ECLI:NL:RBNHO:2021:8557

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
8649830 \ WM VERZ 20-710
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens geslotenverklaring in het verkeer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld in Alkmaar, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten en de ingediende stukken.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete was opgelegd op basis van een foto die met een flitspaal was gemaakt, waarop het voertuig van de betrokkene zichtbaar was, maar niet het verkeersbord dat de geslotenverklaring aangaf. De officier van justitie had echter aanvullende schouwfoto's overgelegd die aantoonden dat het bord ten tijde van de gedraging aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene verantwoordelijk was voor het opmerken van verkeersborden en dat het niet zichtbaar zijn van het bord niet voldoende was om de boete te vernietigen.

De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en deze beslissing vernietigd, maar het beroep tegen de boete ongegrond verklaard. Ook het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat de beschikking niet werd vernietigd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van weggebruikers om attent te zijn op verkeersborden en de noodzaak om adequaat te reageren op verkeerssituaties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8649830 \ WM VERZ 20-710
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 8 januari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Boete.nu (M.J.M. Bergers)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Met betrekking tot het bord en het ontbreken ervan op de foto
In het toepasselijke beleidskader ten aanzien van de digitale handhaving door de gemeente van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het Beleidskader) staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd.
Het niet zichtbaar zijn van het bord op de foto kan op andere wijze worden ondervangen. Dat is hier het geval.
Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie twee processen-verbaal van bevindingen overgelegd aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar van 8 juli 2019 en 29 augustus 2019. Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst. Nu de beslissing van de officier van justitie met de overlegging van de schouwgegevens pas in beroep deugdelijk is gemotiveerd, zal de kantonrechter die beslissing vernietigen.
Gedraging wordt betwist
De kantonrechter stelt voorop dat van weggebruikers oplettendheid op verkeersborden mag worden verwacht. In het kader daarvan is het aan de weggebruiker om diens rijgedrag, waaronder de snelheid, zodanig aan te passen dat verkeersborden niet alleen tijdig worden waargenomen, maar dat ook kennis kan worden genomen van de inhoud daarvan. Dat de betrokkene de borden niet heeft opgemerkt, dan wel vanwege zijn snelheid de informatie op deze borden niet tot zich heeft kunnen nemen, komt dan ook voor zijn rekening. Het is aan de betrokkene om te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. Dat het bord niet zichtbaar was vanwege een groot object is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Gemachtigde van betrokkene doet tevens een beroep op de vernietiging van andere zaken. Echter, licht de gemachtigde van betrokkene dit niet nader toe, zodat de kantonrechter aan dit verweer voorbij gaat. Omdat de boete terecht is opgelegd, zal de kantonrechter de inleidende beschikking in stand laten.
Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt dus ongegrond verklaard.
Proceskostenvergoeding
Gemachtigde van betrokkene heeft tevens verzocht om een proceskostenvergoeding. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2019 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2019:3197) moet het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen. De beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt namelijk niet vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: