In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van een vlucht van Milaan naar Amsterdam op 15 juli 2018. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder in beginsel gehouden was tot compensatie, tenzij kon worden aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had bewijs overgelegd van de vertragingen en de opgelegde CTOT's (Calculated Take Off Times) die de annulering hadden veroorzaakt. De rechter concludeerde dat de vertragingen, veroorzaakt door de luchtverkeersleiding, als buitengewone omstandigheden konden worden gekwalificeerd. Hierdoor was de vervoerder niet aansprakelijk voor de compensatie.
De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet meer kon worden verweten dan wat hij had gedaan, en dat de passagier zelf verantwoordelijk was voor de proceskosten.