concurrent maar een klant van Repa. Ook daarom is er geen sprake van dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] Repa beconcurreren.
4.4.
Evenmin is sprake van schending van het relatiebeding. Er zijn geen zakelijke contacten gelegd met de Chinese leverancier. Bovendien leidt een redelijke uitleg van het relatiebeding er toe dat alleen afnemers van Repa onder de reikwijdte van het beding vallen. Het beding is dus niet van toepassing op leveranciers van Repa, zoals de Chinese leverancier.
4.5.
Ten aanzien van de De Regt Conveyor Systems geldt dat dit geen zakelijk contact van Repa is in de periode 31 mei 2017 tot 31 mei 2018, zodat De Regt Coneyor Systems niet onder de werking van het relatiebeding valt. Bovendien handelt De Regt Conveyor Systems niet in conveyors of trommels en is het uiteindelijk niet tot het plaatsen van orders gekomen.
4.6.
Ook het geheimhoudingsbeding is niet geschonden. Het doorsturen van de Powerpointpresentatie was een vergissing van [ZZ] , de Franse agent, en is gebeurd op diens initiatief. In de presentatie is geen bedrijfsgevoelige informatie van Repa opgenomen. Er is daarom ook geen sprake van een schending van het geheimhoudingsbeding.
4.7.
Voor het geval tot het oordeel gekomen wordt dat er wel sprake is van overtredingen dan geldt dat het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen boetebeding nietig is vanwege strijd met artikel 7:651 lid 2 BW. Het beding laat immers de mogelijkheid open dat de werkgever naast de boete, de volledige schadevergoeding kan vorderen.
4.8.
Voor het geval geoordeeld wordt dat het boetebeding in stand blijft, dan dienen de boetes gematigd te worden. De hoogte van de boete is excessief; [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ondertussen niet meer werkzaam voor ARP; zij zijn erg geschrokken; er is geen aantoonbare schade; het inkomen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is niet hoog en het zou onredelijk zijn om de boete niet te matigen omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun arbeidsovereenkomsten met Repa hebben opgezegd vanwege een verstoorde arbeidsrelatie.
4.9.
Tot slot voeren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan dat de stukken die door Repa bij akte van 12 november 2020 in het geding zijn gebracht, zijn verkregen door diefstal en inbraak. De stukken zijn daarmee onrechtmatig verkregen en kunnen niet tot bewijs dienen.

5.De beoordeling

5.1.
Repa vordert een bedrag aan verbeurde boetes van € 120.000,- van zowel [gedaagde 2] als [gedaagde 1] . Repa legt daaraan ten grondslag dat er sprake is geweest van drie overtredingen van het non-concurrentiebeding; twee overtredingen van het relatiebeding en eenmaal een overtreding van het geheimhoudingsbeding. De vorderingen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gegrond op nagenoeg hetzelfde feitencomplex en de verweren van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn nagenoeg identiek, zodat de vorderingen en de verweren hierna gezamenlijk behandeld zullen worden.
Nietigheid boetebeding
5.2.
Het meest verstrekkende verweer is dat het boetebeding nietig is omdat erin is bepaald dat de werknemer bij overtreding een boete is verschuldigd, ‘onverminderd het recht van de werkgever om volledige schadevergoeding te vorderen’. Dit is naar mening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in strijd met art. 7:651 lid 2 BW. De kantonrechter volgt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hierin niet. Een redelijk uitleg van artikel 7:651 lid 2 BW brengt mee dat die bepaling een werkgever verbiedt om én een boete én schadevergoeding te vorderen, maar niet meebrengt dat het beding geheel nietig is. Op grond van artikel 3:41 BW is er alleen grond om nietigheid van het beding aan te nemen in het geval de werkgever zowel een boete als schadevergoeding vordert. Het beding kan in stand blijven voor het geval alleen schadevergoeding
ofeen boete gevorderd wordt. Repa heeft een keuze gemaakt; zij vordert alleen een boete per overtreding. Het beding kan dus in stand blijven.
Onrechtmatig verkregen bewijs
5.3.
Vervolgens is de toelaatbaarheid van de door Repa bij akte van 12 november 2020 overgelegde bewijsstukken / producties aan de orde. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren aan dat die stukken als onrechtmatig verkregen bewijs buiten beschouwing moeten worden gelaten. Repa heeft van haar kant de onrechtmatigheid van het bewijs betwist; zij stelt de stukken verkregen te hebben van ARP, de nieuwe werkgever van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Dat is niet onrechtmatig volgens Repa. De kantonrechter overweegt dat de discussie over de vraag hoe de stukken in handen van Repa zijn gekomen niet relevant is. Ook indien Repa de WhatsApp-berichten en stukken op onrechtmatige wijze heeft verkregen, kunnen deze namelijk als bewijs worden gebruikt in deze procedure. Onrechtmatige verkrijging van bewijs betekent niet per definitie dat het gebruik van dit bewijs ontoelaatbaar is in een gerechtelijke procedure. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, waarbij in het bijzonder een afweging moet worden gemaakt tussen enerzijds de ernst van de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, en anderzijds de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend.
5.4.
Door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat door kennisname van de WhatsApp-berichten er sprake is geweest van een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Het gaat hier immers om zakelijke communicatie. Het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, weegt zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs.
Overtreding non-concurrentiebeding
5.5.
Het non-concurrentiebeding is geschonden doordat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , zoals de kantonrechter de stellingen van Repa begrijpt, vanuit het dienstverband met hun nieuwe werkgever ARP, concurrerende werkzaamheden verrichten.
5.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dit. Zij voeren aan dat Repa met het nieuwe dienstverband heeft ingestemd en dat Repa wist dat de producten die Repa levert onderdeel uitmaken van de installaties die ARP verkoopt. Daarnaast biedt ARP losse onderdelen aan bij projecten die reeds geleverd zijn en onderhoud nodig hebben. Dit laatste is door Repa niet betwist.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op het voorgaande, Repa er vanuit kon gaan dat bovengenoemde activiteiten door werknemers zouden worden uitgevoerd, zonder dat zij relaties van werkgever daarvoor zouden benaderen.
5.8.
Dat betekent dat Repa werkzaamheden ten aanzien van verkoop van losse onderdelen als trommels, rollen en banden niet had te duchten. Zover reikte de toestemming van Repa dus niet.
5.9.
Repa heeft met betrekking tot de overtreding van het concurrentiebeding drie gedragingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan haar vordering ten grondslag gelegd: (1) een bezoek aan FLSmidt Denemarken in september 2018; (2) zakelijke contacten met FLS Wadgassen en (3) zakelijke contacten met Q-tech. Hieronder zal beoordeeld worden of deze gedragingen overtredingen van het concurrentiebeding opleveren.
FLSmidth
5.10.
Vaststaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in september 2018 op bezoek zijn gegaan bij FLSmidth in Denemarken en een prijslijst hebben verstrekt. Dit nadat [gedaagde 2] en [gedaagde 1] de prijzen voor die producten in een WhatsApp-bericht van (productie 1D bij akte overlegging producties) aan dhr. [AA] , toen werkzaam bij Repa, hebben gevraagd:
‘Kun je mij de inkoopprijzen voor de RE tracks voor FLS geven standaard breedte 650 tot 1400’. Waarop dhr. [AA] als volgt heeft geantwoord:
‘Dit type is van ETRHB Relizane Fls no. 131177124
800 rmb3733 vk778€
1000 rmb4129 vk944€
1200 rmb4841 vk947€
1400 rmb4930 vk1068€
1600 rmb5128 vk1068€
(…)’
5.11.
In de als productie 1E overgelegde prijslijst van ARP Engineering aan FLSmidth is – onder meer – het volgende opgenomen:
Price list for RE-Tracks
800 (…) € 735,27
1000 (…) € 791,55
1200 (…) € 952,71
1400 (…) € 990,13
1600 (…) € 1.057,00
5.12.
Niet betwist is dat deze prijslijst, met daarop prijzen die net onder die van Repa liggen, is toegezonden aan FLSmidth. Naar het oordeel van de kantonrechter levert het toezenden van een prijslijst aan FLSmidth een overtreding van het concurrentiebeding op. Die prijslijst heeft immers betrekking op losse onderdelen, terwijl activiteiten gericht op het leveren daarvan volgens het concurrentiebeding niet zijn toegestaan. Daarbij komt dat er met gebruik making van de kennis over prijzen van Repa er per onderdeel steeds iets goedkoper is geoffreerd. Dat het niet tot een levering heeft geleid doet daar niet aan af.
FLS Wadgassen
5.13.
Ook ten aanzien van FLS Wadgassen staat vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] prijsopgaves en offertes hebben verstrekt. Uit de als productie 2a overgelegde e-mail d.d. 1 februari 2019 blijkt dat [gedaagde 1] aan SDMY Conveyor vraagt om een opgave van prijzen voor een offerte. De stelling van Repa dat dit een prijsopgave betreft bestemd om verwerkt te worden in een offerte aan FLS Wadgassen is niet weersproken. Daarmee staat vast dat ook ten aanzien van FLS Wadgassen het concurrentiebeding is overtreden. Dat de vennootschap FLS Wadgassen is opgegaan in de vennootschap Koch, hetgeen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als verweer aanvoeren, maakt dat niet anders.
Q-tech
5.14.
Inzake Q-tech heeft [gedaagde 2] erkend dat hij daarmee zakelijk contact heeft gehad waaruit een order voor ARP is voortgevloeid. Hij heeft daarover echter aangevoerd dat Q-tech zelf contact heeft opgenomen met [gedaagde 2] omdat zij door Repa in de problemen was gekomen door vertraging in de levertijden, zodat tegen die achtergrond de levering aan Q-tech geen schending van het concurrentiebeding oplevert. De kantonrechter volgt [gedaagde 2] hierin niet. Ook het onderhouden van zakelijke contacten en leveren aan klanten van Repa met het oogmerk deze uit de brand te helpen op het gebied van te halen levertijden, valt onder de reikwijdte van het verbod om Repa concurrentie aan te doen.
5.15.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat hij niet betrokken is geweest bij de contacten met en leveringen aan Q-tech. Repa heeft daar op de zitting tegen ingebracht dat de overgelegde e-mail van 24 juli 2018 van Q-tech aan [gedaagde 2] , ook in cc gericht is aan [gedaagde 1] , zodat [gedaagde 1] wel betrokken moet zijn geweest. [gedaagde 1] heeft op die stelling niet meer gereageerd, zodat als onvoldoende gemotiveerd betwist komt vast te staan dat [gedaagde 1] hierbij betrokken was.
5.16.
Met het voorgaande is komen vast te staan dat sprake is van drie overtredingen van het concurrentiebeding. De overige gestelde overtredingen behoeven geen bespreking meer.
Overtreding relatiebeding
5.17.
Repa legt aan de vordering voorts ten grondslag dat sprake is van twee schendingen van het relatiebeding en stelt dat die schendingen onder meer blijken uit het bezoek aan leverancier China Conveyor (C&Y China) in China door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in juni 2018 en het zakelijk contact dat is gelegd met De Regt Conveyor Systems in de periode augustus 2018 tot en met februari 2019.
C&Y China
5.18.
Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] contact hebben gezocht met C&Y China en daar ook naar toe zijn gevlogen, is niet betwist. Zij voeren echter ten eerste aan dat C&Y China een leverancier van Repa is en dat een leverancier niet als relatie in de zin van het relatiebeding gezien moet worden. Dat standpunt volgt de kantonrechter niet. Ook een relatie van een werkgever die geen afnemer is maar leverancier, valt onder de reikwijdte van het beding. Immers een werkgever kan goede prijzen hebben bedongen bij de leverancier. Met kennis van die prijzen kan een ex-werknemer zijn voordeel doen indien hij zelf bij de leverancier goederen bestelt en daarmee een concurrentievoordeel van de werkgever teniet doen.
5.19.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben voorts aangevoerd dat er met de C&Y China geen zakelijk contact is onderhouden. Dit verweer wordt in het licht van de overgelegde e-mailcorrespondentie, met name de e-mail van 28 januari 2019 aan ‘ [BB] ’ van C&Y China, overgelegd als productie 9 bij akte overlegging producties van Repa, als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Uit deze correspondentie blijkt genoegzaam dat er contacten zijn gelegd met een zakelijk karakter. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben overigens ook niet uiteengezet met welk ander doel de contacten gelegd zouden zijn. Ook hier is het niet van belang dat uiteindelijk geen overeenkomst tot stand is gekomen, zoals [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanvoeren.
De Regt Conveyor Systems
5.20.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben aanvankelijk betwist dat De Regt Conveyor Systems een relatie betrof omdat Repa daarmee gedurende de referteperiode (31 mei 2017 tot 31 mei 2018) geen zaken heeft gedaan. Echter, uit de (ongenummerde) producties van de kant van Repa overgelegd achter het tabblad ‘De Regt’ bij conclusie van repliek blijkt dat De Regt Conveyor Systems in de referteperiode orders bij Repa heeft geplaatst en dus als een relatie in de zin van het beding gezien moet worden.
5.21.
Uit de e-mails overgelegd als productie 2 en 3 bij dagvaarding blijkt overigens dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zakelijk contact hebben gehad met De Regt Conveyor Systems over levering van trommels en rollen, zodat het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat zij niet met De Regt in contact zijn getreden over de levering van rollen en trommels wordt verworpen.
5.22.
Dat ARP uiteindelijk geen order heeft ontvangen van De Regt, doet niet af aan de schending van het relatiebeding.
5.23.
De overige gestelde schendingen behoeven geen bespreking nu hiermee de twee gestelde schendingen van het relatiebeding genoegzaam zijn komen vast te staan.
Geheimhoudingsbeding
5.24.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van de stelling van Repa dat er bedrijfsgevoelige informatie aan derden is verstrekt, heeft Repa onvoldoende gesteld om tot een schending van de geheimhoudingsverplichting te komen. De opmerking van Repa dat op de foto’s in de Powerpointpresentatie bedrijfsgevoelige informatie is te zien is, zonder nadere toelichting, onvoldoende.
5.25.
Nu vaststaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het concurrentie/relatiebeding 5 maal hebben overtreden is de daarop gestelde boete van in totaal € 100.000,- in beginsel verbeurd.
Beroep op matiging boete
5.26.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een beroep gedaan op matiging van de aan het beding verbonden boetes aan de hand van artikel 6:94 BW.
5.27.
De kantonrechter overweegt dat de bevoegdheid tot matiging terughoudend gehanteerd moet worden; matiging is mogelijk ‘indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist’. Hiervan is sprake als onverkorte toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden zal leiden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat.
5.28.
De kantonrechter ziet aanleiding de boete te matigen tot € 50.000,-. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking de hoogte van het salaris wat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij Repa verdienden en de niet-betwiste stelling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat hun inkomen ook nu niet hoog is. Verder is van belang dat Repa niet heeft met stukken of anderszins heeft onderbouwd dat zij door de schending van de concurrentie- en relatiebeding directe en aantoonbare schade heeft geleden. De kantonrechter ziet geen aanleiding tot verdere matiging omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] willens en wetens het concurrentie/relatiebeding hebben overschreden. Daarvan blijkt alleen al uit de toon en inhoud van diverse e-mails en Whatsapp-berichten waarin zij zich zeer bewust tonen van het ontoelaatbare karakter van hun handelen – bijvoorbeeld de Whatsapp-berichten tussen [gedaagde 2] en [AA] waarin gesuggereerd wordt met betrekking tot dhr. [YY] , directeur van Repa, ‘een hitman uit Moldavië in te schakelen’. Dit bericht mag scherts of cynisch zijn, het geeft wel aan dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] heel goed wisten waar zij mee bezig waren.
5.29.
Het voorgaande betekent zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] zullen worden veroordeeld een boete van € 50.000,- aan Repa te betalen.
5.30.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd zodat deze eveneens toewijsbaar is.
5.31.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan Repa van € 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 september 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Repa van € 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 september 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Repa tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 167,04
griffierecht € 972,00
salaris gemachtigde € 2.244,00
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter