ECLI:NL:RBNHO:2021:8481

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
8739221 \ CV EXPL 20-7458
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en aansprakelijkheid luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen British Airways PLC, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Glasgow via Londen op 28 mei 2019, maar miste de aansluitende vlucht door vertraging van de eerste vlucht. AirHelp vorderde compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp de vervoerder kan aanspreken voor compensatie. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen en dat de vervoerder verplicht was tot compensatie, tenzij hij kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat AirHelp niet voldoende had aangetoond dat deze kosten waren gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8739221 \ CV EXPL 20-7458
Uitspraakdatum: 15 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 20 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London City Airport, London naar Glasgow International Airport op 28 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar London City Airport (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht door middel van cessie overgedragen aan Airhelp. Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betoogt primair dat de vordering van Airhelp moet worden afgewezen dan wel dat Airhelp niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering aangezien zij de verkeerde luchtvaartmaatschappij heeft gedagvaard. Uit de boekingsgegevens volgt dat niet de vervoerder maar BA Cityflyer de uitvoerende luchtvaartmaatschappij in de zin van de Verordening is, aldus de vervoerder. Partijen hebben hiertoe over en weer producties overgelegd waaruit zou volgen door welke luchtvaartmaatschappij de vlucht is uitgevoerd. De kantonrechter is echter van oordeel dat voor de vaststelling hiervan dient te worden gekeken naar de boekingsgegevens van de passagier. Hierin staat ten aanzien van het eerste deel van de vlucht ‘
British Airways1 BA 8458 Operated by: STOBART AIR FOR BA CITYFLYER’ en ten aanzien van het tweede deel van de vlucht ‘
British Airways1 BA 8730 Operated by: BA CITY FLYER CJ’. Al hoewel hieruit volgt dat de vlucht niet is uitgevoerd door de vervoerder zijn wel vluchtnummers van de vervoerder vermeld op de boeking.
4.3.
De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is;
“op elke luchtvaartmaatschappij die eenvlucht
uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier.”De kantonrechter overweegt dat uit het arrest in de zaak C-532/17 van het Hof volgt dat voor de vaststelling van het begrip “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” in het kader van een mogelijke wet-lease constructie van belang is wie de operationele verantwoordelijkheid van de vlucht draagt. Tegenover de betwisting van Airhelp heeft de vervoerder, ook mede gelet op bovenstaande, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij geen operationele verantwoordelijkheid draagt ten aanzien van de onderhavige vluchten. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Airhelp de vervoerder kan aanspreken tot het betalen van compensatie op grond van de Verordening.
4.4.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming. Op grond van de Verordening is de vervoerder gehouden te compenseren, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.5.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vervoerder voert aan dat het toestel pas 12 minuten na de geplande vertrektijd toestemming kreeg om te vertrekken. Het taxiën duurde vervolgens 8 minuten langer dan gemiddeld. Op London City Airport waren er door gebrek aan luchtverkeersleidingpersoneel wegens ziekte beperkingen, tot 12 arriverende vluchten per uur, ingesteld. In het tijdsbestek tussen 17:00 uur en 18:00 uur GMT zouden volgens planning 19 vluchten moeten arriveren. Hierdoor ontstonden dan ook vertragingen. De vertraging van de vlucht was volledig te wijten aan de ingestelde beperkingen en de instructies die luchtverkeersbeheer aan de vlucht heeft opgelegd. Daarnaast was de vluchttijd 5 minuten langer dan gepland waardoor de vlucht uiteindelijk met 25 minuten aankomstvertraging is aangekomen op London City Airport. De vertraging en de daardoor gemiste aansluiting waren dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden, aldus de vervoerder.
4.7.
De vervoerder heeft aan de hand van het ‘OPNL Legs Report’ van de vlucht voldoende onderbouwd dat de vlucht vanwege restricties een vertraging van 12 minuten heeft opgelopen. Al staat de code AM volgens het door de vervoerder overgelegde overzicht voor ‘
restrictions at airport of departure with or without atfm restrictions’terwijl de vervoerder betoogt dat de restricties zijn opgelegd vanwege restricties op de aankomstluchthaven. Het opleggen van een beperking door de luchtverkeersleiding aan een vlucht kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat bovengenoemde omstandigheid kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft echter nagelaten te onderbouwen dat het taxiën 8 minuten langer heeft geduurd en op welke wijze dit het gevolg zou zijn geweest van de beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De omstandigheid dat de vluchttijd van de vlucht 5 minuten langer was dan gepland is evenmin aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Omdat slechts 12 minuten vertraging kan worden aangemerkt als vertraging ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden dient te worden beoordeeld of de passagier zonder de buitengewone omstandigheid de overstap wel had gehaald. Dit is, gelet op de geplande overstaptijd en de minimale overstaptijd, niet het geval. Daarbij was ook de aangehouden buffer om de aansluitende vlucht te halen onvoldoende. In beginsel acht de kantonrechter een buffer van minimaal 20 minuten noodzakelijk. In het arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) is immers beslist dat een luchtvaartmaatschappij gehouden is om in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening te houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van eventuele buitengewone omstandigheden. Het Hof heeft daarbij aangegeven dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd moet voorzien om de vlucht na afloop van de buitengewone omstandigheden zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder dan ook, door een buffer van slechts 10 minuten aan te houden, onvoldoende rekening gehouden met eventuele vertragingen in het reisschema van de passagier. Wat er dan ook zij van eventuele bijzondere omstandigheden, niet gebleken is dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken.
4.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 124,00;
salaris gemachtigde € 150,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter