ECLI:NL:RBNHO:2021:8480

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
7977845 \ CV EXPL 19-12034
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht door blikseminslag en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Berlijn op 12 mei 2017. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 750,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk blikseminslag die had plaatsgevonden bij een eerdere vlucht, waardoor inspectie en reparatie van het toestel noodzakelijk waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad was geannuleerd en dat de vervoerder zich niet kon beroepen op de uitzonderingen van de Verordening, tenzij hij kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de blikseminslag en de daaropvolgende inspectie als zodanig konden worden gekwalificeerd. De vervoerder had voldoende bewijs geleverd dat de annulering het gevolg was van deze omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen, omdat de vertraging was ontstaan door een vliegveiligheidsprobleem dat niet inherent was aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, die ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7977845 \ CV EXPL 19-12034
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
beiden wonende te [woonplaats]
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 april 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Schoenefeld Airport, Berlijn (Duitsland) met vluchtnummer EZY 4568 op 12 mei 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 136,13 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vervoerder voert aan dat daarvan sprake is. Hij legt daaraan ten grondslag dat de vlucht voorafgaand aan vlucht EZY 4567 - vlucht EZY 4546 - is getroffen door bliksem, waarna het toestel (G-EZDC) moest worden geïnspecteerd en gerepareerd. De impact van een blikseminslag op de romp van een vliegtuig vereist inspectie in overeenstemming met de onderhoudshandleiding voor vliegtuigen voordat verdere vluchten kunnen worden ondernomen. Dit heeft totaal zeven uur geduurd. Blikseminslag is niet verbonden met de werking van het toestel. Het betreft dan ook een buitengewone omstandigheid waarop de vervoerder geen invloed kan uitoefenen.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat blikseminslag(en) en daaropvolgende inspectie onder bepaalde omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. De vervoerder heeft met de door hem overgelegde producties voldoende aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren aan een inspectie moest worden onderworpen ten gevolge van blikseminslag(en). Al blijkt eveneens uit de producties dat de bliksem twee vluchten eerder is ingeslagen. De vervoerder heeft de stelling van de passagiers dat de inspectie buitenproportioneel lang heeft geduurd gemotiveerd weersproken. De vervoerder heeft daartoe onder meer aangevoerd dat hij verplicht is om alle noodzakelijke onderzoeken en reparaties uit te voeren, die een aanzienlijke hoeveelheid tijd in beslag kunnen nemen, afhankelijk van de ernst en de locatie van de schade, voordat verdere vluchten kunnen worden uitgevoerd. Indien schade wordt aangetroffen, zoals in het onderhavige geval moeten de ingenieurs de toepasselijke handleiding raadplegen voor het deel of item dat schade heeft opgelopen daarnaast dienen gespecialiseerde ingenieurs of het bredere technische team te worden geraadpleegd.
4.4.
De passagiers doen een beroep op het Pešková-arrest (Pešková en Peška/Travel Service AS, C-315/15) en stellen dat van de ruim 16 uur vertraging, 7 uur vertraging is ontstaan vanwege de inspectie voorafgaand aan de vlucht, 4,5 uur vertraging vanwege de nachtsluiting van de luchthaven en dat 4 uur en 20 minuten vertraging is ontstaan doordat de crew vanwege de wettelijke werktijden niet in staat was om de vlucht in kwestie uit te voeren. Personeelsbezetting is inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming en kan dan ook volgens de passagiers geen buitengewone omstandigheid opleveren. De passagiers hebben echter tegenover de betwisting van de vervoerder niet onderbouwd dat de personeelsbezetting van de vervoerder een rol heeft gespeeld bij de vertraging van de vlucht. Daarnaast is de kantonrechter, anders dan de passagiers, van oordeel dat het Pešková-arrest niet van toepassing is in de onderhavige zaak. Voldoende aannemelijk is immers dat de gehele vertraging het gevolg is geweest van de blikseminslag, er is geen sprake van los van elkaar staande vertragingsoorzaken.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. In dit geval is de vertraging ontstaan vanwege een vliegveiligheidsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de luchtvaatmaatschappij.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen, dan wel te beperken. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vervoerder de annulering van de vlucht niet kon voorkomen. De vervoerder heeft gemotiveerd onderbouwd dat hij voldoende reservetijd in acht heeft genomen zodat de vlucht bij een geringe vertraging voor de avondsluiting van Amsterdam-Schiphol Airport nog kon worden uitgevoerd. Voorts is voldoende aannemelijk gemaakt dat het inzetten van een reservetoestel vanwege de voorbereidingen van het toestel en de avondsluiting te Schiphol niet tot een ander resultaat zouden hebben geleid. De passagiers stellen verder nog dat zij dezelfde avond nog met een vlucht van KLM naar Berlijn konden worden vervoerd, maar laten na te onderbouwen dat er nog plek was op deze vlucht. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter