ECLI:NL:RBNHO:2021:8577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8690489 \ WM VERZ 20-793
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie voor negeren rood licht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het negeren van een rood verkeerslicht. De zaak is behandeld in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Betrokkene had een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 8 januari 2021 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant in het dossier beoordeeld, waarin werd vermeld dat het verkeerslicht ongeveer 15 seconden op rood stond toen betrokkene het negeerde. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging waarvoor de sanctie was opgelegd, daadwerkelijk had plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden geen aanleiding gaven om de boete te vernietigen of te matigen. De kantonrechter benadrukte dat van elke weggebruiker verwacht mag worden dat hij tijdig reageert op verkeerssituaties. Aangezien betrokkene niet tijdig had gereageerd op het rode verkeerslicht, werd de boete als terecht opgelegd beschouwd. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard, maar het beroep tegen de boete zelf werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8690489 \ WM VERZ 20-793
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 8 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Op verzoek van de rechtbank heeft betrokkene laten weten dat hij/zij niet naar de zitting wil komen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De officier van justitie heeft aangegeven dat niet meer te achterhalen is of aan betrokkene de gevraagde stukken daadwerkelijk zijn verzonden. Dat betekent dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd. Nu de beslissing van de officier van justitie wordt vernietigd, moet de kantonrechter beoordelen of de boete terecht is opgelegd.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: Ik had direct zicht op het verkeerslicht en zag dat deze ongeveer 15,00 seconden op rood stond op het moment dat betrokkene dit licht negeerde en zijn weg vervolgde.(…)”
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de administratieve sanctie is opgelegd, is begaan. De verbalisant heeft verklaard dat het verkeerslicht al 15,0 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat betrokkene dit licht negeerde. Daaruit blijkt dat sprake is geweest van niet stoppen voor rood licht bij een verkeerslicht. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden geven de kantonrechter geen aanleiding de opgelegde beschikking te vernietigen dan wel te matigen. De kantonrechter stelt voorop dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij zich dusdanige gedraagt dat hij tijdig kan reageren op een naderende verkeerssituatie. Dat betrokkene niet tijdig heeft kunnen anticiperen op het rood uitstralend verkeerslicht, is dan ook een omstandigheid die voor rekening en risico van betrokkene komt. De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene beroept zich tevens op de omstandigheden waaronder de staandehouding heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft niet aangegeven wat de verklaring dan was bij de staandehouding. Voor klachten over het optreden van de verbalisant bestaat een aparte klachtenprocedure. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: