5.3De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat naar aanleiding van de vordering en het onderzoek ter terechtzitting voldoende aannemelijk is dat [betrokkene] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van het hiervoor genoemde onder 1 bewezenverklaarde feit, alsmede van andere strafbare feiten. Dit voordeel moet hem worden ontnomen.
De rechtbank grondt dit oordeel op de feiten en omstandigheden die in de ontnemingsrapportage en de daarbij behorende bijlagen zijn opgenomen.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In de ontnemingsrapportage is over de periode 1 mei 2013 tot 19 januari 2017 door de financiële recherche de volgende berekening gemaakt van het verkregen voordeel.
Opbrengst (ontvangen van benadeelden) € 328.044,24
Af: Betaling aan [medebetrokkene] € 6.750,00
Reiskosten € 1.330,00
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 319.964,24
Bespreking van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verweren
Zaak 9, [benadeelde 1]
De rechtbank volgt niet de berekening in de ontnemingsrapportage. Uit de aangifte en bijlage 2 bij de ontnemingsrapportage volgt dat door [benadeelde 1] vijf keer geldbedragen zijn overgemaakt naar een Rabobankrekening van de veroordeelde (totaal € 9.074,50) in verband met de aankoop van grond. Daarnaast volgt uit bijlage 2 bij de ontnemingsrapportage dat door [benadeelde 1] een bedrag van € 995,- zou zijn overgemaakt naar de bankrekening op naam van [bedrijf 1] , een bankrekening toebehorend aan veroordeelde. Uit het dossier volgt echter dat [benadeelde 1] dit bedrag niet heeft overgemaakt, maar in plaats daarvan een bedrag van € 880,- contant (zonder btw) aan [betrokkene] heeft overhandigd. De rechtbank gaat bij het schatten van het genoten voordeel van dit laatste bedrag uit. Dit brengt de totale opbrengst met betrekking tot zaak 9 op een bedrag van € 9.074,50 + € 880 = € 9.954,50.
Zaak 16, [benadeelde 2]
In de onderliggende strafzaak is de veroordeelde vrijgesproken van de oplichting van [benadeelde 2] (zaak 16). In de ontnemingsrapportage is met betrekking tot deze zaak een opbrengst voor de veroordeelde berekend van € 27.000,-, zijnde het bedrag waarvoor [benadeelde 2] door [betrokkene] zou zijn opgelicht. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 27.000,- in mindering brengen op het geschatte door de veroordeelde genoten voordeel.
Daarnaast betekent deze partiële vrijspraak dat de door de veroordeelde gemaakte reiskosten, zoals die de ontnemingsrapportage zijn berekend aan de hand van het aantal benadeelden, moeten worden verminderd. In plaats van 28 benadeelden moet er vanuit worden gegaan dat 27 benadeelden zijn bezocht. De reiskosten kunnen dan worden vastgesteld op een bedrag van 27 (benadeelden) x 250 kilometer x € 0,19 cent = € 1.282,50.
Zaken 25 tot en met 28
De raadsvrouw heeft bepleit om de in de ontnemingsrapportage vermelde zaken 25 tot en met 28 waarmee een bedrag van in totaal € 30.875,- gemoeid zou zijn, niet mee te nemen in de berekening van het voordeel. Het gaat om zaken waarin geen aangifte is gedaan en het dossier bevat volgens de raadsvrouw onvoldoende aanwijzingen dat het gaat om strafbare feiten door de veroordeelde begaan.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat op grond van de feiten en omstandigheden zoals opgenomen in de ontnemingsrapportage sprake is van voldoende aanwijzingen dat de personen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] op soortgelijke wijze zijn opgelicht door de veroordeelde en dat hij als gevolg daarvan voordeel heeft genoten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van zaak 25 ( [benadeelde 3] ) volgt uit de ontnemingsrapportage dat deze persoon in de periode augustus 2014 tot en met oktober 2015 zeven keer geldbedragen (totaal € 15.985,-) heeft overgemaakt naar de bankrekening van de veroordeelde. Uit het proces-verbaal financieel onderzoek volgt dat verbalisant Wonder op 1 maart 2017 telefonisch contact heeft gehad met [benadeelde 3] . In dat telefoongesprek heeft zij meegedeeld dat zij destijds inderdaad geldbedragen per bankrekening had overgemaakt naar de bankrekening van de veroordeelde in verband met de aankoop van gronden, welke zouden dienen als grondbelegging. Tevens gaf zij aan af te zien van een aangifte aangezien zij haar geld er toch niet mee terug kreeg en zij in de toekomst niet steeds aan deze oplichting herinnerd wilde worden bij de vervolging van veroordeelde (proces-verbaal van financieel onderzoek van 7 maart 2017, p. 6-7).
In zaak 26 heeft [benadeelde 4] op 30 september 2016 een bedrag van € 2.000,- overgemaakt op een bankrekening ten name van de veroordeelde. De omschrijving van deze overboeking vermeldt
" [benadeelde 4] HANK GRON BREUKELEN KADESTRAAL 051".
In zaak 27 heeft [benadeelde 5] op 4 augustus 2014 een bedrag van € 2.890,- overgemaakt op een bankrekening ten name van de veroordeelde. De omschrijving van deze overboeking vermeldt
" [benadeelde 5] - exploitatiekosten t.a.v. grondaankoop".
Naar het oordeel van de rechtbank valt hieruit genoegzaam af te leiden dat de betrokken personen genoemde geldbedragen hebben betaald aan de veroordeelde in het kader van de aankoop van grond die nooit geleverd is. In dit verband acht de rechtbank van belang dat in de omschrijving bij de overboekingen staat vermeld
“gron (de rechtbank begrijpt: grond) Breukelen”en
“grondaankoop”, dat een perceel grond in Breukelen veelvuldig voorkomt in diverse in de strafzaak bewezen oplichtingszaken en dat de betalingen zijn gedaan in een periode dat de veroordeelde zich stelselmatig aan oplichting heeft schuldig gemaakt en die oplichtingen steeds betrekking hebben gehad op de aankoop van grond door particulieren. Daarbij komt dat betrokkene ook niet heeft aangegeven of onderbouwd waarop de door hem ontvangen betalingen in zijn visie dan wel betrekking zouden hebben.
In zaak 28 heeft [benadeelde 6] op 1 juni 2016 een bedrag van € 10.000,- contant betaald aan de veroordeelde. Uit Whatsapp-berichten tussen de veroordeelde en een derde valt op te maken dat de veroordeelde aangeeft dat er bij een klant langs moeten worden gegaan om geld op te halen. Deze klant wordt door de veroordeelde [naam 1] genoemd en woont aan de [adres 2] (p. 1722-1726 van de ontnemingsrapportage). Uit onderzoek in de basisregistratie personen (BRP) blijkt dat [benadeelde 6] woonachtig is aan [adres 2] . Ook wordt in die gesprekken aangegeven dat gezegd moet worden dat men van Zadelhoff Vastgoed is of grondbemiddelaar. [benadeelde 6] heeft telefonisch aan het onderzoeksteam doorgegeven dat zij € 10.000,- contant heeft betaald aan [betrokkene] en dat zij geen aangifte (de rechtbank begrijpt: van oplichting) heeft gedaan, omdat zij dacht dat [bedrijf 2] , een bedrijf in grondbemiddeling en voormalig werkgever van de veroordeelde, dat zou doen.
Vorderingen benadeelde partijen in mindering op het voordeel
De raadsvrouw heeft verzocht de in de onderliggende strafzaak toe te wijzen vorderingen van benadeelde partijen in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel en de op te leggen betalingsverplichting. Zij beroept zich daarbij op artikel 36e, negende lid, Sr.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Op grond van artikel 36e, negende lid, Sr wordt - kort gezegd - bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen alsmede betalingsverplichtingen aan de Staat in het kader van de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) voor zover die zijn voldaan, daarop in mindering gebracht. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat iemand hetzelfde wederrechtelijk verkregen voordeel meermalen zou moeten terugbetalen. Vaststaat echter dat ter zake van de in de strafzaak bij afzonderlijk vonnis van heden toegekende vorderingen van benadeelde partijen nog niet onherroepelijk is beslist en dat deze vorderingen ook nog niet zijn voldaan. Daarmee bestaat er voor de rechtbank op dit moment geen verplichting om de in strafzaak toegewezen vorderingen in mindering te brengen. De rechtbank ziet daartoe in dit geval ook geen aanleiding. Indien het strafvonnis onherroepelijk wordt dan wel de veroordeelde de vorderingen heeft voldaan, kan hij op grond van de in artikel 6:6:26, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voorziene procedure zich tot de strafrechter wenden met het verzoek het vastgestelde bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel te wijzigen.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de volgende schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengst (ontvangen van benadeelden) € 300.929,24
Af: Betalingen aan [medebetrokkene] € 6.750,00
Reiskosten € 1.282,50
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 292.896,74