ECLI:NL:RBNHO:2021:8493

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
C/15/314334 / FA RK 21-1378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een man met betrekking tot een minderjarig kind geboren uit een ongehuwde moeder

In deze zaak verzoekt een Nederlandse gehuwde man om gerechtelijke vaststelling van zijn ouderschap van een minderjarig kind, geboren uit een ongehuwde Nigeriaanse moeder. De moeder en het kind verblijven momenteel op Cyprus. De rechtbank dient te beoordelen of het Cypriotische recht van toepassing is, maar komt tot de conclusie dat dit recht in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank sluit aan bij het Nederlandse recht, dat de mogelijkheid biedt voor de moeder om het ouderschap van de man vast te stellen, aangezien hij de verwekker van het kind is. De rechtbank wijst het primaire verzoek van de moeder af, omdat er geen rechtsgeldige erkenning heeft plaatsgevonden. Het subsidiaire verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap wordt toegewezen, omdat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van het kind is, zoals blijkt uit een DNA-onderzoek. De rechtbank stelt vast dat de man het kind heeft verwekt en wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, op 23 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gerechtelijke vaststelling ouderschap van de man
zaak-/rekestnr.: C/15/314334 / FA RK 21-1378
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 september 2021
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] , Cyprus,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.G.C. van Riet, kantoorhoudende te Amsterdam,
--tegen--
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man.
Het minderjarige kind [de minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 11 maart 2021;
- de beschikking van 6 mei 2021, waarbij [bijzondere curator] te Velserbroek is benoemd tot bijzondere curator;
- de F-formulieren, met bijlagen, ingediend door mr. Van Riet op 1 april 2021, 30 april 2021 en 19 mei 2021;
- het F-formulier, met daaraan gehecht het verslag/advies van de bijzondere curator van 14 juni 2021, ingediend op 17 juni 2021;
- het F-formulier van de bijzondere curator van 6 juli 2021.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De man heeft in de periode van 2012 tot 2018 regelmatig in Nigeria gewerkt. In die periode heeft hij aldaar een affectieve relatie gehad met de moeder, die destijds in Nigeria woonde.
2.2.
Bij de stukken bevindt zich een
Certificatie of Birthvan de federale republiek van Nigeria, met de vermelding:
Original, opgemaakt op 17 oktober 2018, met daarin vermeld de gegevens van het kind: naam:
[de minderjarige], geboorteplaats en -datum:
Victoria Island, [plaats] [geboortedatum], alsmede de naam van de moeder en de man (als vader). Voorts staat vermeld:
This is to certify that the birth, details of which are recorded herein has been registered on 08-05-2017 at this registration centre Victoria (Island).
2.3.
De man is gehuwd met [naam] .
2.4.
De familierechtbank te [plaats] , Cyprus, heeft bij beslissing van 13 maart 2019 de moeder belast met het gezag, de voogdij en de zorg over het kind; de overige aspecten van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bij de moeder en de man gezamenlijk belegd.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 januari 2020 is bepaald dat de man met ingang van 1 november 2019 aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige moet voldoen van € 250 per maand en vervolgens met ingang van 1 februari 2021 een bedrag van 225 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en voor het eerst te indexeren op 1 januari 2022.
2.6.
De moeder heeft op 23 januari 2020 ten behoeve van het kind een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend bij de Nederlandse ambassade te [plaats] (Cyprus). De Consulaire Service Organisatie in Den Haag (CSO) heeft de aanvraag bij beschikking van 27 augustus 2020 buiten behandeling gesteld, omdat – kort samengevat – sprake was van een incomplete aanvraag, waardoor niet beoordeeld kon worden of het kind in het bezit was van het Nederlanderschap.
2.7.
De moeder heeft op 16 september 2020 schriftelijk bezwaar gemaakt tegen voormelde beslissing van 27 augustus 2020 en op 29 september 2020 is een bezwaarschrift ingediend. Bij beslissing van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, directie Juridische Zaken afdeling Nederlands Recht van 12 maart 2021 is het bezwaar ongegrond verklaard, omdat het kind nimmer het Nederlanderschap heeft verkregen, zodat zij niet voldoet aan de eis van artikel 9 lid 2 van de Paspoortwet.

3.Verzoek

3.1.
De moeder verzoekt primair voor recht te verklaren dat de man het kind op [geboortedatum] rechtsgeldig heeft erkend. Het subsidiaire verzoek van de moeder strekt tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man als bedoeld in artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.2.
De moeder stelt dat zij niet gehuwd is en dat de man de verwekker van het kind is. Volgens haar is na de geboorte van het kind in Nigeria een geboorteakte opgemaakt, waarbij de man niet aanwezig was. Omdat de originele akte verloren is gegaan, is op 8 mei 2017 opnieuw een geboorteakte opgemaakt, waarop de man als vader staat vermeld. Op de heruitgave (re-issue) van de geboorteakte staat het kind vermeld met de achternaam van de man, zodat partijen ervan uitgingen dat de man haar juridische vader was. Volgens de moeder heeft de man het kind nimmer officieel erkend.
De moeder stelt dat zij medio 2017 samen met het kind van Nigeria naar Cyprus is gereisd. Zij heeft vervolgens op 6 november 2017 op Cyprus een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend. De moeder en het kind verblijven thans in een vluchtelingenopvang op Cyprus.
Volgens de moeder is haar hangende de bezwaarprocedure tegen de beslissing van de CSO van 27 augustus 2021 duidelijk geworden, dat er nooit een rechtsgeldige erkenning door de man van het kind heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft de man geprobeerd het kind alsnog in Nederland te erkennen. Dit was niet mogelijk omdat de moeder niet over een geldig nationaal paspoort van Nigeria beschikt. Hierbij komt nog dat de moeder niet over een gelegaliseerde geboorteakte van het kind beschikt. Het is voor haar niet mogelijk alsnog een dergelijke legalisatie te verkrijgen, omdat zij niet meer in Nigeria verblijft.
Volgens de moeder is het de keuze van haar èn van de man dat wordt vastgesteld dat de man de vader van het kind is.
Verweer
De man heeft geen verweerschrift ingediend.

4.Standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator stelt voorop dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
Volgens de bijzondere curator heeft de man er nooit aan getwijfeld dat hij de verwekker van het kind is. Hij heeft aanvankelijk ook regelmatig contact met het kind gehad. De man heeft aangegeven dat hij als vader zijn verantwoordelijkheid wil nemen en hij heeft zich daarvoor ook daadwerkelijk ingezet, onder meer door het formeel laten vaststellen van zijn vaderschap ten overstaan van de rechtbank te [plaats] . De man staat dan ook achter het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van zijn ouderschap. Hij hoopt daardoor gemakkelijker contact met zijn kind te kunnen onderhouden. Volgens de man is zijn echtgenote bekend met het bestaan van het kind. Het is voor haar echter een pijnpunt en het onderwerp moet zoveel mogelijk worden vermeden.
De moeder heeft de bijzondere curator verzekerd dat de man de verwekker van het kind is. Volgens haar was de gevoerde procedure bij de rechtbank te [plaats] niet afdoende om het vaderschap van de man te formaliseren.
De bijzondere curator constateert op grond van de inhoud van het dossier dat er in Nigeria geen erkenning heeft plaatsgevonden, noch dat de later gevoerde procedure in [plaats] heeft geleid tot het ontstaan van familierechtelijke betrekkingen. Ook anderszins ziet de bijzondere curator onvoldoende aanknopingspunten om er vanuit te gaan dat de man als juridisch vader van het kind is aan te merken. Dit dient te leiden tot afwijzing van het primaire verzoek van de moeder, aldus de bijzondere curator.
Ten aanzien van het subsidiair verzoek, de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap, wordt geadviseerd dit toe te wijzen. De bijzondere curator heeft geconstateerd dat het verzoek tijdig is gedaan en dat - gelet op de standpunten van partijen en het verrichte DNA-onderzoek - voldoende vaststaat dat de man de verwekker van het kind is. De bijzondere curator stelt zich op het standpunt dat Cypriotisch recht van toepassing is; hij is echter niet bekend met dit recht. Voor het geval gerechtelijke vaststelling van het ouderschap volgens genoemd recht niet mogelijk is, moet op grond van artikel 8 EVRM Nederlands recht worden toegepast, gelet op het belang van de man en het kind bij het ontstaan van hun familierechtelijke betrekkingen, zo luidt het advies.

5.Beoordeling

Rechtsmacht:
5.1.
Door de omstandigheid dat de moeder de Nigeriaanse nationaliteit bezit en de man de Nederlandse nationaliteit, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man de Nederlandse nationaliteit heeft en in Nederland woont.
Het primaire verzoek:
5.2.
Gesteld noch gebleken is dat de man een rechtshandeling heeft verricht waarbij hij het kind heeft erkend en waarbij familierechtelijke betrekkingen tussen hen zijn ontstaan. De omstandigheid dat het kind op de in Nigeria heruitgegeven – overigens niet gelegaliseerde – geboorteakte staat vermeld met de achternaam van de man is hiertoe in ieder geval onvoldoende. Ook uit de beslissing van de rechtbank te [plaats] (Cyprus) van 13 maart 2019 blijkt niet dat de man juridisch ouder van het kind is. Het primaire verzoek van de moeder om voor recht te verklaren dat het kind rechtsgeldig is erkend, zal daarom worden afgewezen.
Het subsidiaire verzoek:
Toepasselijk recht
5.3.
De beantwoording van de vraag welk recht op het subsidiair verzoek van toepassing is, dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 97 van Boek 10 BW.
Of en onder welke voorwaarden het ouderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
De rechtbank is van oordeel dat nu de moeder en de man geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben, en evenmin hun gewone verblijfplaats in hetzelfde land hebben, het Cypriotische recht van toepassing is op het verzoek, omdat het kind haar gewone verblijfplaats op Cyprus heeft.
5.4.
Het toepasselijke wetboek van Cyprus, edition 1959, chapter 278, betreffende “a Law to Consolidate and Amend the Law Relating to Illegitimate Children”, 22nd April, 1955, houdt – samengevat en voor zover van belang – in (artikel 6): een onwettig kind kan door de rechter wettig worden verklaard op verzoek van of namens de vader. Indien de vader is gehuwd, dient zijn echtgenote in te stemmen met het verzoek.
Het Cypriotisch recht kent niet de mogelijkheid dat de moeder een dergelijk verzoek doet.
5.5.
Het onderhavige verzoek is gedaan door de moeder. Weliswaar blijkt uit de stukken dat de man bereid is zijn verantwoordelijkheid te nemen, zodat - met de toepassing van het Cypriotische recht - de man als vader alsnog het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap zou kunnen doen. Echter, de afwijzende houding van de echtgenote van de man, zoals blijkt uit het verslag van de bijzondere curator en mededelingen van de advocaat van de man, zou vervolgens alsnog een obstakel voor wettiging kunnen opleveren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Cypriotische recht niet kan worden toegepast vanwege strijd met de Nederlandse openbare orde (artikel 10:6 BW). Immers, uit het bepaalde in artikel 8 EVRM volgt dat sprake is van een inbreuk op het privé, familie- en gezinsleven, indien op verzoek van de moeder geen familierechtelijke betrekking tot stand kan komen tussen een kind en zijn biologische vader, of indien aan het tot stand brengen van die betrekking voorwaarden worden gesteld waarvan in redelijkheid niet kan worden verwacht dat daaraan wordt voldaan.
De rechtbank overweegt voorts dat de man de Nederlandse nationaliteit bezit en in Nederland woont. Daarmee is sprake van een voldoende sterke betrokkenheid met de Nederlandse rechtsorde. De rechtbank ziet daarom aanleiding om voor wat betreft de mogelijkheid van de moeder om gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man ten aanzien van het kind te verzoeken, aan te sluiten bij het Nederlandse recht als het recht van de rechter voor wie het geding aanhangig is.
Het verzoek:
5.6.
In artikel 1:207 lid 1 sub a BW is onder meer bepaald dat op verzoek van de moeder het ouderschap van een man door de rechtbank kan worden vastgesteld op grond dat deze de verwekker is van het kind.
5.7.
Het verzoek van de moeder is binnen de termijn genoemd in artikel 1:207 lid 3 BW ingediend, zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek.
5.8.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de man de verwekker van het kind is. Bij de stukken bevindt zich een rapport van Verilabs van 18 mei 2021, waaruit blijkt dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader van het kind is. Mr. Van Riet heeft gemeld dat zij op 13 april 2021 via facetime aanwezig is geweest bij de DNA-afname van het kind. Zij heeft ter onderbouwing een aantal screenshots van deze DNA-afname overgelegd. De moeder heeft vervolgens de kit met wattenstaafjes retour gezonden. Volgens mr. Van Riet heeft zij het DNA van de man zelf afgenomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank genoegzaam aangetoond dat de man de verwekker is van het kind.
5.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan het verzoek van de moeder als onweersproken worden toegewezen, nu ook voor het overige niet is gebleken dat het verzoek onrechtmatig is.
5.10.
De moeder en de man hebben beiden te kennen gegeven ervoor te kiezen dat het kind de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal (blijven) dragen.
5.11.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking, zal de rechtbank het hiertoe strekkend verzoek afwijzen.

6.Beslissing:

De rechtbank:
6.1.
Stelt vast het ouderschap van [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Nederland), betreffende het kind [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te (Victoria Island) [plaats] (Nigeria).
6.2.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.