In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen Vechtdal Bouwsystemen B.V. wegens gebreken aan een houten tuinhuis dat door Vechtdal is geplaatst in de achtertuin van eiser. Eiser vordert een vervangende schadevergoeding van € 9.248,70, evenals expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft op 6 oktober 2021 geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd wat precies is overeengekomen met Vechtdal en op welke punten Vechtdal tekort is geschoten. Eiser heeft niet voldaan aan zijn stelplicht, waardoor de vordering wordt afgewezen.
Het procesverloop begon met een dagvaarding op 1 oktober 2020, waarna een zitting op 3 september 2021 volgde. Eiser heeft een bouwkundige expert ingeschakeld, ZNEB, die gebreken heeft vastgesteld. Vechtdal heeft ook een deskundige ingeschakeld, maar de kantonrechter oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat Vechtdal in gebreke is gebleven. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en legt de proceskosten bij eiser neer, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Vechtdal's tegenvordering voor vergoeding van deskundigenkosten wordt eveneens afgewezen, omdat Vechtdal niet heeft aangetoond dat het nodig was om een eigen deskundige in te schakelen. De proceskosten voor Vechtdal worden vastgesteld op nihil.