ECLI:NL:RBNHO:2021:8482

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
8252419 \ CV EXPL 20-155
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van een vlucht van Milaan naar Amsterdam op 15 juli 2018. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk gewijzigde slottijden opgelegd door de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder in beginsel gehouden was tot compensatie, tenzij kon worden aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had bewijs overgelegd van de vertragingen en de opgelegde CTOT's (Calculated Take Off Times) die de annulering hadden veroorzaakt. De rechter concludeerde dat de vertragingen, veroorzaakt door de luchtverkeersleiding, als buitengewone omstandigheden konden worden gekwalificeerd. Hierdoor was de vervoerder niet aansprakelijk voor de compensatie.

De vordering van de passagier werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de passagier opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet meer kon worden verweten dan wat hij had gedaan, en dat de passagier zelf verantwoordelijk was voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8252419 \ CV EXPL 20-155
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Claimingo B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company
gevestigd te Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 21 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Milaan (Italië) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 15 juli 2018.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 oktober 2018, althans vanaf 9 oktober 2018, althans vanaf de datum van deze dagvaarding;
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd.
4.2.
De onderhavige vlucht zou worden uitgevoerd door toestel G-EZFV. Het toestel kreeg tijdens eerdere vluchten die dag gewijzigde CTOT’s (Calculated Take off Time) van de luchtverkeersleiding opgelegd. Voorafgaand aan de rotatievlucht Amsterdam-Milaan-Amsterdam heeft het toestel de rotatievlucht Amsterdam-Split-Amsterdam uitgevoerd. De luchtverkeersleiding heeft de slottijden van deze vluchten herhaaldelijk aangepast, waardoor deze vluchten vertraagd zijn uitgevoerd. De voorgaande vlucht (Amsterdam-Milaan) stond gepland om te vertrekken om 16:25 UTC en om te arriveren om 18:05 UTC. Aan het toestel van deze vlucht zijn gewijzigde slottijden opgelegd, welke ertoe hebben geleid dat het toestel om 20:25 UTC in Milaan arriveerde, in plaats van de geplande aankomsttijd van 18:05 UTC. De onderhavige vlucht (Milaan-Amsterdam) stond gepland om te vertrekken om 18:40 UTC en om te arriveren in Amsterdam om 20:30 UTC. Wegens de opgelegde CTOT’s aan het toestel tijdens de voorgaande vluchten (Amsterdam-Split-Amsterdam en Amsterdam-Milaan) en de herhaaldelijk aangepaste slottijden voor de onderhavige vlucht heeft de vervoerder ervoor gekozen om de onderhavige vlucht te annuleren, zodat de nachtsluiting van Schiphol niet zou worden overtreden en zodat de bemanning de wettelijke diensturen niet zou overschrijden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Niet is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, lid 1 sub c van de Verordening. Gelet daarop is de vervoerder in beginsel gehouden de passagier te compenseren. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De vraag die in dit geval voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van die doorwerking van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft de ‘Actual flight info’ van de direct voorgaande vlucht (Amsterdam-Milaan) overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel met een aankomstvertraging van twee uur en 20 minuten om 20:25 UTC te Milaan is gearriveerd. Uit de ‘Actual flight info’ valt op te maken dat de vlucht wegens tenminste twee oorzaken vertraagd is vertrokken, te weten code 93 (‘late arrival of aircraft from another flight’) voor de duur van één uur en negen minuten en code 10 voor de duur van 20 minuten. De overige vertraging van 51 minuten is volgens de vervoerder veroorzaakt doordat het toestel voor deze vlucht eveneens gewijzigde slottijden kreeg opgelegd. Ter ondersteuning van zijn verweer heeft de vervoerder de ‘actual flight info’ en ACARS messages/slottijden’ van deze vlucht overgelegd. Daaruit volgt dat het toestel tot 19:09 UTC geen toestemming kreeg om te vertrekken, terwijl het reeds om 17:51 UTC klaar stond voor vertrek, en dus de deuren van het toestel op dat tijdstip waren gesloten. Nadat er om 19:09 UTC een nieuwe CTOT was opgelegd wegens code 81 (‘standard demand capacity problems’) kon het toestel pas vertrekken. De kantonrechter oordeelt allereerst dat de vertraging voor de duur van 51 minuten wegens de gewijzigde slottijden kan worden gezien als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon door deze omstandigheden niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. Niet is gebleken dat de luchtverkeersleiding de CTOT’s heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval de opgelegde CTOT dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid die tot een langdurige vertraging hebben geleid. De vertraging voor de duur van 69 minuten wegens code 93 wordt eveneens als een buitengewone omstandigheid gekwalificeerd. Blijkens de ‘Actual flight info’ en ‘Flight leg information’ die betrekking hebben op de rotatievlucht Amsterdam-Split-Amsterdam kreeg het toestel tijdens de uitvoering van deze vluchten eveneens nieuwe CTOT’s opgelegd wegens vertragingscode 81. De aanvullende vertraging wegens code 10 levert naar het oordeel van de kantonrechter geen buitengewone omstandigheid op. Gesteld noch gebleken is dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid. Het voorgaande brengt mee dat twee uur van de ontstane vertraging te wijten is aan een buitengewone omstandigheid.
5.5.
De vraag die vervolgens voorligt is of de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van de vlucht Amsterdam-Milaan doorwerkt naar de onderhavige vlucht (Milaan-Amsterdam). Uit productie 10 van de conclusie van antwoord volgt dat er een totale vertraging is van twee uur en 34 minuten, waarvan twee uur en 20 minuten zijn ontstaan wegens code 93 en 13 minuten zijn ontstaan wegens code 81. Van de vertraging wegens code 93 is voldoende gebleken dat twee uur zijn toe te schrijven aan buitengewone omstandigheden. Deze buitengewone omstandigheid werkt dan ook door op de onderhavige vlucht. Uit de overgelegde producties valt verder op te maken dat er aan het toestel herhaaldelijk nieuwe CTOT’s zijn opgelegd met als reden code 81. Gelet op hetgeen hierboven is geoordeeld over de CTOT’s wegens code 81 levert ook deze vertraging een buitengewone omstandigheid op.
5.6.
De passagiers stellen dat de vervoerder wel degelijk invloed had op de situatie door ervoor te zorgen dat er een vervangende crew klaarstond. Uit productie 9 bij conclusie van antwoord volgt immers dat de vlucht is geannuleerd omdat er geen crew beschikbaar was. De vervoerder heeft dit gemotiveerd weersproken en voert daartoe aan dat hij niet alleen een stand-by crew diende te regelen maar tevens een reservevliegtuig. In Milaan was geen reservevliegtuig beschikbaar. Er zou een toestel vanuit Berlijn moeten worden ingevlogen. Ook indien tijdig actie was ondernomen zou het toestel niet voor de nachtsluiting op Amsterdam-Schiphol Airport zijn aangekomen vanwege; ‘de reporting time van de standby crew’, ‘de block time van Berlin-Schönefeld naar Milaan’ en de ‘briefing time’. De vervoerder heeft tevens gemotiveerd onderbouwd dat hij de passagier vervolgens een e-mail heeft gestuurd met alternatieven, waarna de passagier kosteloos is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht naar Amsterdam-Schiphol Airport. De kantonrechter is van oordeel dat niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter