ECLI:NL:RBNHO:2021:8433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
9289216 \ CV EXPL 21-3096
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een overeenkomst

In deze zaak vordert een opdrachtnemer betaling van facturen voor uitgevoerde werkzaamheden. De opdrachtnemer heeft niet alleen de contractspartij, een besloten vennootschap, aangesproken op betaling, maar ook de bestuurder van deze vennootschap in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en dat de facturen door de vennootschap moeten worden betaald.

Het proces begon met een dagvaarding van de eiser op 2 juni 2021, waarin hij zowel Fashion Trade Company B.V. als de bestuurder aansprakelijk stelde voor de betaling van € 8.360,09. De eiser stelde dat hij werkzaamheden had verricht voor Fashion Trade en dat de facturen niet waren betaald, ondanks aanmaningen. Fashion Trade erkende de betalingsverplichting, maar voerde aan dat de coronapandemie haar inkomsten had aangetast. De bestuurder betwistte zijn persoonlijke aansprakelijkheid en stelde dat hij zijn taken als bestuurder naar behoren had uitgevoerd.

De kantonrechter behandelde de vorderingen afzonderlijk. Ten aanzien van Fashion Trade werd vastgesteld dat de vennootschap de facturen moest betalen. Het beroep op overmacht wegens de coronacrisis werd afgewezen, omdat betalingsonmacht voor risico van de schuldenaar komt. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

Wat betreft de bestuurder oordeelde de kantonrechter dat er onvoldoende bewijs was voor een ernstig verwijt van onbehoorlijk bestuur. De bestuurder had geprobeerd om de vennootschap draaiende te houden, en de omstandigheden leidden niet tot de conclusie dat hij persoonlijk aansprakelijk was. De vordering tegen de bestuurder werd daarom afgewezen. De proceskosten kwamen voor rekening van Fashion Trade, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9289216 \ CV EXPL 21-3096
Uitspraakdatum: 29 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
handelend onder de naam [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders
tegen

1.de besloten vennootschapFashion Trade Company B.V.

gevestigd te Heerhugowaard
verder ook te noemen: Fashion Trade
2.
[gedaagde]
als bestuurder van Fashion Trade Company B.V.
wonende te [woonplaats]
verder te noemen: [gedaagde 2]
gedaagden
gemachtigde: Reaxi B.V. (R. Tangenberg)
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
In deze zaak vordert een opdrachtnemer betaling van facturen voor uitgevoerde werkzaamheden. De opdrachtnemer heeft niet alleen de contractspartij (een besloten vennootschap) op betaling aangesproken, maar ook de bestuurder van deze vennootschap, in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. De facturen moeten worden betaald door de vennootschap.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 2 juni 2021 een vordering tegen Fashion Trade en [gedaagde 2] ingesteld. Fashion Trade en [gedaagde 2] hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben Fashion Trade en [gedaagde 2] niet meer gereageerd.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter Fashion Trade en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 8.360,09.
2.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in opdracht en voor rekening van Fashion Trade werkzaamheden heeft verricht. [eiser] heeft Fashion Trade gefactureerd voor de verrichte werkzaamheden. De facturen (€ 7.464,49 in totaal) zijn ondanks aanmaningen door Fashion Trade niet betaald. Daarom zijn ook de wettelijke handelsrente (€ 158,87 tot aan de dagvaarding) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 736,73) verschuldigd.
2.3.
[eiser] stelt daarnaast dat [gedaagde 2] zijn taken als bestuurder niet behoorlijk heeft verricht. [gedaagde 2] wist of behoorde te weten ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met [eiser] dat Fashion Trade de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen niet zou kunnen nakomen. [gedaagde 2] is daarom als bestuurder aansprakelijk voor de schade van [eiser] , bestaande uit de niet betaalde facturen.

3.Het verweer

3.1.
Fashion Trade erkent dat zij gehouden is de facturen van [eiser] te voldoen. Fashion Trade voert echter aan dat haar inkomsten door het uitbreken van de corona-pandemie grotendeels zijn weggevallen en zij daardoor niet meer aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen.
3.2.
[gedaagde 2] betwist de tegen hem persoonlijk ingestelde vordering. [gedaagde 2] voert aan dat hij zijn taken als bestuurder behoorlijk heeft verricht en er juist alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat Fashion Trade omzet bleef genereren.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen op Fashion Trade en [gedaagde 2] zullen hierna afzonderlijk van elkaar worden behandeld.
Ten aanzien van Fashion Trade
4.2.
Als erkend staat vast dat Fashion Trade de facturen van [eiser] op zich moet betalen.
4.3.
Voor zover Fashion Trade met haar verweer een beroep op overmacht wegens de coronacrisis doet, is de kantonrechter van oordeel dat dit beroep niet kan slagen. Dat Fashion Trade de factuur niet kan betalen, levert geen overmacht op. Betaling van het verschuldigde bedrag is op zichzelf namelijk niet onmogelijk en betalingsonmacht komt naar verkeersopvattingen voor risico van de schuldenaar (in dit geval Fashion Trade).
4.4.
Omdat het beroep op overmacht faalt en Fashion Trade de vordering verder niet heeft weersproken, zal de vordering van [eiser] worden toegewezen. Ook de vermeerdering van de eis met € 229,90, zoals die bij repliek is ingediend, zal worden toegewezen. Fashion Trade heeft tegen deze vermeerdering, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen verweer gevoerd. De kantonrechter acht de vermeerderde vordering ook overigens niet ongegrond of onrechtmatig.
4.5.
De kantonrechter zal de gevorderde reeds verschenen wettelijke handelsrente (€ 158,87 tot aan de dagvaarding) toewijzen, omdat Fashion Trade in verzuim is. De verdere rente is slechts toewijsbaar over de hoofdsom. De gevorderde rente over de reeds verschenen rente zal worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat de achterstallige rente over een vol jaar is verschuldigd.
4.6.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (€ 736,73) ook toewijzen. Hiertegen is geen verweer gevoerd en het bedrag komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
4.7.
Dat de vordering op Fashion Trade toewijsbaar is, brengt niet automatisch met zich mee dat de vordering op [gedaagde 2] , als bestuurder van Fashion Trade, moet worden toegewezen. Het gaat erom of [gedaagde 2] persoonlijk - als bestuurder van Fashion Trade - ten opzichte van [eiser] aansprakelijk is. [eiser] stelt dat dit het geval is omdat [gedaagde 2] zich niet heeft gehouden aan zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.8.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Van aansprakelijkheid van een bestuurder wegens onbehoorlijk bestuur is pas sprake als de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Die lat ligt hoog. Bij de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft, moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken.
4.9.
[eiser] verwijt [gedaagde 2] dat hij op het moment dat hij namens Fashion Trade de overeenkomst met [eiser] sloot, wist of in ieder geval moest weten dat Fashion Trade de verplichtingen uit die overeenkomst niet kon nakomen. [eiser] voert ter onderbouwing van zijn standpunt aan dat uit de door [eiser] opgevraagde gegevens bij de Kamer van Koophandel blijkt dat het bij de oprichting van Fashion Trade geplaatste en gestorte kapitaal slechts € 1,00 bedroeg. [eiser] leidt hieruit af dat Fashion Trade daardoor nooit aan haar betalingsverplichtingen had kunnen voldoen.
4.10.
In de conclusie van antwoord betwist [gedaagde 2] dat. Hij voert aan dat hij er alles aan heeft gedaan om te zorgen dat Fashion Trade, ondanks de corona-pandemie, bestaansrecht zou houden en omzet zou blijven genereren. Met het doel om via een nieuwe webshop klanten direct te bereiken en omzet te blijven maken, heeft Fashion Trade de overeenkomst met [eiser] gesloten. Om kosten te besparen heeft [gedaagde 2] haar eigen loonbetaling stopgezet.
4.11.
In zijn conclusie van repliek is [eiser] ingegaan op het verweer van [gedaagde 2] en heeft [eiser] zijn standpunt verder feitelijk toegelicht en onderbouwd. Door [gedaagde 2] is hier niet meer op gereageerd, zodat de feiten die [eiser] bij repliek naar voren heeft gebracht als onbetwist zullen worden aangenomen. Maar die feiten leiden niet tot de conclusie dat [gedaagde 2] als bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De kantonrechter licht dat als volgt toe.
4.12.
[gedaagde 2] heeft gesteld dat hij met de oude webshop een redelijke omzet behaalde en hoopte deze omzet, met een nieuwe professionelere webshop, verder toe te laten nemen. [eiser] verbindt hier de conclusie aan dat [gedaagde 2] daarmee niet als een goed ondernemer / bestuurder heeft gedragen. Maar dat maakt nog niet dat [gedaagde 2] een ernstig verwijt treft. In een tijd waarin aankopen via internet toenemen en het aantal webshops van winkels stijgt omdat de winkels vanwege de coronamaatregelen niet of slechts beperkt open waren, komt de kantonrechter de beslissing van [gedaagde 2] om een nieuwe website met webshop te laten maken om zo te proberen meer omzet te maken, niet zonder meer onlogisch of onverantwoord voor. Het beroep van [eiser] op het relatief korte tijdsverloop tussen het sluiten van de overeenkomst en het moment waarop Fashion Trade heeft aangegeven niet meer aan haar betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, maakt dit niet anders. Ook uit de e-mailcorrespondentie die [eiser] noemt valt naar het oordeel van de kantonrechter geen ernstig verwijt van [gedaagde 2] persoonlijk af te leiden. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, komt de kantonrechter tot het oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [gedaagde 2] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.13.
De conclusie is dat [gedaagde 2] als bestuurder niet persoonlijk aansprakelijk is. De kantonrechter zal de tegen hem ingestelde vordering daarom afwijzen.
4.14.
Omdat Fashion Trade in het ongelijk is gesteld, komen de proceskosten voor haar rekening. De omstandigheid dat de vordering tegen [gedaagde 2] zal worden afgewezen, maakt dat niet anders.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Fashion Trade tot betaling aan [eiser] van € 8.360,09 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 7.464,49 vanaf 2 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Fashion Trade tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 94,30
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter