ECLI:NL:RBNHO:2021:8520

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
15.313168.20; 15.285080.20, 15.069740.21, 15.162107.21 (ttz gev) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor afpersing, bedreiging en mishandeling met werkstraf en voorwaardelijke jeugddetentie

Op 6 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, bedreiging en mishandeling. De zaak betreft een reeks incidenten waarbij de verdachte, samen met anderen, geweld heeft gebruikt om goederen van leeftijdsgenoten af te persen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 december 2020 een medeleerling heeft bedreigd met een mes, en op 31 oktober 2020 een andere leerling heeft gedwongen zijn airpods af te geven. Daarnaast zijn er meerdere bedreigingen en mishandelingen gepleegd in de periode van maart 2020 tot februari 2021. De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de wettelijk vertegenwoordigers van de verdachte aansprakelijk zijn gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15.313168.20; 15.285080.20, 15.069740.21, 15.162107.21 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 6 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 23 september 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. F. Weijnen, van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Duin, advocaat te Hoorn, en van wat de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Amsterdam naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] en van wat namens [benadeelde partij 6] naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 15.313168.20ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Hoorn [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes voor voornoemde [benadeelde partij 1] te staan en/of met een mes in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] te zwaaien en/of voornoemde [benadeelde partij 1] (daarbij) de woorden toe te voegen: "ga zitten op je knieën en zeg dat je een mietje bent", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Hoorn, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
3
hij op of omstreeks 31 oktober 2020 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en/of (het bijbehorend) doosje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , door die [benadeelde partij 2] (dreigend) de woorden toe te voegen
-“geef me je airpods en/of het doosjes of ik shenk je”
4
hij op of omstreeks 21 november 2020 te Hoorn [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door tegen het been van voornoemde [benadeelde partij 3] een mes te houden en/of (dreigend) de woorden toe te voegen "als je hier nog één keer komt steek ik je dood", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
5
hij op of omstreeks 8 februari 2021 te Hoorn blikjes drinken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 15.285080.20ten laste gelegd dat:
1. hierna: 6)
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak chips en/of een zak skittles, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 4] of aan, door:
- een mes te richten op/in de richting van die [benadeelde partij 4] en/of
- (hierbij) te zeggen dat die [benadeelde partij 4] niet weg moest rennen en/of
- (hierbij) een steekbeweing te maken met een mes en/of
- (op vragen van die [benadeelde partij 4] ) te zeggen: 'geef maar wat je hebt, het zijn zware tijden, je weet hoe het gaat' en/of
- die [benadeelde partij 4] om een zak skittles en/of chips te vragen;
2 ( hierna: 7)
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Hoorn, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een vouwmes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
3 ( hierna: 8)
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Hoorn, [benadeelde partij 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 5] een mes te tonen en te zeggen 'ga remmen, ga remmen';
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 15.069740.21ten laste gelegd dat:
(hierna: 9)
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec openlijk, te weten, op de [straat] en/of op het plein achter de ' [snackbar] ', in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 6] door die [benadeelde partij 6] :
- éénmaal of meermalen dreigend de woorden toe te voegen 'ik kan een shank (op je) trekken', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (op zijn rug te springen en vervolgens) éénmaal of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen het gezicht, althans het (achter)hoofd te slaan en/of stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec [benadeelde partij 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [benadeelde partij 6] éénmaal of meermalen dreigend de woorden toe te voegen 'ik kan een shank (op je) trekken', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 15.162107-21ten laste gelegd dat:
1. hierna: 10)
hij, op of omstreeks 27 februari 2021 te Hoorn [benadeelde partij 7] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 7] op het hoofd en/of het gelaat te slaan;
2 ( hierna: 11)
hij, op of omstreeks 27 februari 2021 te Hoorn [benadeelde partij 7] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 7] meerdere keren, althans een keer, tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle (primair) tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 6 (parketnummer:
15.285080.20), heeft de officier van justitie verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de handeling achter het derde gedachtestreepje, te weten ‘het maken van een steekbeweging met een mes’.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 3, het medeplegen van afpersing van [benadeelde partij 2] op 31 oktober 2020. Vast staat dat verdachte ten tijde van de afpersing in dezelfde trein zat als aangever, maar buiten de verklaring van aangever is er naar mening van de raadsman geen ander bewijs dat aangever onder bedreiging zijn airpods aan verdachte moest afgeven. Uit het feit dat verdachte op camerabeelden in de trein is te zien met airpods, kan niet worden afgeleid dat dit de airpods van aangever zijn, nu verdachte heeft verklaard dat hij zelf ook airpods bij zich had.
Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, dient subsidiair in ieder geval vrijspraak te volgen van ‘medeplegen’ omdat niet is gebleken van enige samenwerking tussen verdachte en de twee andere jongens die volgens aangever in de buurt stonden op het moment dat hij zijn airpods zou hebben moeten afgeven.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 6, het medeplegen van afpersing van [benadeelde partij 4] op 15 maart 2020
,op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van de tenlastegelegde geweldshandelingen. Verdachte erkent dat hij naast de aangevers heeft gefietst, maar hij ontkent geweld te hebben gepleegd of te hebben gedreigd. Nu de verklaring van aangever wat betreft het geweld en de bedreiging met geweld niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van “het maken van een steekbeweging met een mes”, omdat de aangever, die hier als enige over heeft verklaard, spreekt van een beweging die hij niet goed kan omschrijven en niet van een steekbeweging.
De raadsman heeft verder verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 9 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij 6] op 7 augustus 2020, nu verdachte dit feit ontkent en er ook verder onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht. Er is voldoende bewijs dat verdachte heeft geroepen ‘ik kan een shank op je trekken’, maar dit is gebeurd voorafgaande aan de openlijke geweldpleging en moet volgens de raadsman gezien worden als een losstaand incident.
Ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 9 subsidiair ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Tot slot heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de onder 10 en 11 ten laste gelegde mishandelingen van [benadeelde partij 7] op 27 februari 2021. Verdachte ontkent de mishandelingen en hij weet ook niet of hij op de betreffende dag op de plaats delict is geweest. Er zitten stills in het dossier waarop een persoon achterop een fiets te zien is die door verbalisanten wordt herkend als zijnde verdachte. Onduidelijk is echter waar deze beelden zijn opgenomen, op welke dag en op welk tijdstip, waardoor deze beelden niet kunnen bijdragen tot het bewijs. Ten slotte is verdachte drieënhalve maand na het incident door aangever herkend in een videoclip. De vraag is hoe betrouwbaar deze herkenning is gelet op het tijdsverloop, en bovendien blijkt niet op grond van welke specifieke kenmerken aangever verdachte herkent. Dat verdachte dreadlocks heeft onderscheidt hem mogelijk van andere jongens, maar in dit geval wordt er teveel bewijswaarde gehecht aan de dreadlocks van verdachte.
Ten aanzien van de overige feiten die aan verdachte worden verweten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 3(afpersing van [benadeelde partij 2] op 31 oktober 2020)
Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde
medeplegenvan afpersing.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de twee andere personen die zich tijdens de afpersing van de Airpods in de buurt van verdachte en de aangever in de trein bevonden, een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan de afpersing. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, die nodig is voor een bewezenverklaring van medeplegen, kan derhalve niet gesproken worden.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 primair, 10 en 11 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverwegingen
Feit 2(voorhanden hebben boksbeugel)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het tasje waarin de boksbeugel door de politie is aangetroffen, had geleend en dat hij niet wist dat er een boksbeugel in zat. Verdachte heeft desgevraagd gezegd wel in het tasje te hebben gekeken en er een zakje hasj uitgehaald te hebben maar de boksbeugel daarbij niet te hebben opgemerkt.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, mede ook gelet op de door verdachte eerder op 10 december 2020 bij de politie afgelegde verklaring, waarin hij meerdere keren aangeeft dat het tasje van hem is. Hij verklaart daarbij specifiek over de inhoud van het tasje dat het een rommeltje was en dat de in het tasje aangetroffen hasj van een vriend is, wat hij nog weg had zullen brengen. In het tasje is bovendien een oude telefoon van de moeder van verdachte aangetroffen, alsmede een goudkleurig horloge wat later aan verdachte is teruggegeven. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank aannemelijk dat het tasje toebehoorde aan verdachte. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte ter terechtzitting daarom terzijde en gaat uit van zijn verklaring bij de politie waarin hij verder verklaart dat er geen mes in zijn tasje zat maar wel een boksbeugel die hij van een vriend had gekregen. Verdachte wist derhalve dat er een boksbeugel in het tasje zat en kon daar ook over beschikken.
Feit 3(afpersing van [benadeelde partij 2] op 31 oktober 2020)
In de onderhavige zaak doet zich de situatie voor dat alleen uit de aangifte blijkt dat verdachte aangever heeft bedreigd waardoor deze zich gedwongen voelde zijn airpods met doosje aan verdachte af te geven. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige (in dit geval de aangifte). Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Dit betekent echter niet dat er voor ieder onderdeel van de tenlastelegging meer bewijs moet zijn dan de verklaring van één getuige. Op grond van vaste rechtspraak kan een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs opleveren. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [benadeelde partij 2] op 31 oktober 2020 en zijn aanvullende verklaring op 14 januari 2021, voldoende steun vinden in de verklaring van verdachte dat hij op het tijdstip dat de afpersing plaatsvond ook in de trein aanwezig was en in de camerabeelden waarop verdachte kort na het incident is te zien met een klein wit doosje in zijn hand.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, dat hij die dag de airpods van zijn broer bij zich zou had acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank heeft hierbij mede gelet op de wisselende verklaringen die hij op dit punt zowel ter terechtzitting, als eerder bij de politie heeft afgelegd, alsmede op het feit dat verdachte niet aannemelijk heeft kunnen maken hoe hij ter terechtzitting, inmiddels bijna een jaar later, ineens weet dat hij op 31 oktober 2020 de airpods van zijn broer bij zich had.
De rechtbank is er op basis van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen van overtuigd dat verdachte het tenlastegelegde op de hierna omschreven wijze heeft begaan.
De rechtbank ziet zich gesterkt in die overtuiging doordat het agressieve gedrag en de bedreigingen zoals die zijn geuit door de dader, sterke overeenkomsten vertonen met de gedragingen van verdachte zoals die als een rode draad uit het gehele strafdossier naar voren komen, zoals het dreigen met: “ik shank je”.
Feit 6(medeplegen van afpersing van [benadeelde partij 4] op 15 maart 2020)
Uit de bewijsmiddelen zoals genoemd in de bijlage volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de afpersing van [benadeelde partij 4] . De verklaring van verdachte dat hij niets heeft gedaan en dat zijn medeverdachte het feit heeft gepleegd, wordt weerlegd door de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen.
Hoewel niet alle geweldshandelingen uit de tenlastelegging dubbel zijn belegd, vinden de bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank wel over en weer bevestiging in elkaar.
De verklaring van aangever vindt, ook wat betreft de geweldshandelingen, voldoende steun in de andere bewijsmiddelen, zodat ook hier is voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv.
Feiten 10 en 11(mishandeling van [benadeelde partij 7] op 27 februari 2021)
De rechtbank acht tot slot wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [benadeelde partij 7] twee keer heeft mishandeld. De verklaring van verdachte dat hij niet bij de [supermarkt] supermarkt in [plaats] is geweest rond het tijdstip van de (tweede) mishandeling, wordt weerlegd door de camerabeelden die ter terechtzitting zijn getoond. De rechtbank heeft ter terechtzitting vastgesteld dat de beelden zijn opgenomen door de beveiligingscamera in de omgeving van de [supermarkt] supermarkt gelegen aan de [straat] te [plaats] op 27 februari 2021, rond het tijdstip van de tweede mishandeling. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat de tijdsaanduiding van de beelden zoals vastgelegd in de bestandsnaam van de camerabeelden gezien moet worden in het licht van het tijdsverschil vanwege de zomer en wintertijd.
Van deze camerabeelden zijn twee stills gemaakt, die deel uitmaken van het dossier. Verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting herkend als passagier achterop een fiets op één van deze stills. Op deze still is ook het bord zichtbaar van de [supermarkt] supermarkt in de nabijheid waarvan de tweede mishandeling zich heeft afgespeeld.
Verder is verdachte door aangever herkend op een foto die aangever drie maanden later op sociale media heeft gevonden. Aangever herkent daarop niet alleen verdachte maar ook de jongen bij wie verdachte achterop de fiets zat. Aangever heeft in zijn aangifte bij de politie een duidelijk signalement gegeven van verdachte en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan deze herkenning te twijfelen, ook al is dit enkele maanden na de mishandeling.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 , 6, 7, 8, 9 primair, 10 en 11 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
(parketnummer 15.313168.20)
1
hij op 10 december 2020 te Hoorn [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes voor voornoemde [benadeelde partij 1] te staan en met dat mes in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] te zwaaien en voornoemde [benadeelde partij 1] daarbij de woorden toe te voegen: "ga zitten op je knieën en zeg dat je een mietje bent";
2
hij op 10 december 2020 te Hoorn, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 31 oktober 2020 te Alkmaar, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en het bijbehorend doosje, die toebehoordenaan [benadeelde partij 2] , door die [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toe te voegen: “geef me je airpods of ik shenk je”;
4
hij op 21 november 2020 te Hoorn [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door tegen het been van voornoemde [benadeelde partij 3] een mes te houden en hem dreigend de woorden toe te voegen "als je hier nog één keer komt steek ik je dood";
5
hij op 8 februari 2021 te Hoorn blikjes drinken, die aan de [supermarkt] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(parketnummer 15.285080.20)
6
hij op 15 maart 2020 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een zak chips en een zak skittles, toebehorende aan die [benadeelde partij 4] , door:
- een mes te richten op die [benadeelde partij 4] en
- hierbij te zeggen dat die [benadeelde partij 4] niet weg moest rennen en
- te zeggen: 'geef maar wat je hebt, het zijn zware tijden, je weet hoe het gaat' en
- die [benadeelde partij 4] om een zak skittles enchips te vragen;
7
hij op 15 maart 2020 te Hoorn, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een vouwmes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
8
hij op 15 maart 2020 te Hoorn, [benadeelde partij 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij 5] een mes te tonen en te zeggen 'ga remmen, ga remmen';
(parketnummer 15.069740.21)
9
hij op 7 augustus 2020 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec openlijk, te weten, op de [straat] en op het plein achter de ' [snackbar] ', in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij 6] , door die [benadeelde partij 6] :
- meermalen dreigend de woorden toe te voegen 'ik kan een shank (op je) trekken', en
- op zijn rug te springen en met gebalde vuist tegen het hoofd te stompen;
(parketnummer 15.162107-21)
10
hij op 27 februari 2021 te Hoorn [benadeelde partij 7] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 7] op het hoofd te slaan;
11
hij op 27 februari 2021 te Hoorn [benadeelde partij 7] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 7] tegen het hoofd en het lichaam te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Uit het verhandelde op de terechtzitting blijkt dat verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad.
Wat aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Feit 3:
afpersing
Feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 5:
diefstal
Feit 6: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 7: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 8: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 9 primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Feiten 10 en 11 telkens: mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, met uitzondering van de vrijheidsbeperkende maatregel omdat niet duidelijk is in welk juridisch kader dit zou moeten plaatsvinden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf wordt opgelegd van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, zijn achtergebleven sociaal-emotionele ontwikkeling en met het feit dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. Er zijn inmiddels 18 maanden verstreken sinds de oudste feiten zijn gepleegd, terwijl het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht juist met zich meebrengt dat zaken snel moeten worden afgedaan. Het is een gemiste kans dat dit niet is gebeurd, zeker gelet op de zeer jonge leeftijd van verdachte.
De raadsman vindt een voorwaardelijke jeugddetentie passend, maar is bang dat verdachte overvraagd wordt wanneer hij een werkstraf van 180 uur moet verrichten. Er worden veel bijzondere voorwaarden geadviseerd en het nakomen daarvan moet niet onder druk komen te staan door de uit te voeren werkstraf. De nadruk moet liggen op de behandeling en begeleiding van verdachte en de raadsman is van mening dat een werkstraf van maximaal 90 uren voldoende is om verdachte de consequenties te laten voelen van zijn gedrag.
De raadsman heeft zich gerefereerd wat betreft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een reeks strafbare feiten, voornamelijk gepleegd in zijn woonplaats [plaats] . Hij heeft ondanks zijn jonge leeftijd ernstige geweldsdelicten gepleegd door diverse leeftijdsgenoten maar ook oudere jongeren te bedreigen, mishandelen en af te persen.
Uit het dossier volgt dat verdachte telkens de confrontatie opzocht en zich vervolgens agressief en bedreigend opstelde tegenover de slachtoffers. Verdachte heeft meerdere keren gebruik gemaakt van een mes om zijn bedreigingen kracht bij te zetten, wat voor de slachtoffers extra bedreigend is geweest. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte, wanneer ontkennen geen zin heeft, de schuld bij anderen legt omdat zij hem zouden hebben bedreigd, beledigd of uitgedaagd. Het is zorgelijk dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en evenmin lijkt te kunnen invoelen welke impact zijn gedrag heeft op de slachtoffers. Voor de slachtoffers waren de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte beangstigende en bedreigende ervaringen, waar zij nog steeds last van hebben. Bovendien leiden dit soort feiten, omdat zij in het openbaar zijn gepleegd, ook tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en in dit geval met name in de gemeente Hoorn en omgeving. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en mishandelingen, terwijl hij kort daarvoor door de rechter-commissaris was geschorst uit de voorlopige hechtenis. Hij heeft daarmee de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden overtreden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 augustus 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld
- de over verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapportages van 15 februari 2021 en 27 augustus 2021, van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog;
- de over verdachte uitgebrachte (advies)rapportages, gedateerd 21 april 2021 en 6 september 2021, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
- een evaluatierapport van de Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), afdeling jeugdreclassering, gedateerd 9 september 2021, uitgebracht door [naam] .
Uit de (aanvullende) Pro Justitia rapportage blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een nog jonge sociaal-emotionele ontwikkeling, waarbij hij in sterke mate afhankelijk is van sturing van volwassenen. Verdachte is slechts in beperkte mate zelf in staat zijn gedrag te sturen, de gevolgen van zijn gedrag op langere termijn te overzien of na te denken over
zijn eigen gedachten, gevoelens en motieven en die van anderen. Zijn ego-ontwikkeling is
in beperkte mate op gang gekomen. Er is sprake van een discrepantie tussen zijn leef-
tijdsadequate cognitieve ontwikkeling en zijn kinderlijke en niet-leeftijdsadequate sociaal-
emotionele ontwikkeling. In 2018 is bij verdachte de diagnose ‘normoverschrijdende gedragsstoornis’ vastgesteld en deze diagnose wordt in het huidige psychologisch onderzoek bevestigd.
Vanuit deze stoornis is verdachte verminderd in staat zich te houden aan algemeen geldende normen en regels en daarbij de belangen van anderen te respecteren. Hij kan dat alleen doen in situaties waarin hij directe sturing krijgt vanuit anderen die hij respecteert, bijvoorbeeld in de thuissituatie. Buitenshuis, in zijn vrije tijd en op school
is er in veel mindere mate sturing van zijn gedrag door volwassenen of verdachte onttrekt zich hieraan. De vastgestelde gedragsstoornis en de vertraagd verlopen ego-ontwikkeling hebben ten tijde van het ten laste gelegde een rol gespeeld en verdachte beperkt in het maken van keuzes. Geadviseerd wordt om dientengevolge verdachte het tenlastegelegde in licht verminderde mate toe te rekenen.
In de rapportage wordt verder aangegeven dat er bij verdachte sprake is van een hardnekkig patroon van normoverschrijdende gedragingen, waarbij eerdere hulpverlening onvoldoende effect heeft gehad.
Zonder de inzet van hulp, toezicht en begeleiding wordt het risico op herhaling van het plegen van feiten als de onderhavige als hoog ingeschat. Met de inzet van gerichte hulp kan het recidiverisico worden verminderd en zijn er aanknopingspunten om de bedreigde ontwikkeling van verdachte bij te sturen.
Geadviseerd wordt om in de begeleiding en behandeling van verdachte te kiezen voor een
combinatie van een aanpak gericht op verdachte zelf en op het gezinssysteem, waarbij zowel zijn vader als zijn moeder begeleid worden. Verdachte heeft veel structuur nodig en een actief dag- en weekprogramma. Het grensoverschrijdende en antisociale gedrag van verdachte kan door gerichte forensische behandelinterventies worden beïnvloed.
Hierbij wordt gedacht aan De Waag of een soortgelijke instelling.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een Jeugdreclasseringsmaatregel op te leggen waarbij hij verplicht wordt om zich aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering te houden, ook als deze aanwijzingen inhouden het meewerken aan intensieve begeleiding en behandeling vanuit De Forensische Zorgspecialisten/De Waag.
Uit de rapportages van de Raad blijkt dat de zorgen over het gedrag van verdachte de afgelopen jaren steeds zijn toegenomen. Sinds de schorsing van verdachte in december 2020 is de jeugdreclassering bij hem betrokken maar de van daaruit ingezette behandeling en begeleiding hebben tot op heden echter geen langdurige of blijvende verbetering laten zien. Verdachte lijkt nauwelijks lijdensdruk te ervaren en wekt de indruk dat hij niet bang is voor de eventuele consequenties die het overtreden van de schorsende voorwaarden met zich mee kunnen brengen. De kans op herhaling wordt ook door de Raad als hoog ingeschat en de Raad is bang dat als er niet fors wordt ingegrepen het risico op verder afglijden van verdachte groot is. De Raad schaart zich achter het advies van de psycholoog tot behandeling omdat dit vanuit pedagogisch oogpunt gezien het beste aansluit bij verdachte en het daarnaast belangrijk is dat aan verdachte een straf wordt opgelegd als consequentie van zijn gedrag. Alles overwegend acht de Raad daarom een deels voorwaardelijke en een deels onvoorwaardelijke straf het meest passend. De Raad vindt het van belang dat verdachte daarbij voor een periode van zes maanden wordt begeleid door de jeugdreclassering in het kader van ITB-Harde Kern. Een strak strafrechtelijk kader, waarin hij direct de consequenties ervaart, waarbij de lijnen kort zijn en verdachte geen ruimte krijgt om zijn eigen regels te bepalen wordt noodzakelijk geacht. Gelet op zijn nog jonge leeftijd zal de komende tijd moeten worden ingezet op het teweeg brengen van een gedragsverandering, nu het nog mogelijk is om te voorkomen dat verdachte straks niets anders rest dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie, een Gedragsbeïnvloedende Maatregel of een Plaatsing in een Inrichting voor jeugdigen.
Uit het evaluatierapport van 9 september 2021 van de Jeugdbescherming over het verloop van de schorsing van de voorlopige hechtenis blijkt dat er sprake is van een goede samenwerking met verdachte. Hij is goed in contact met de gezinsmanager en komt de afspraken met zijn IPA-coach na. Verdachte is in het nieuwe schooljaar naar [school] in [plaats] gegaan en laat daar een gemotiveerde houding zien. Ook heeft hij laten zien dat hij zich, met steun van zijn moeder, een half jaar aan de avondklok heeft kunnen houden. Verdachte is aangemeld voor een Forensisch Ambulante Systeem Therapie bij de Waag, maar het is nog niet bekend wanneer verdachte (en het gezin) hiermee kunnen starten. Een zorg is echter dat er incidenten naar voren blijven komen waarbij verdachte betrokken, althans aanwezig, blijkt te zijn. De meldingen van deze incidenten komen naar voren tijdens het Top X overleg van de gemeente [gemeente] waar verdachte ook wordt besproken.
Een toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering wordt passend geacht met daarbij bijzondere voorwaarden. Het is duidelijk dat verdachte baat heeft bij structuur en duidelijkheid en dat het van belang is dat hij snel de consequenties ervaart van zijn daden.
Ter zitting is het advies namens de Raad toegelicht. Er zijn grote zorgen om verdachte en het is jammer dat de behandeling die nodig is voor een gedragsverandering nog niet is gestart.
Het is belangrijk dat verdachte meewerkt aan de bijzondere voorwaarden waaronder de behandeling bij De Waag en mede daarom is een flinke stok achter de deur nodig in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie. Verzocht wordt om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast wordt een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd. De Raad ziet geen aanleiding om aan verdachte een contactverbod op te leggen. Oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel vindt de Raad wel nodig, zodat verdachte, wanneer hij de voorwaarden overtreedt, even vast komt te zitten. Dit ‘lik op stuk’ beleid is belangrijk voor verdachte en het zal in overleg met de jeugdreclassering moeten plaatsvinden.
conclusie van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank enerzijds gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anderzijds heeft de rechtbank, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld, zijn jonge leeftijd en het advies van de deskundige om verdachte de bewezenverklaarde feiten in licht verminderde mate toe te rekenen. Ook wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zich in het kader van strenge schorsingsvoorwaarden het afgelopen half jaar onder meer heeft gehouden aan een avondklok, waardoor zijn vrijheid aanzienlijk is ingeperkt. De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts ten voordele van verdachte meegewogen dat een deel van de feiten waarvoor verdachte terecht staat dateert van geruime tijd geleden en dat voor de feiten in de zaak met parketnummer 15.285080.20 de redelijke termijn is geschonden. Juist voor deze verdachte, die er volgens de rapporteurs veel baat bij heeft dat hij direct de gevolgen ondervindt van zijn gedrag, is het zeer onwenselijk dat hij zich nu nog moet verantwoorden voor feiten die gepleegd zijn in maart 2020.
Gezien de ernst en de veelheid van feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank acht op grond van het voorgaande een jeugddetentie van 3 maanden passend en geboden. Vanwege het belang dat verdachte meewerkt aan een intensieve behandeling bij de Waag en aan de andere noodzakelijk geachte bijzondere voorwaarden, zal de rechtbank deze straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank hoopt dat deze voorwaardelijke straf verdachte extra motiveert om de bijzondere voorwaarden na te leven, maar ook dat het hem helpt om in de toekomst geen strafbare feiten meer te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte door het verrichten van een werkstraf de directe gevolgen ondervindt van zijn strafbare gedragingen. De rechtbank ziet aanleiding om een lagere werkstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat verdachte zich volledig kan gaan richten op zijn behandeling, de begeleiding door de coach, zijn schoolgang en het voetbal. Door oplegging van een hoger aantal uren is de kans aanwezig dat verdachte overvraagd wordt en mede daardoor zijn motivatie om aan de bijzondere voorwaarden mee te werken verliest.
Een meldplicht bij de jeugdreclassering is onderdeel van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank ziet evenals de officier van justitie geen rechtsgrond om deze meldplicht in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zoals geadviseerd door de Raad.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over verdachte uitgebrachte rapportages en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Vordering [benadeelde partij 6] (feit 9)
[wettelijk vertegenwoordiger] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon, het slachtoffer [benadeelde partij 6] een vordering tot schadevergoeding van € 370,60 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 170,60) en immateriële schade (€ 200,-) die hij als gevolg van het onder 9 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, met de hoofdelijkheidsclausule en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering vanwege de door hem bepleite vrijspraak. Ook bij een bewezenverklaring van dit feit kan de benadeelde partij -aldus de raadsman- niet in de vordering worden ontvangen. De gevorderde materiële schade heeft betrekking op reis- en advocatenkosten die zijn gemaakt in verband met de strafzaak waarin de benadeelde partij als verdachte is gehoord en de gestelde immateriële schadevergoeding, die blijkens de toelichting ziet op psychische schade, is niet met concrete stukken onderbouwd.
Bovendien blijkt deze schade met name te zijn veroorzaakt door het plaatsen van een foto van het slachtoffer op sociale media en daar heeft verdachte geen aandeel in gehad.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor zover deze ziet op materiële schade dient te worden afgewezen. Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit kosten betreffen die zijn gemaakt in verband met een verdenking tegen [benadeelde partij 6] , waardoor het rechtstreeks verband tussen de gevorderde materiële schade en de onder 9 primair bewezenverklaarde openlijke geweldpleging ontbreekt.
Ten aanzien van de immateriële schade komt de rechtbank vergoeding tot een bedrag van
€ 150,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de benadeelde partij na het incident slecht heeft geslapen en zich nog steeds onveilig voelt op straat omdat hij bang is de personen die hem op straat hebben aangevallen, tegen te komen.
De rechtbank heeft aanleiding gezien de vordering op dit punt iets te matigen nu de door de benadeelde geleden schade deels het gevolg lijkt te zijn van andere gedragingen dan waarvoor verdachte blijkens onderhavig vonnis is veroordeeld.
Omdat verdachte ten tijde van het onder 9 primair bewezenverklaarde strafbare feit de leeftijd van 14 jaren nog niet had bereikt, zijn op grond van de artikelen 6:164 en 6:169 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 51g, lid 4 Sv de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde strafbare feit. Als aansprakelijke partij dienen de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte daarom aan de benadeelde partij een schadevergoeding te betalen van in totaal € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De wettelijk vertegenwoordigers van verdachte worden tevens veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.
7.2.
Vordering [benadeelde partij 7] (feiten 10 en 11)
[wettelijk vertegenwoordiger] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon, het slachtoffer [benadeelde partij 7] , een vordering tot schadevergoeding van € 1.075,- ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 500,-) en immateriële schade (€ 575,-) die haar zoon als gevolg van de onder 10 en 11 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van het bedrag van € 575,- wegens geleden immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering met betrekking tot de materiële schade omdat deze schade (nog) niet vast staat en bovendien niet met stukken is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft matiging verzocht van de gevorderde immateriële schade. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade stelt de raadsman dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat deze schade onvoldoende concreet is en bovendien niet is onderbouwd met stukken van de tandarts en/of de zorgverzekering.
Om te kunnen vaststellen wat de werkelijke schade is, is nadere bewijsvoering noodzakelijk, wat de onderhavige procedure onevenredig zou belasten. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade komt de rechtbank een bedrag van € 400,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag tevens acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare zaken als vergoeding wordt toegekend.
Omdat verdachte ten tijde van de onder 10 en 11 bewezenverklaarde strafbare feiten de leeftijd van 14 jaren nog niet had bereikt, zijn op grond van de artikelen 6:164 en 6:169 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 51g, lid 4 Wetboek van Strafvordering de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde strafbare feit. Als aansprakelijke partij dienen de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte daarom aan de benadeelde partij een schadevergoeding te betalen van in totaal € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De wettelijk vertegenwoordigers van verdachte worden tevens veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van de wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 285, 300, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5
(parketnummer 15.313168.20), 6, 7, 8
(parketnummer 15.285080.20),9 primair
(parketnummer 15.069740.21), 10 en 11 (
parketnummer 15.162107.21), ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
- zich meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), afdeling
jeugdreclassering en zich daarna gedurende de proeftijd en op de door de jeugdreclassering
te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die
instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het reclasseringstoezicht vanuit de jeugdreclassering, waarvan hij de eerste
zes maanden van de proeftijd zal meewerken aan ITB Harde Kern, uitgevoerd door de
gecertificeerde instelling;
- meewerkt aan een behandeling van IFA of De Waag, danwel een soortgelijke instelling;
- mee blijft werken aan de begeleiding door de coach vanuit IPA;
- onderwijs volgt conform het lesrooster;
- conform de afspraken op voetbaltraining en bij voetbalwedstrijden verschijnt en deze
invulling van zijn vrije tijd weet te behouden.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte verder tot het verrichten van
100 (honderd) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht, in totaal 12 uren.
(gedeeltelijke) toewijzing vordering benadeelde partij [benadeelde partij 6] .
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 6] , te betalen een bedrag van € 150,- (
zegge: honderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte in zoverre zullen zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering voor zover deze vordering ziet op de immateriële schade.
Wijst af de vordering voor de materiële schade.
(gedeeltelijke) toewijzing vordering benadeelde partij [benadeelde partij 7] .
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 7] , te betalen een bedrag van € 400,- (
zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering.
beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. G. Drenth en mr. E.K.A. van den Bos, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M. Woudman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2021.
Mr. Van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 1
(bedreiging [benadeelde partij 1] op 10 december 2020)en 5
(winkeldiefstal)sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen en zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] namens [benadeelde partij 1] op 10 december 2020 (procesdossier pagina’s 11 t/m 13);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige] van 12 december 2020 (procesdossier pagina’s 47 t/m 50).
Ten aanzien van feit 5:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [supermarkt] op 8 februari 2021 (procesdossier pagina’s 205 en 206);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige
[getuige] van 8 februari 2021 (procesdossier pagina’s 220 en 221).
Ten aanzien van feit 2 (voorhanden hebben boksbeugel)
Een proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 10 december 2020 (dossierpagina 31). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op 10 december 2020 bevond ik mij op de openbare weg [openbare weg] te Hoorn. Aldaar zag ik een groepje van 3 jongens fietsen. Ik zag dat één van deze 3 jongens de mij ambtshalve bekende [verdachte] was. Ik zag dat hij een rugtas en een schoudertasje bij zich had zwart/wit van kleur. Ik zag dat hij dit schoudertasje aan één van zijn vriendjes wilde afgeven, maar dit heb ik weten te voorkomen.
De inhoud van de rugtas en het schoudertasje is later aan het bureau onderzocht. (…)
Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, gedateerd 13 december 2020, (dossierpagina 23). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op 10 december 2020 is bij de insluitingsfouillering van de verdachte [verdachte] onder andere een zwart gekleurd voorwerp aangetroffen. Het voorwerp betreft een van 'hard kunststof' vervaardigd handwapen, bestaande uit vier omsluitende ringen, om de vingers door te steken. Derhalve betreft het een boksbeugel.
De boksbeugel staat genoemd in artikel 2, categorie 1 onder 3 van de Wet wapen en munitie, waarvan een verbod is neergelegd in artikel 13 lid 1 van de Wet wapens en munitie strafbaar is gesteld in artikel 55 lid 1 van deze wet. De boksbeugel kan in geen enkele omstandigheid worden aanvaard. Enige ontheffing of vrijstelling voor dit wapen zoals in de Wet wapens en munitie is omschreven is derhalve niet van toepassing.
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Een proces-verbaal van verhoor (dossierpagina’s 64 t/m 69). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 10 december 2020 door verdachte ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afgelegde verklaring:
(…)
V: [naam] heeft verklaard dat jij op hem afrende en toen het mes weer tevoorschijn haalde en voor hem ging staan. Het mes haalde jij uit een Louis Vuitton tasje.
A: Tijdens mijn aanhouding op 10 december 2020 had ik dat tasje wel bij me maar er zat geen mes in.
V: Wat zat er wel in dat tasje?
A: Een boksbeugel. Die had ik van [naam] . Die had ik later gekregen toen we langs zijn huis waren geweest. Eigenlijk was die van [naam] . Daar ben ik mee opgepakt.
(…)
V: Wat waren jullie van plan te doen met die boksbeugel?
A: Ik had het gewoon bij me.
(…)
V: Er is bij jou ook hasj aangetroffen. Hoe kom je daar aan?
A: Dat zit in mijn Louis tasje en dat is echt een rommeltje. Ik moest dat samen een keertje met een vriend naar een andere vriend brengen. Daardoor zat het nog in mijn tasje.
Ten aanzien van feit 3 (afpersing in de trein op 31 oktober 2020)
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2021 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Het klopt dat ik op 31 oktober 2020 in de trein naar Hoorn zat waarin ook de aangever zat. Ik heb mijzelf herkend op de foto’s van de camerabeelden die in het dossier zitten.
Een proces-verbaal van aangifte, gedateerd 31 oktober 2020 (dossierpagina’s 92 t/m 95). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 31 oktober 2020 door aangever [benadeelde partij 2] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 31 oktober 2020, omstreeks 19:00 uur stapte ik vanaf het perron Alkmaar Noord in de trein richting Schagen. Ik bleef op het balkon staan. Nadat ik was ingestapt zag ik dat er drie jongens de trein in stapten. Eén van de jongens ging voor mij staan en sprak mij aan. Ik hoorde dat hij zei: "Wat moet je?". Ik hoorde dat de jongen zei: "Geef me je airpods." Ik zei "nee". Ik zag dat de jongen toen iets van onder de rechterzijde zijn jas pakte. Ik kon niet zien wat het was. Ik zag dat de jongen het voorwerp vervolgens in zijn rechterhand achter zijn rug hield. Ik hoorde dat de jongen hierbij zei: "Geef me je air pods of ik shank je." Dit is straattaal voor ik steek je. Ik was bang dat de jongen mij zou gaan steken als ik niet mee zou werken en ik heb toen mijn air pods afgeven.
De jongen zei toen dat ik ook het bijbehorende doosje moest geven en dit heb ik toen ook gedaan. (…) Ik kan de jongen als volgt omschrijven:
De jongen die mij aansprak en mij bedreigde noem ik jongen 1:
- man
- ongeveer 15 jaar oud
- donker getinte huidskleur
- ongeveer 1.70m hij was namelijk niet groter dan ik zelf
- dun/slank postuur
- haar: Zwart kleurige dreads tot op zijn schouders met aan de onderzijde een licht gele
verkleuring
- kleding: Hij droeg een kort model jas donker bruin/groen van kleur, een beetje olijfkleurig leek het wel.
Specificatie weggenomen goederen: merk/type Apple Air Pods, kleur wit.
Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, gedateerd 18 januari 2021, (dossierpagina’s 116 t/m 121). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op 13 januari 2021 heb ik de camerabeelden bekeken die waren gevorderd bij de Nederlandse Spoorwegen. Ik heb de relevante camerabeelden opgezocht en deze worden hieronder omschreven. Links boven in het beeld staat de datum en tijd vermeld. De datum begint altijd met 31-10-2020 Sat gevolgd door de tijd.
Op bestand [bestand] zag ik onder andere:
-Om 19.03:21 uur zie ik vijf personen de trap oprennen waarna ze direct uit beeld verdwijnen. (…)
Persoon 4 kan ik als volgt omschrijven.
-Man.
-Getinte huidskleur.
-leeftijd 12 jaar oud.
-Lang bruin rastahaar tot over de schouders.
-Blauw mondkapje onder de kin.
-Groene jas met capuchon met bontkraag.
-Blauwe broek.
-Witte sportschoenen.
Van deze persoon is de identiteit bekend geworden. Ik zal deze persoon verder [verdachte] noemen in dit proces verbaal. Zie foto's 9 en 10.
(…)
Op bestand [bestand] zag ik onder andere:
-Camera [camera] .
-Om 19:15:35 komt [verdachte] rechts in beeld. Hierbij in zijn rechterhand een klein
wit doosje.
Zie foto 21
(…)
Op bestand [bestand] zag ik onder andere:
-Camera [camera] .
-Om 19:18:21 komt [verdachte] rechts onderin in beeld. Hierbij kijkt hij naar de trap
(rechts in beeld) via deze trap ga je naar beneden de trein in.
-Om 19:18:40 uur komt het slachtoffer vanaf die trap aangelopen en verdwijnt links
onderin uit beeld.
-Om 19:23:12 komen [verdachte] en NN5 de trap opgelopen en vervolgens stapt
[verdachte] uit de trein. Hierbij heeft hij in zijn rechterhand een wit doosje vast.
(foto 24) (…)
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer, met fotobijlage, gedateerd 14 januari 2021 (dossierpagina’s 96 t/m 99). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 14 januari 2021 door [benadeelde partij 2] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
V: [benadeelde partij 2] , ik laat je screenshots zien van de camerabeelden van de NS. Ik wil hierbij graag weten wat je per foto ziet. Ik heb de foto's genummerd van 1 tot en met 10.
(...)
V: Wat heeft de persoon bij jou gedaan die op foto 7 staat?
A: Die bedreigde en beroofde mij.
V: Wat zie je op foto 8?
A: Dat is de jongen die mij bedreigde en beroofde.
V: Heb jij verder nog aanvullingen op je aangifte?
A: Toen die jongens door de schuifdeur kwamen maakte die jongen met het rasta haar een slaande beweging en daarna zei hij " Wat moet je" hij liep toen door om daarna terug te komen bij mij.
(…)
V: Maar de jongen met het rastahaar daar ben je zeker van?
A: Ja, absoluut.
Ten aanzien van feit 4 (bedreiging [benadeelde partij 3])
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2021 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik was op 21 november 2020 bij station in Hoorn met vrienden. Eén van ons probeerde chips te pakken van een stel jongens. Er ontstond een soort woordenwisseling tussen de groep van mij en die drie andere jongens.
Een proces-verbaal van aangifte, gedateerd 25 november 2020 (dossierpagina’s 155 t/m 157). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 25 november 2020 door aangever [benadeelde partij 3] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 21 november 2020 omstreeks 22.30 uur stond ik samen met [naam] aan de voorkant van het NS station te Hoorn te wachten op een vriend van ons, [naam] . Ik had poffertjes gekocht. Ik zag dat er drie jongens aankwamen die langs ons liepen en één van de jongens deed net alsof hij een poffertje wilden pakken. Even daarna kwam [naam] bij ons en [naam] ging zijn fiets uit de fietsenstalling pakken. [naam] en ik stonden te wachten voor de fietsenstalling te wachten. Ik zag dat de jongen die even daarvoor net alsof had gedaan om een poffertje te pakken weer bij ons kwam staan. Ik hoorde hem tegen mij zeggen "heb jij cash". Ik zag dat het een donker getinte jongen was. Ik denk dat de jongen Surinaams was. Ik zag dat de jongen dreads had met de uiteinden daarvan geblondeerd. Ik denk dat de dreads op schouderlengte waren. Ik denk dat de jongen ongeveer 12 jaar oud was. Ik zag dat de jongen veel kleiner was dan ik. (…) Ik zag dat [naam] achterna gezeten werd door twee jongens. (…) Ik wilde achter [naam] aanfietsen maar ik werd tegengehouden door de kleine jongen die eerder al om geld had gevraagd. Ik zag dat de jongen naast me stond en ik zag dat hij de bagagedrager vasthield waardoor ik niet weg kon fietsen. Ik zag dat hij een groot mes tegen mijn bovenbeen aanhield. Volgens mij was het handvat zwart met iets roods erin.
Ik denk dat het lemmet tussen de 25 en 30 centimeter lang was. Ik hoorde de jongen zeggen "als je hier nog één keer komt steek ik je dood". (…)
Een proces-verbaal van aangifte/verhoor, gedateerd 24 november 2020 (dossierpagina’s 160 t/m 163). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 24 november 2020 door [naam] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Ik was samen met mijn vriend [benadeelde partij 3] bij het Station te Hoorn. Wij stonden te wachten op onze vriend [naam] . Nadat [naam] was aangekomen stonden wij nog even te praten. (...) Op dat moment kwam er een jongen, waarvan ik de leeftijd schat op 12 a 13 jaar, naar [benadeelde partij 3] en mij en vroeg of wij geld bij ons hadden.
Ik kan deze jongen als volgt omschrijven:
jongen van ca 1.50 lang,
dreadlocks tot halverwege de borst,
leeftijd ca 12 a 13 jaar
lichtbruine huidskleur
doorgestikt Jack in een donkere kleur
(...)
Ik zag dat de jongen, met de dreads, die ook op mij af was gekomen bij [benadeelde partij 3] stond. Ik kon niet horen wat er allemaal precies gezegd werd, ik zag alleen dat deze jongen een mes tegen het been van [benadeelde partij 3] hield en dat hij uiteindelijk dit mes ook weer weg deed waardoor [benadeelde partij 3] naar ons toe kon komen. Ik denk dat ik een soort dolk heb gezien van een geschatte lengte van 30 centimeter.
Ten aanzien van feit 6 (afpersing [benadeelde partij 4] op 15 maart 2020), feit 7 (dragen van een mes) en feit 8: (bedreiging van [benadeelde partij 5] op 15 maart 2020)
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2021 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ik fietste die dag met [medeverdachte 1] die ook wel [naam] wordt genoemd, langs die twee jongens. [medeverdachte 1] zei toen: “kom, we pakken die jongens”. Hij pakte toen een mes. Hij zei dat die jongen moest stoppen. Eén van die jongens fietste weg en toen stonden we tegenover die andere jongen. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] aan die jongen vroeg wat hij in zijn tas had en toen zag hij die chips en skittles. Volgens mij wilde [medeverdachte 1] dat die jongen hem de chips gaf en toen gaf die jongen de chips. [medeverdachte 1] zei toen iets van: “het zijn zware tijden” en toen gaf die jongen de skittles aan mij. Ik had een mes in mijn hand. Ik zag dat [medeverdachte 1] ook een mes in zijn hand had. [medeverdachte 1] had een zwart mes bij zich en ik had een zakmes bij mij.
Een proces-verbaal van aangifte, gedateerd 15 maart 2020 (dossierpagina’s 19 t/m 22). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 maart 2020 door aangever [benadeelde partij 4] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 15 maart 2020 omstreeks 22.00 uur was ik samen met [benadeelde partij 5] aan het chillen ter hoogte van [adres] in Hoorn. (...) Ik had Skittles en chips gekocht bij het BP tankstation. (...) Wij reden over het fietspad terug naar de [straat] . Wij passeerden 5 jongens op het fietspad. Na enkele meters verder gefietst te hebben, merkte [benadeelde partij 5] op dat de 5 jongens achter ons aan fietsten. Ik zag vervolgens dat er een jongen naast ons kwam fietsen. Ik hoorde de jongen zeggen dat wij moesten stoppen. De jongen die naast ons fietste kan ik als volgt omschrijven:
- Licht getint
- Ongeveer 12 jaar oud
- Haardracht: dreadlocks tot halverwege de rug.
- Camouflage jas in de kleuren bruin, donker groen en zwart.
- Donker kleurige broek
- Mountainbike, klein, donker van kleur. (...)
Ik zag dat de jongen met de dreadlocks naast ons bleef fietsen. Ik hoorde hem nogmaals zeggen dat wij moesten stoppen. (...) Ik zag dat de jongen met zijn rechterhand, [benadeelde partij 5] bij zijn linkerhand vast pakte. Ik zag dat [benadeelde partij 5] zijn hand los rukte. Na ongeveer 3 meter verder gefietst te hebben zag ik dat de jongen een mes pakte met zijn rechterhand uit zijn rechter jaszak. Ik zag dat de jongen het mes langs zijn lichaam hield terwijl wij en de jongen bleven doorfietsen. Ik hoorde de jongen nogmaals zeggen dat wij moesten stoppen. Ik bedacht mij op dat moment dat het niet slim was om door te fietsen omdat ik dacht dat de jongen ons mogelijk zou gaan steken als wij doorfietsten. Ik besloot hierop om van de fiets af te stappen. De jongen met de dreadlocks stond op dat moment dicht op mij, ongeveer een halve meter afstand bij mij vandaan. Ik zag dat hij het mes naar mij richtte. Hij deed dit door zijn arm langs zijn lichaam te houden met het mes in mijn richting gericht. Ik hoorde hem zeggen dat ik niet moest wegrennen. Hij maakte hierop een beweging met het mes die ik niet goed kan omschrijven. Ik begreep dat hij mij hiermee duidelijk wilde maken dat hij me zou steken als ik wegrende. Ik voelde mij hierdoor erg bedreigd. Ik zag dat het mes een donker oranje handvat had en dat het snijvlak ongeveer 15 centimeter lang was. Ik zag dat de twee jongens die eerder 4 meter achter ons fietsten, zich ook bij de jongen met de dreads hadden gevoegd. Ik hoorde de jongen met de dreadlocks zeggen dat ik mijn tas af moest doen. Ik zag dat een van de jongens wegliep naar de 2 achter gebleven jongens. Er bleven dus nog 2 jongens bij mij staan.
De tweede jongen die bij mij bleef staan kan ik als volgt omschrijven:
- donker getinte jongen
- ongeveer 13 jaar oud
- brildragend.
- donker blauwe jas met capuchon
- donker kleurige broek
- herenfiets donkerblauw
Ik hoorde de donker getinte jongen het volgende zeggen: "Geef maar wat je hebt, het zijn zware tijden, je weet hoe het gaat". (…) Ik hoorde de jongens aan mij vragen of ze de chips en Skittles mochten hebben. (...)
Een proces-verbaal van aangifte, gedateerd 15 maart 2020 (dossierpagina’s 81 t/m 83). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 maart 2020 door aangever [benadeelde partij 5] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Ik was op 15 maart 2020 samen met [benadeelde partij 4] . In de BP heeft [benadeelde partij 4] een zakje Skittles gekocht.
(...) Op het kruispunt ter hoogte van de [straat] en de [straat] , zag ik een groepje jongeren staan. Ik zag dat deze jongeren achter ons aan kwamen fietsen. Bij het kruispunt met fietspad ter hoogte van de [naam] , zag ik dat een jongen naast mij kwam fietsen.
Ik kan deze jongen als volgt beschrijven:
- Getinte huidskleur, negroïde.
- Ik schat die jongen op ongeveer 1.60 meter groot.
- Hij had lang rasta haar, dit kwam tot over zijn schouders.
- Ik schat die jongen op ongeveer 11 a 12 jaar oud.
- De jongen reed op een crossfiets.
- Hij was donker gekleed.
De jongen herkende ik wel, ik ken hem niet bij naam. Ik hoorde die jongen ineens zeggen heel agressief " Ga remmen, ga remmen". Toen hij dit zei, zag ik dat hij iets roods in zijn handen had. Ik herkende dit als een mes. Ik moet u zeggen dat ik het lemmet niet heb gezien maar aan de vorm van het handvat zag ik dat het een mes was. (…)
Ineens voelde ik dat [benadeelde partij 5] van de fiets af sprong en mij een zet gaf. Omdat ik toen het gevoel kreeg dat het foute boel was, heb ik gelijk mijn vader gebeld. (...)
Toen wij bij [benadeelde partij 5] kwamen zag ik dat de groep jongens om hem heen stond, ik zag dat [benadeelde partij 5] zijn zwarte rugzak in zijn handen hield. (…) Ik hoorde dat één van die jongens ineens schreeuwde: “haal je handen uit je zakken”. Die jongen die dat naar mij schreeuwde, kan ik als volgt beschrijven.
- het was ook een getinte jongen, negroïde,
- hij had een fors postuur.
- ik schat deze jongen op 14 á15 jaar oud.
- hij was iets groter dan die eerste ongeveer 1.70 meter groot.
- hij had een bril op.
- hij had heel kort haar, zwart van kleur.
- hij had een zwarte jas aan. (...)
Ik zei tegen die jongens geef terug wat jullie gepakt hebben. Ik zag dat die jongen met de bril de zak met chips terug gaf aan mij. Ik zei toen: “en die zak met Skittles dan”. Ik hoorde dat die jongen met die bril zei dat hij die niet had maar zijn maatje. Dit bleek dus die jongen met het rasta haar te zijn. Ze gaven mij dus alles terug wat ze gepakt hadden. (...)
Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, gedateerd 15 maart 2020, (dossierpagina’s 23 en 26). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , danwel van een van hen:
Op 15 maart 2020, omstreeks 22.12 uur hoorden wij dat collega's de melding kregen om naar de [straat] in Hoorn te gaan alwaar zojuist iemand was bedreigd met een mes. Aanrijdend hoorden wij zeggen dat het slachtoffer was beroofd door twee jongens met het volgende signalement:
1e verdachte:10-12 jaar oud
rasta-haar
reed op een crossfiets
2e verdachte:donkere jongen
zwarte jas
bril voorzien van zilver montuur
Wij sloegen direct aan op dit signalement in verband met een eerdere melding welke wij deze avond hebben gekregen. Omstreeks 21.00 uur kregen wij de melding dat er in het [park] een vrouwelijke meldster mogelijk was belaagd door een viertal personen. Wij hebben in het park een zoekslag gemaakt naar deze personen en troffen een persoon aan in het park. De jongen gaf zich op te zijn:
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Wij zagen dat [medeverdachte 1] een getinte jongen was welke in een donkere jas gekleed was. Wij zagen dat [medeverdachte 1] een bril droeg voorzien van zilveren montuur. Tijdens het gesprek met [medeverdachte 1] zagen wij een jongen aan komen lopen met aan zijn hand een crossfiets. Wij zagen dat het een getinte jongen betrof, klein van postuur, ongeveer 12 jaar oud, met lang rasta haar. Ik, [verbalisant] , herkende deze persoon ambtshalve als zijnde:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] te [plaats] .
Omdat [verdachte] en [medeverdachte 1] overeenkwamen qua signalement met de verdachten van de straatroof zijn wij in de richting van de [wijk] gereden waar beide personen thuishoren. (...)
Op het fietspad langs de [straat] zagen wij [verdachte] en [medeverdachte 1] met elkaar fietsen in de richting van de [weg] . Hierop hebben wij [verdachte] en [medeverdachte 1] staande gehouden. Wij zagen dat beide personen voldeden aan het signalement welke door de melder van de straatroof is gegeven. Omdat er sprake was van een straatroof waarbij een mes is gebruikt hebben wij beide personen gefouilleerd.
Ik, [verbalisant] , hoorde [verdachte] tijdens de fouillering zeggen: "Ik heb wel een zakmes bij me." Ik heb [verdachte] dit mes laten pakken en zag dat hij een zwart mes betrof met rode vlammen op een kant van het handvat. Ik zag dat het mes een lemmet had van ongeveer 10 centimeter. Het mes is door mij in beslag genomen. Ik, [verbalisant] , heb [medeverdachte 1] gefouilleerd. Ik trof tussen de broeksband van [medeverdachte 1] een foudraal aan met daarin een groot zwart mes. Ik zag dat dit mes een lemmet had van ongeveer 20 centimeter en twee snijkanten had. Het mes is door mij in beslag genomen.
Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, gedateerd 25 mei 2020, (dossierpagina’s 112 t/m 114). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op 25 mei 2020 heb ik een voorwerp onderzocht wat op 15 maart 2020 onder verdachte [verdachte] , geboren te [geboortedatum] te [plaats] , was inbeslaggenomen.
De omstandigheden waaronder het voorwerp (mes) was aangetroffen, was het "dragen" en gebruiken van dit voorwerp op de openbare weg en/of een ander voor het publiek
toegankelijke plaats.
Omschrijving:
soort : vouwmes
merk : Mtech
kleur : zwart met rode vlammen
lengte : 11 centimeter
lemmet: 10 centimeter
Het voorwerp valt niet onder een van de andere categorieën van de Wet wapens en munitie. Van de eventuele uitzonderingsbepalingen in de Wet wapens en munitie en de bijbehorende regelingen was geen sprake.
Wapen : opvouwbaar mes,
Categorie : IV, onder 7e Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 9 primair (openlijke geweldpleging op 7 augustus 2020)
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2021 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
We waren met z’n vieren aan het fietsen en toen werd er door iemand uit mijn groep iets tegen die andere jongens gezegd waardoor er één stopte. Toen wilden ze vechten maar dat is toen niet gebeurd, en toen is [medeverdachte 2] achter dat groepje aangefietst en zijn ze bij de snackbar één op één gaan vechten. Het kan dat er door mij gezegd is “ik kan een shank trekken” maar dat kan ik mij niet herinneren. De naam “ [naam] ” zou wel bij mij kunnen horen.
Een proces-verbaal van aangifte met fotobijlage, gedateerd 15 november 2020 (dossierpagina’s 29 t/m 35). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 15 november 2020 door aangever [benadeelde partij 6] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 7 augustus 2020 fietste ik samen met [naam] , [naam] en [naam] omstreeks 16.30 uur ter hoogte van de [snackbar] snackbar gelegen aan de [adres] . Wij zagen een groepje jongens staan op de stoep ter hoogte van de [snackbar] snackbar. Ik zag dat dit een groepje van vijf jongens was van ongeveer 14 á 15 jaar oud. Ik hoorde dat de jongens iets schreeuwden. Ik zag dat er een jongen naar mij toe kwam. Later ben ik erachter gekomen dat hij uit de [wijk] komt en dat ze hem [naam] noemen. Ik kan deze jongen als volgt omschrijven:
- 1.60 meter lang
- getinte huidskleur
- vermoedelijke afkomst Surinaams/Antilliaans
- geschat 13 jaar oud
- tenger postuur
- zwarte dreadlocks
- blauwe louis Vuitton tasje, soort heuptasje welke hij over zijn borst heen droeg.
Ik hoorde dat hij tegen mij zei: Wat ben je stoer aan het doen?!' Ik zag dat hij vlak voor mij kwam staan. Ik zag dat hij met zijn hand in zijn tasje zat en ik hoorde hem zeggen: 'Ik kan een shenk op je trekken!' Ik zag dat de jongen boos keek en ik hoorde hem wel een keer of tien zeggen: 'Ik kan een shenk op je trekken.' Ik zat op dat moment nog steeds op mijn fiets. Ik zag dat er een jongen uit zijn groepje achter mij kwam staan. Ik ben er later achter gekomen dat hij [medeverdachte 2] uit [plaats] is. Ik droeg mijn rugtas op mijn rug en ik voelde dat [medeverdachte 2] aan mijn tas begon te trekken. Daardoor raakte ik wat meer uit balans en ben ik van mijn fiets afgestapt. Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen: 'Kom vechten dan!' Ik hoorde dat de andere uit hun groepje hem aan het aanmoedigen waren. Ik hoorde roepen: ' [medeverdachte 2] pak hem, [medeverdachte 2] is kanker sterk, kickbokser.' Doordat [medeverdachte 2] tegen mij zei: 'Kom vechten dan' en hij aan mijn tas aan het trekken was, had ik mij omgedraaid in de richting van [medeverdachte 2] . Zijn groepje vrienden inclusief [naam] stonden toen achter mij. Ik zag dat [medeverdachte 2] zijn bril af deed en hoorde hem nogmaals zeggen: 'Kom dan, kom vechten!' (...) Ik zag dat [medeverdachte 2] slaande beweging met gebalde vuisten in mijn richting maakte, ik vond het nu wel genoeg en behoorlijk bedreigend. Daarop heb ik [medeverdachte 2] in een judo houdgreep genomen en de jongen op de grond gelegd. (…) Ik pakte mijn fiets en wilde naar mijn vrienden gaan. Op het moment dat ik weg liep, kwam het voornoemde groepje jongens weer achter mij aan. Ik zag dat [medeverdachte 2] met gebalde vuisten voor mij kwam staan. Ik hoorde dat zijn vrienden hem aanmoedigden, ik hoorde: 'pak hem!' Ik zag en voelde dat hij mij twee keer een vuistslag gaf, één keer links op mijn slaap en een keer op mijn voorhoofd. (...) Ik heb mij hierop verdedigd omdat ik niet meer klappen wilde krijgen. Ik heb een keer terug geslagen om hem van mij weg te houden. (…) Ik voelde dat nu iemand achter op mijn rug sprong en op mijn achterhoofd sloeg. [naam] had deze jongen van mij afgetrokken.(…)
Een proces-verbaal van verhoor, gedateerd 30 december 2020 (dossierpagina’s 85 t/m 87). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 30 december 2020 door [naam] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 7 augustus 2020 rond 16:00 uur fietste ik met [naam] , [naam] en [benadeelde partij 6] naar de [supermarkt] in Bovenkarspel. Wij fietsten in de richting van de snackbar op de hoek. We kwamen een groepje jongens tegen. (…). Er was een jongen bij die achteraf gezien [medeverdachte 2] genaamd was en er was nog één klein rasta mannetje bij.
In totaal vijf personen. Iemand van die groep maakte een opmerking. [benadeelde partij 6] reageerde hier op. (…) Bij de kruising bleven [naam] , [naam] en ik wachten op [benadeelde partij 6] . Ik hoorde op dat moment dat [benadeelde partij 6] tegen dat rasta mannetje aan het praten was. Hij zei tegen [benadeelde partij 6] dat hij stoer deed. [benadeelde partij 6] stond tegen het trottoir aan met zijn fiets tussen zijn benen. Op dat moment greep [medeverdachte 2] [benadeelde partij 6] bij zijn rugtas. [benadeelde partij 6] vond het niet leuk en ik hoorde dat dat rasta mannetje en [medeverdachte 2] tegelijkertijd tegen [benadeelde partij 6] aan het praten waren. Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen: “Kom 1 op 1 dan”. Ik zag dat [benadeelde partij 6] van zijn fiets af stapte en zijn rugtas af deed. Ik zag dat [medeverdachte 2] vervolgens in een soort kickboks houding ging staan. [medeverdachte 2] daagde hem uit en ik zag dat [medeverdachte 2] de eerste was die een of twee stoten gaf in de richting van [benadeelde partij 6] . Vervolgens zag ik dat [benadeelde partij 6] [medeverdachte 2] bij de nek greep en hem naar de grond werkte. (…) Toen zag ik dat [naam] zich begon te mengen met dat gevecht. Ik zag dat [naam] boven op die twee sprong en begon te slaan tegen het hoofd van [benadeelde partij 6] . Vervolgens zag ik dat [naam] weg trok. (…) [benadeelde partij 6] pakte zijn rugtas en fiets en liep samen met ons richting het kruispunt. Ik hoorde dat die Hoornse groep nog wel dingen riepen naar ons. We kwamen inmiddels aan bij de snackbar en iedereen stapte van zijn fiets af. Ik zag toen dat [benadeelde partij 6] en [medeverdachte 2] weer tegenover elkaar stonden. Ik zag dat [benadeelde partij 6] en [medeverdachte 2] beiden alweer in een soort gevechtshouding stonden.
Ik zag dat [medeverdachte 2] een soort schijnbewegingen maakte waarop [benadeelde partij 6] op reageerde en een klap terug gaf aan [medeverdachte 2] . Ook deze tweede keer zag ik dat die [naam] wederom [benadeelde partij 6] besprong van achteren. (…)
Een proces-verbaal van verhoor, gedateerd 13 januari 2021 (dossierpagina’s 90 en 91). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 13 januari 2021 door [naam] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Op 7 augustus 2020 in de middag ging ik samen met [benadeelde partij 6] , [naam] en [naam] naar het winkelcentrum in Bovenkarspel. We reden via de [weg] richting de [straat] Bovenkarspel. Toen we daar heen fietsen kwamen we een groep jongens tegen bij de [snackbar] snackbar. Deze groep bestond uit vijf jongens. Ik hoorde dat deze groep wat naar ons schreeuwde. Ik zag dat [benadeelde partij 6] nog zijn fiets zat en naar die jongens toe ging. Zij begonnen stoer te praten, ik hoorde dat ze zeiden; kom vechten en dat soort dingen.
Degene die dat zei was onder andere een kleine jongen van 12 jaar, getint gelijkend op Surinaams en rasta haar. Achteraf zou hij [naam] genoemd worden. Deze zei wel tien keer tegen [benadeelde partij 6] dat hij wel een shenk zou kunnen trekken. Vervolgens zag ik dat ene [medeverdachte 2] [benadeelde partij 6] van zijn fiets af trok bij zijn rugtas. (…) Ik zag dat die [medeverdachte 2] in een soort gevechtshouding stond met gebalde vuisten. Toen zag ik dat [medeverdachte 2] [benadeelde partij 6] sloeg tegen zijn gezicht. Ik zag dat [benadeelde partij 6] hem toen beet pakte en naar de grond werkte. (…) Ik zag dat [benadeelde partij 6] weer op de fiets stapte en weer naar ons toe wilde gaan. We wilden wegfietsen maar dat groepje kwam weer naar ons toe. Op dat moment zei [medeverdachte 2] wederom dat hij wilde vechten. ? Vervolgens zag ik dat [medeverdachte 2] weer in zo'n gevechtshouding stond met gebalde vuisten. Ik zag dat [medeverdachte 2] [benadeelde partij 6] twee maal in zijn gezicht sloeg. (....) Die jongen met dat rasta haar is eigenlijk het begin van de ruzie en alle ellende.
Ten aanzien van de feiten 10 en 11 (mishandeling van [benadeelde partij 7] op 27 februari 2021)
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 23 september 2021 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
U laat mij een foto zien in het dossier op pag. 30. Dat ben ik achterop de fiets.
De eigen waarnemingen van de rechtbank ter terechtzitting van 23 september 2021
De rechtbank neemt op de door het openbaar ministerie verstrekte en ter terechtzitting afgespeelde beelden waar dat de stills op dossierpagina 25, 29 en 30 van deze vertoonde camerabeelden afkomstig zijn. De rechtbank neemt verder waar dat de beelden op enig moment “ [straat] ” vermelden en dat de bestandsnaam van de beelden een datum (27-02-2021) en een tijdstip (14.30-15.30) bevat.
Een proces-verbaal van aangifte, gedateerd 4 maart 2021 (dossierpagina’s 4 t/m 6). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 4 maart 2021 door aangever [benadeelde partij 7] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
pleegdatum/tijd: 27 februari 2021 tussen 15:30 uur en 16:30 uur.
Ik was samen met vrienden aan het chillen op het basketbalveld naast het Cruijfcourt in de [wijk] , gemeente Hoorn. [naam] en ik gingen een beetje stoeien met elkaar. Ik zag dat er twee jongens op een fiets op het fietspad fietsten. Ik hoorde dat een van de jongens naar ons riep "Gaan jullie nog vechten?” Ik zag dat de jongens stopten en van de fiets stapten. Ik hoorde en zag dat een donkergetinte jongen begon te schelden naar mijn vrienden. Ik hoorde dat de donkergetinte jongen zei: “Dit is mijn blok”. Ik zag dat de andere jongen, een blanke jongen met sproeten, zijn telefoon pakte en iemand ging bellen via facetime. Ik hoorde dat hij zei, ga maar even met deze jongen praten. (…) De donkergetinte jongen liep om mij heen en ging achter mij staan. Ik was nog steeds aan het bellen met de jongens op facetime. Ik voelde een harde klap tegen de onder- en zijkant van mijn rechterkaak. Ik voelde dat dit pijn deed. Door de klap zijn mijn beide voortanden afgebroken. Na de klap zijn de beide jongens weggerend in de richting van de [supermarkt] supermarkt aan de [straat] . (…)
Ik wilde naar huis en dan moet ik langs de [supermarkt] supermarkt. Ik zag dat de twee jongens daar stonden. (…) De donkergetinte jongen die mij geslagen had, pakte mij vast. Hij pakte mij aan mijn rechterbovenarm vast. Terwijl hij mij vast had, kreeg ik klappen van hem. Ik zag dat hij mij probeerde te trappen en hij heeft mij een paar keer in mijn gezicht geslagen. (…)
De donkerkleurige jongen kan ik als volgt omschrijven: circa 12 a 13 jaar, circa 1.55 a 1.60 meter, donker zwart rasta haar met dreadlocks tot over de schouders. Hij droeg een winterjas donker van kleur met een capuchon. De capuchon droeg hij over zijn hoofd maar de dreads kwamen onder zijn capuchon voor zijn gezicht langs.
De blanke jongen: Is circa 12 a 13 jaar en heet [naam] . Hij is blank met sproeten.
Een proces-verbaal van verhoor, gedateerd 21 maart 2021 (dossierpagina’s 13 t/m 15). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 21 maart 2021 door de getuige [getuige] ten overstaan van verbalisant [verbalisant] afgelegde verklaring:
Ik ben op 27 februari 2021 met [benadeelde partij 7] , [naam] en anderen naar het Cruyff court gegaan in de [wijk] . Op een gegeven moment kwamen er twee jongens aangefietst op één fiets. [benadeelde partij 7] en [naam] waren wat aan het stoeien. De twee jongens op de fiets riepen naar ons groepje ''wat doen jullie leuk, ga vechten dan.'' De twee jongens op de fiets kwamen richting onze groep bij het Cruyff court. Ik kan de twee jongens als volgt omschrijven:
(…)
persoon 2:
- manspersoon
- 12/13 jaar oud
- kleiner dan persoon 1. Ongeveer 1.55 meter
- lange haren, schouderlengte - rasta's
- getinte huidskleur
- gewatteerde winterjas met capuchon met bontkraag. Persoon 2 had een capuchon op.
(…) Ik hoorde dat persoon 2 tegen ons zei ''ik ga je echt slaan''. Ik zag dat persoon 1 direct iemand ging facetimen met zijn telefoon. Plotseling zag ik dat persoon 2 op [benadeelde partij 7] afliep en van achteren een klap op zijn kaak gaf. Ik zag dat de voortand van [benadeelde partij 7] afbrak. Ik hoorde persoon 2 veel schelden met kanker. Direct na de klap zag ik dat persoon 2 wegrende in de richting van de [supermarkt] supermarkt. (....)
Toen wij ter hoogte van de parkeerplaats liepen bij de [supermarkt] supermarkt in de [wijk] , zag ik weer de twee jongens staan. (…) Ik zag dat persoon 2 richting [benadeelde partij 7] liep en hem wederom sloeg, maar dit keer op zijn linkerschouder.
Een proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, gedateerd 25 juni 2021, (dossierpagina 31). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op 21 juni 2021 was ik bezig met het onderzoek voorzien van procesnummer 2021044994 (de rechtbank begrijpt: de aangifte van mishandeling van [benadeelde partij 7] op 27 februari 2021). Ik had van de vader van de aangever op 16 juni 2021 via whatsapp een foto ontvangen met de volgende tekst:
''Mijn zoon zijn vriend zag deze foto in een videoclip. Hij stuurde dit toen naar [benadeelde partij 7] . De jongen links met de groene jas is degene die sloeg. De jongen met de gele bodywarmer rechts is de vriend van die jongen.''
Ik, [verbalisant] , herkende de persoon helemaal links op de foto met de dreadlocks ambtshalve als zijnde:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
De persoon helemaal links op de foto met de gele bodywarmer en een kindje op zijn arm, herken ik als zijnde: [naam] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .