ECLI:NL:RBNHO:2021:8437

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
8915321
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de CAO Technische Groothandel op de werkgever en de verplichtingen daaruit

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de werkgever, RD-Netcom B.V., onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel valt. De eiser, een werknemer van RD, heeft een vordering ingesteld om te verklaren dat de cao van toepassing is en dat RD verplicht is deze na te leven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat RD, op basis van de aard en omvang van de activiteiten, inderdaad onder de werkingssfeer van de cao valt. De cao is algemeen verbindend verklaard voor bepaalde periodes, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat RD de normatieve bepalingen van de cao moet naleven met terugwerkende kracht tot 1 december 2015. De eiser heeft voldoende belang bij de vordering, aangezien deze verband houdt met zijn toekomstige werknemersrechten. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsom en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten, en heeft RD veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers onder de cao en de rechten van werknemers in dit kader.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8915321 \ CV EXPL 20-6860 IL
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. D. Groen (Achmea Rechtsbijstand)
tegen
de besloten vennootschap
RD-Netcom B.V.
gevestigd te Hoorn
gedaagde
verder te noemen: RD
gemachtigde: mr. K.M. Janssen
Samenvatting van de zaak en het vonnis
Deze zaak gaat over de vraag of de onderneming van de werkgever (RD) onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel valt, voor zover die cao algemeen verbindend is verklaard. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. De onderneming is op basis van de aard en omvang van de feitelijke activiteiten aan te merken als groothandel in elektrotechnische en elektronische artikelen zoals bedoeld in de cao. De werkgever moet (de normatieve bepalingen van) de CAO Technische Groothandel daarom alsnog tegenover de werknemer ( [eiser] ) naleven, voor de periodes waarin deze cao algemeen verbindend verklaard is (geweest) en met terugwerkende kracht tot 1 december 2015.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 december 2020 een vordering tegen RD ingesteld. RD heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 6 september 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] op 1 september 2021 een akte wijziging van eis ingediend en heeft RD bij brief van 26 augustus 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] (geboren op [geboortedatum] ) is voor onbepaalde tijd in dienst bij RD in de functie van productmanager. [eiser] is de enige werknemer van RD. Hij is sinds 16 of 17 juli 2020 ziekgemeld.
2.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is niets geregeld over de toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
2.3.
Op 24 juni 2020 heeft RD een voorstel aan [eiser] gedaan tot beëindiging van zijn dienstverband met wederzijds goedvinden. [eiser] heeft dit voorstel afgewezen, onder andere omdat hij vindt dat de CAO Technische Groothandel (hierna ook: de cao) van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst. RD heeft zich op het standpunt gesteld dat de cao niet van toepassing is.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering van eis - dat de kantonrechter:
voor recht verklaart dat RD valt onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel; en RD veroordeelt tot:
naleving van de CAO Technische Groothandel met terugwerkende kracht tot 25 juni 2015, met een dwangsom van € 500,00 per dag;
voor zover de gevorderde verklaring voor recht (nog) niet kan worden toegewezen, het verlenen van haar medewerking aan het onderzoek door de Vaste Commissie of de administrateur van de Technische Groothandel, met een dwangsom van € 500,- per dag;
betaling van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de activiteiten van RD onder artikel 1 in verband met artikel 6 van de CAO Technische Groothandel vallen en RD kwalificeert als een werkgever in de zin van artikel 9 van de cao. Omdat de cao sinds 25 juni 2015 tot en met 27 juni 2022 algemeen verbindend is verklaard, moet RD de cao met terugwerkende kracht tot 25 juni 2015 naleven. [eiser] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten op grond van het Rapport BGK-integraal 2013.

4.Het verweer

4.1.
RD betwist dat haar onderneming onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel valt en gehouden is de cao na te leven. Voor het geval RD wel onder de werkingssfeer van de cao valt, voert RD aan dat [eiser] geen belang bij zijn vordering tot nakoming heeft. Voor zover dat wel het geval is, kan [eiser] slechts nakoming vorderen voor de periode van de algemeen verbindend verklaring van de cao en alleen van de normatieve bepalingen. Verder zijn eventuele vorderingsrechten van voor 1 december 2015 verjaard. Daarnaast voert RD verweer tegen de gevorderde dwangsom, buitengerechtelijke kosten en uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of RD onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel valt. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is en licht dat als volgt toe.
Uitgangspunt: de algemeen verbindend verklaarde CAO Technische Groothandel
5.2.
RD is geen lid van een cao sluitende partij en geen gebonden werkgever in de zin van de wet CAO. Daarom zou RD op zich alleen gebonden kunnen zijn aan de CAO Technische Groothandel voor zover deze algemeen verbindend is verklaard.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de CAO Technische Groothandel algemeen verbindend is verklaard voor de periode 25 juni 2015 tot 1 juli 2016 (zie productie 18 van [eiser] ), 25 augustus 2018 tot 1 januari 2019 (zie productie 20 van [eiser] ) en 27 juni 2020 tot 27 juni 2022 (zie productie 21 van [eiser] ). Voor deze periodes heeft de CAO Technische Groothandel als recht te gelden.
5.4.
De door [eiser] in de dagvaarding genoemde periode van algemeen verbindend verklaring ziet gedeeltelijk op de CAO voor de Technische Groothandel inzake Fonds Kollektieve Belangen (de FKB-CAO). Die cao heeft geen betrekking op reguliere arbeidsvoorwaarden, maar op een fondsbepaling en is in deze zaak niet van toepassing.
Toetsingsmaatstaf: de cao-norm
5.5.
De uitleg van de werkingssfeerbepalingen in de cao moet naar objectieve maatstaven gebeuren. Dat wil zeggen dat (bij gebrek aan een schriftelijke toelichting op de cao) bij de uitleg van de cao op zich de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn (de zogenoemde cao-norm). Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen van de cao en eventuele toelichting, in het licht van de gehele tekst. Bij deze uitleg kan onder meer gelet worden op elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
De relevante bepalingen van de CAO Technische Groothandel
5.1.
De relevante bepalingen van de CAO Technische Groothandel zijn:
“Artikel 1 - Groothandel
De bedrijfsuitoefening waarbij de onderneming voor eigen rekening en risico goederen betrekt, naar behoefte in voorraad houdt en verkoopt aan bedrijfsmatige ge- en/of verbruikers of verwerkers dan wel groot- of kleinhandelaren. Deze goederen kunnen worden verkocht in dezelfde staat of na in de groothandel gebruikelijke verwerking, behandeling of verpakking.
Artikel 6 - In elektrotechnische en elektronische artikelen
a. De groothandel in die artikelen, die toepassing vinden in gebouwgebonden infrastructurele voorzieningen (installaties) op het gebied van elektrische energie en informatiesystemen, alsmede die artikelen zoals elektrotechnische en meet- en regelapparatuur en elektronische dan wel elektrotechnische materialen toegepast in subsystemen. (…)
Artikel 9 - Werkgever
1. De door een natuurlijke of rechtspersoon gedreven onderneming die meer dan 50% van de gewerkte uren besteedt aan de groothandel in staal, (non-ferro) metalen, metaalwaren, sanitaire artikelen, elektrotechnische en/of huishoudelijke artikelen. (…)”
5.2.
De definitie van groothandel in artikel 1 kent drie elementen: 1) het betrekken van goederen, 2) het naar behoefte in voorraad houden en 3) het verkopen van de goederen in dezelfde staat of na in de groothandel gebruikelijke verwerking, behandeling of verpakking.
5.3.
RD voert aan dat met het ‘naar behoefte in voorraad houden’ wordt geduid op een dusdanige omvang van de voorraad dat daarvoor een magazijn en logistiek nodig zijn. Volgens RD volgt uit de verdere tekst van de cao (zoals artikel 26 ten aanzien van de functiegroepen en artikel 36 e.v. ten aanzien van de branchespecifieke regelingen) en de door de cao partijen ontwikkelde ARBO-catalogus dat de cao is opengesteld voor een onderneming met een omvangrijk magazijn en logistiek. De kantonrechter is het niet met RD eens. Artikel 10 lid 1 van de cao geeft een definitie van “werknemer”, te weten: iedereen die een dienstverband heeft met een werkgever. Daarbij wordt in lid 2 onderscheid gemaakt tussen: a. de werknemer die op grond van zijn of haar functie wordt ingedeeld in één van de functiegroepen genoemd in artikel 26; b. zij die als handelsvertegenwoordiger in vaste dienst van een werkgever werkzaam zijn; en c. de werknemer die niet valt onder sub a of b. De cao voorziet dus in de mogelijkheid dat een werknemer niet onder een van de functiegroepen van artikel 26 valt. De cao regelt ook (in artikel 36 e.v.) dat de door RD genoemde branchespecifieke regelingen niet van toepassing zijn op de werknemer die op grond van zijn of haar functie niet is ingedeeld in één van de functiegroepen van artikel 26. Op basis van deze bepalingen kan de cao dus niet zo worden uitgelegd dat het moet gaan om een zodanige voorraad dat daarvoor een magazijn en logistiek nodig zijn. Taalkundig houdt het tweede element (het naar behoefte in voorraad houden) in dat de voorraad wordt gehouden afhankelijk van de behoefte van de onderneming (of de vraag van de klanten). De kantonrechter gaat dus van deze laatste uitleg uit.
5.4.
De definitie in artikel 6 maakt onderscheid tussen i) artikelen die toepassing vinden in gebouwgebonden infrastructurele voorzieningen (installaties) op het gebied van elektrische energie en informatiesystemen en ii) artikelen zoals elektrotechnische en meet- en regelapparatuur en elektronische of elektrotechnische materialen toegepast in subsystemen. De cao geeft geen verdere definitie of uitleg van de gebruikte termen. Taalkundig wordt onder de onder i) genoemde artikelen verstaan: artikelen die worden toegepast in (en daarmee deel gaan uitmaken van) een geheel van infrastructurele voorzieningen (installaties), die aan gebouwen gebonden zijn, en dan alleen op het gebied van elektrische energie en informatiesystemen.
5.5.
Uit de definitie van ‘werkgever’ in artikel 9 volgt dat bij de bepaling van de werkingssfeer ook moet worden gelet op de omvang van de bedrijfsactiviteiten van de onderneming. Het moet gaan om een onderneming die meer dan 50% van de gewerkte uren aan de groothandel in elektrotechnische en elektronische artikelen besteedt (het hoofdzakelijkheidscriterium).
5.6.
De kantonrechter moet dus beoordelen of RD in hoofdzaak (meer dan 50% van de gewerkte uren) een groothandel in elektrotechnische en elektronische artikelen in de zin van artikel 6 in samenhang met artikel 1 uitoefent. Daarbij gaat het om de aard en omvang van de feitelijke activiteiten van het bedrijf van RD.
De feitelijke activiteiten van RD
5.7.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is geregistreerd dat RD de volgende activiteiten heeft: “
Groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onderdelen. Im- en export, distributie en bieden van technische ondersteuning van producten op het gebied van telecom, data en beveiliging.”
5.8.
Op de website en LinkedIn pagina van RD staat dat RD een “
value added distibutor en system integrator voor de ICT-, telecom- en beveiligingsbranche” is. Op de website staat ook: “
Onze producten en totaaloplossingen vinden onder andere hun weg naar: Bedrijvenverzamelgebouwen, Appartementencomplexen, Vliegvelden, Scholen, Logistieke bedrijven (…) RD-NetCom onderscheidt zich met gebundelde multidisciplinaire kennis. We kunnen immers de ICT-, telecom- en beveiligingstechnieken niet zondermeer los van elkaar zien. Echter, daar waar vereist bieden we nog steeds de keuze voor volledige integratie of juist helemaal standalone (…)” Op de LinkedIn pagina staat ook “
Groothandel” vermeld.
5.9.
De goederen waarin RD handelt zijn onder andere intercoms, beveiligingssystemen, GSM gateways, blussystemen, bedienzuilen, routers, voedingen, media converters, elektromechanische sloten en audio- en omroepsystemen. Zij koopt die artikelen voor eigen rekening en risico van een ander bedrijf. RD neemt zoveel mogelijk goederen on demand af en houdt een bepaalde voorraad van goederen aan (volgens RD ca. 4% van de jaaromzet per 31 december 2020). Soms staan er in het kantoor van [eiser] maar een paar dozen met voorraad, soms wat meer. Op de website van RD is een “
Productcatalogus” te vinden (dagvaarding, productie 15). RD verkoopt de artikelen aan bedrijfsmatige gebruikers. De goederen kunnen los worden gekocht (standalone of ‘dozenschuiven’) of als onderdeel van een totaaloplossing.
5.10.
De kantonrechter stelt op basis hiervan vast dat RD enerzijds handelt als groothandel van artikelen op het gebied van ICT-, telecom- en beveiliging (bijvoorbeeld een beveiligingssysteem) en anderzijds totaaloplossingen biedt op die gebieden (bijvoorbeeld de verbinding van het beveiligingssysteem naar de meldkamer met technische ondersteuning).
RD is in hoofdzaak een groothandel in elektrotechnische artikelen
5.11.
Met deze wijze van bedrijfsvoering valt RD naar het oordeel van de kantonrechter onder de werkingssfeer van artikel 6 in samenhang met artikel 1 en 9 van de CAO Technische Groothandel. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.12.
RD is aan te merken als een groothandel in de zin van artikel 1 van cao. Zij handelt in de hiervoor genoemde artikelen. Zij betrekt die artikelen voor eigen rekening en risico van leveranciers en houdt deze naar behoefte in voorraad. RD verkoopt de artikelen los of als onderdeel van een totaaloplossing en dus na verwerking.
5.13.
De producten waarin RD handelt zijn elektronische apparaten. Het gaat deels om producten op het gebied van IT en telecom, deels om producten op het gebied van beveiligingsapparatuur. Deze producten worden onder andere toegepast in infrastructurele voorzieningen in een gebouw of installaties op het gebied van informatiesystemen en zijn per definitie gebouwgebonden. Bijvoorbeeld, RD heeft een beveiligingssysteem op voorraad, verkoopt dat als onderdeel van een totaaloplossing, sluit het beveiligingssysteem vervolgens aan op het in het gebouw aanwezige elektriciteits- en/of computernetwerk en verzorgt daarna de technische ondersteuning. Dat sommige producten installatie, software en programmering vergen, zoals RD aanvoert, doet niet af aan het karakter van de producten.
5.14.
[eiser] heeft gesteld dat RD meer dan 50% van de gewerkte uren besteedt aan haar activiteiten als groothandel in elektrotechnische artikelen. RD heeft alleen betwist dat zij is aan te merken als een groothandel in elektrotechnische artikelen; niet dat zij meer dan 50% van de gewerkte uren aan die activiteiten verricht. De kantonrechter gaat daar dus van uit. Voor zover RD met haar beroep op de totale voorraadpositie per 31 december 2020 (productie 9) en de voorraadpositie van voornaamste artikelgroepen per 31 december 2020 (productie 10) bedoelt dat zij niet meer dan 50% van de gewerkte uren als groothandel handelt, heeft zij dat verweer onvoldoende onderbouwd. De cijfers van december 2020 zeggen niets over de omvang van de gewerkte uren in de voorgaande jaren. Uit de door RD overgelegde facturen van aanvullende dienstverlening (productie 11) kan ook niet worden afgeleid in welke producten RD in hoofdzaak handelt. Dat betekent dat de kantonrechter aanneemt dat het grootste deel van de activiteiten van RD gerelateerd zijn aan haar groothandel in elektronische en elektronische artikelen.
5.15.
RD voert aan dat haar bedrijfsactiviteiten het meest vergelijkbaar zijn met de activiteiten die vallen onder de cao voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche (de ICK CAO), omdat zij zich bezig houdt met hardware in de zin van die cao (d.w.z. hardware systemen, kantoormachines, netwerk infrastructuur, systeemsoftware, documentservices, zie artikel 2.2). De kantonrechter volgt RD hier niet in. RD handelt niet alleen in ICT- en telecomproducten, ze handelt bijvoorbeeld ook in blussystemen en elektromechanische sloten. Dat RD zich in de ICT-/telecombranche begeeft, maakt die producten geen hardware in de zin van de ICK CAO. Daarbij komt dat RD niet heeft gespecificeerd of onderbouwd in hoeverre (meer of minder dan 50% van de gewerkte uren) zij naar haar mening in hardware producten handelt.
5.16.
Het staat vast dat RD in elk geval sinds 1 januari 2014 niet is aangesloten bij de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden uit de Technische Groothandel (VuTech). Naar de kantonrechter begrijpt heeft VuTech haar beslissing om RD uit te schrijven (dagvaarding, productie 5) genomen op basis van het door RD ingevulde vragenformulier en de door RD verstrekte informatie. RD heeft op het formulier ingevuld dat ze telecom producten verkoopt. Omdat gesteld noch gebleken is dat VuTech onderzoek naar de feitelijke aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten van RD heeft verricht, zegt die eigen opgave van RD niets. Deze omstandigheid maakt het oordeel van de kantonrechter dus niet anders.
Conclusie
5.17.
De kantonrechter concludeert dat RD onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel valt en de cao alsnog tegenover [eiser] moet naleven voor zover het de periodes van algemeen verbindend verklaring betreft (25 juni 2015 tot 1 juli 2016, 25 augustus 2018 tot 1 januari 2019 en 27 juni 2020 tot 27 juni 2022).
5.18.
[eiser] heeft ter zitting uitgelegd dat hij zijn vordering heeft ingesteld in verband met een eventueel in te stellen loonvordering en zijn toekomstige werknemersrechten. Daarmee heeft hij voldoende belang bij de gevorderde verklaring voor recht. De kantonrechter zal die vordering toewijzen.
5.19.
[eiser] heeft het verweer van RD dat hij slechts nakoming kan vorderen van de normatieve bepalingen van de cao, niet betwist. Hij heeft het beroep op verjaring van zijn eventuele vorderingsrechten van voor 1 december 2015 door RD ook niet weersproken. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] tot naleving van de cao daarom beperken tot de normatieve bepalingen en vanaf 1 december 2015. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat de kantonrechter geen reden heeft om aan te nemen dat RD het vonnis niet vrijwillig zal nakomen. [eiser] heeft daarover niets gesteld.
5.20.
Omdat de primaire vordering zal worden toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan bespreking van de subsidiaire vordering.
5.21.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat niet voldoende is gebleken dat redelijke kosten zijn gemaakt in de vorm van buitengerechtelijke werkzaamheden die een vergoeding daarvoor rechtvaardigen.
5.22.
RD maakt bezwaar tegen de door [eiser] gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kantonrechter moet bij de beoordeling van dit verweer de belangen van partijen afwegen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij deze belangenafweging blijft de kans van slagen van een eventueel hoger beroep buiten beschouwing. RD heeft gesteld dat zij door toedoen van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] en de coronapandemie al enige tijd nauwelijks in staat is om omzet te genereren, dat de onderneming niet in staat is gebleken om buffers en reserves op te bouwen en dat [eiser] de werking van de cao nooit ter sprake heeft gebracht en RD daardoor niet in staat is geweest om voorzieningen te treffen. [eiser] heeft dit alles niet betwist en ook geen omstandigheden of belangen van zijn kant genoemd. De kantonrechter kan wat [eiser] betreft dus alleen rekening houden met het algemene belang wat een procespartij heeft bij een onverminderde tenuitvoerlegging van een vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat de belangen van RD - afgewogen tegen het algemene belang van [eiser] - zwaarder wegen. Dat betekent dat de kantonrechter de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal afwijzen.
5.23.
De proceskosten komen voor rekening van RD, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt RD ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. De kantonrechter zal in plaats van de gevorderde wettelijke handelsrente de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat RD onder de werkingssfeer van de CAO Technische Groothandel valt voor zover het de periodes waarin deze cao algemeen verbindend is verklaard betreft (te weten 25 juni 2015 tot 1 juli 2016, 25 augustus 2018 tot 1 januari 2019 en 27 juni 2020 tot 27 juni 2022);
6.2.
veroordeelt RD tot naleving van de normatieve bepalingen van de CAO Technische Groothandel jegens [eiser] voor zover het de periodes waarin deze cao algemeen verbindend is verklaard betreft vanaf 1 december 2015 (te weten 1 december 2015 tot 1 juli 2016, 25 augustus 2018 tot 1 januari 2019 en 27 juni 2020 tot 27 juni 2022);
6.3.
veroordeelt RD tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,47
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 480,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt RD tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter