ECLI:NL:RBNHO:2021:8487
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de toepassing van buitengewone omstandigheden
In deze zaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Tirana naar Amsterdam via Frankfurt op 29 september 2018. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.604,55 voor de vertraging, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De vervoerder, Lufthansa, heeft de vordering betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden die de vertraging zouden hebben veroorzaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen recht geeft op compensatie onder de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft echter aangetoond dat de vertraging het gevolg was van een ingetrokken slottijd door de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid wordt beschouwd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Lufthansa niet aansprakelijk is voor de compensatie van € 400,00 per passagier, maar heeft wel de vordering tot vergoeding van € 4,55 voor maaltijden en verfrissingen toegewezen, omdat dit niet was betwist door de vervoerder. De passagiers zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij grotendeels ongelijk hebben gekregen in hun vordering.