ECLI:NL:RBNHO:2021:8419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
C/15/317477 / FA RK 21-2973
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging en beëindiging van zorgregeling in familiezaken met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de moeder een verzoek ingediend tot wijziging of beëindiging van de zorgregeling voor haar minderjarige kind, [de minderjarige]. De procedure is gestart op 17 juni 2021 en heeft geleid tot een zitting op 13 september 2021. De moeder heeft verzocht om uitbreiding van het lopende Raadsonderzoek naar de omgangsregeling, omdat zij van mening is dat de huidige regeling niet meer uitvoerbaar is en het belang van [de minderjarige] in het geding is. De vader heeft verweer gevoerd en stelt dat de huidige regeling gehandhaafd moet blijven, totdat de resultaten van het onderzoek van de Raad zijn ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord en dat er groot onderling wantrouwen is. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder tot schorsing van de zorgregeling niet ontvankelijk verklaard, omdat er al een verzoek met deze strekking aan het gerechtshof is voorgelegd. De rechtbank heeft de Raad verzocht om het lopende onderzoek uit te breiden naar de vraag of het belang van [de minderjarige] zich tegen een zorgregeling verzet en zo niet, met welke regeling hij het beste af is. De beslissing over de wijziging van de zorgregeling is aangehouden tot de resultaten van het onderzoek zijn ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zorgregeling, gezag en hoofdverblijfplaats
zaak-/rekestnr.: C/15/317477 / FA RK 21-2973
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 september 2021
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Erik, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 17 juni 2021;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 26 augustus 2021,
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 26 augustus 2021;
- de brief, tevens aanvulling verzoek, van de advocaat van de moeder van 9 september 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 september 2021 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. A.C. Mens en de vader door mr. M. Erik.
Tevens was ter zitting aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Namens Jeugdbescherming (Regio Amsterdam), hierna te noemen de GI, was aanwezig [vertegenwoordiger van de GI] .

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op met elkaar gehuwd geweest, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 12 april 2017.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
Het gezamenlijk gezag over de minderjarige, hierna te noemen: [de minderjarige] , is na de echtscheiding in stand gebleven. De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 januari 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd, en thans nog voortduurt tot
7 juli 2022.
2.4.
Bij de hiervoor genoemde beschikking van 12 april 2017 is een zorgregeling bepaald. Bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019 is de beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de zorgregeling. Het hof heeft een zorgregeling bepaald inhoudende - samengevat - dat [de minderjarige] bij de vader verblijft in de even weken van vrijdag 17:00 uur tot zondag 18:00, waarbij de vader [de minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de moeder en op zondag terugbrengt naar de moeder. Het hof heeft tevens een verdeling van vakanties en (bijzondere) feestdagen vastgesteld.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 16 juli 2020 is de vordering van de vader om de moeder te veroordelen tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld bij de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per keer dat de moeder hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000, afgewezen.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 september 2020 is het verzoek van de moeder tot vaststelling van een kinderbijdrage van € 200 per maand afgewezen. Het zelfstandige verzoek van de vader om de kinderbijdrage op nihil te stellen is toegewezen en de kinderbijdrage is met ingang van 9 september 2020 op nihil bepaald.
2.7.
Een verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderbijdrage is bij beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2021 afgewezen. De moeder is veroordeeld in de kosten van de procedure. Naar aanleiding van zelfstandige verzoeken van de vader heeft de rechtbank bij dezelfde beschikking verstaan dat de bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 8 januari 2019 vastgestelde zorgregeling door de moeder dient te worden nagekomen en heeft de rechtbank de moeder veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van
€ 500 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft deze zorgregeling na te komen, tot een maximum van € 10.000 is bereikt.
De rechtbank heeft de Raad verzocht ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag bij welke ouder [de minderjarige] het beste zijn hoofdverblijfplaats kan hebben, zodat hij onbelast contact kan hebben met zijn beide ouders, en de rechtbank ter zake te adviseren.
De beslissing over de hoofdverblijfplaats is aangehouden en de Raad is verzocht uiterlijk op 4 augustus 2021 een rapport in te dienen. Op verzoek van de Raad is deze termijn inmiddels verlengd tot 4 november 2021.
2.8.
De moeder heeft op 4 juni 2021 hoger beroep tegen de beschikking van 6 mei 2021 ingesteld. Het hoger beroep strekt - voor zover ten deze relevant - tot schorsing van de (uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de) bij beschikking van 8 januari 2019 door het gerechtshof vastgestelde zorgregeling, tot het moment dat de rechtbank een beslissing heeft genomen in een nieuwe bodemprocedure strekkende tot wijziging cq. beëindiging van de zorgregeling en het gerechtshof in deze zaak een eindbeschikking heeft gegeven.
3. Het verzoek
3.1.
De moeder heeft wijziging verzocht van de door het gerechtshof bij beschikking van 8 januari 2019 vastgestelde regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, op de grond dat de omstandigheden zijn gewijzigd en de regeling niet meer uitvoerbaar is. Zij verzoekt te bepalen dat de zorgregeling wordt beëindigd dan wel wordt geschorst tot het moment dat de Raad en het hulpverleningstraject van mening zijn dat omgang tussen [de minderjarige] en de man weer verantwoord kan plaatsvinden, dan wel een zorgregeling in goede justitie vast te stellen en de Raad te verzoeken advies uit te brengen omtrent de vraag of de zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader beëindigd dan wel gewijzigd moet worden.
3.2.
Volgens de moeder heeft [de minderjarige] haar herhaaldelijk gezegd dat hij niet meer naar de vader wil en vertoont hij zorgelijk gedrag. In verband met zijn problematiek is een hulpverleningstraject opgestart. Dat in dit hulpverleningstraject stagnatie is opgetreden, valt haar niet te verwijten. Deze is mede het gevolg van de coronaproblematiek.
3.3.
Op 9 september 2021 heeft de moeder haar verzoek aangevuld en de rechtbank verzocht om de Raad opdracht te geven om het thans lopende onderzoek uit te breiden naar een onderzoek met betrekking tot de juiste omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] .
3.4.
Ter zitting van 13 september 2021 heeft de advocaat van de moeder het verzoek mondeling aangevuld met een verzoek tot schorsing van de sub 2.4 geduide, door het gerechtshof vastgestelde, zorgregeling en tot aanhouding van het verzoek voor het overige totdat de Raad heeft geadviseerd ten aanzien van het onderzoek dat in de beschikking van 6 mei 2021 door deze rechtbank is gelast.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt zich op het standpunt dat de beschikking van deze rechtbank van 6 mei 2021 gehandhaafd moet worden. Het in die procedure gestarte onderzoek door de Raad is inmiddels uitgebreid naar een belevingsonderzoek. Zolang de resultaten van dit onderzoek niet ontvangen zijn, is wijziging niet in het belang van [de minderjarige] , aldus de vader.
Volgens de vader wordt [de minderjarige] nog steeds onder druk gezet door de moeder en slaagt de GI er niet in om de moeder te begrenzen en te sturen naar contactherstel. De vader acht het begeleidingstraject waarop de GI heeft ingezet, te vrijblijvend. Vanuit het Omgangshuis is op 15 juli 2021 meegedeeld dat het traject wordt beëindigd. In verband met de vakantieperiode is vervolgens niets (meer) gedaan om de situatie te wijzigen en contactherstel te realiseren. De verzoeken van de vader zijn onbeantwoord gelaten.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord en dat er groot onderling wantrouwen is. Na de verbreking van hun samenwoning zijn er tal van rechtszaken tussen partijen geweest. Op dit moment zijn twee procedures bij deze rechtbank en een derde procedure bij het gerechtshof Amsterdam aanhangig:
  • de sub 2.7 genoemde procedure, waarin een onderzoek door de Raad ten aanzien van het hoofdverblijf van [de minderjarige] wordt uitgevoerd en die pro forma is aangehouden tot 4 november 2021;
  • de onderhavige procedure;
  • de sub 2.8 genoemde procedure bij het gerechtshof, waarin op 7 oktober 2021 een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
5.2.
De onderhavige procedure is gestart met een verzoek van de moeder tot wijziging c.q. beëindiging van de zorgregeling. Vervolgens heeft de moeder verzocht om het lopende Raadsonderzoek ter zake van het hoofdverblijf uit te breiden naar een onderzoek betreffende de juiste omgangsregeling.
schorsing
5.3.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om schorsing van de lopende zorgregeling gelet op het gesloten systeem van rechtsmiddelen niet ontvankelijk verklaren, nu een verzoek met deze strekking reeds aan het gerechtshof is voorgelegd en aldaar zal worden beslist.
wijziging zorgregeling
5.4.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat een onderzoek door de Raad nodig is. De Raad zal worden verzocht om het lopende onderzoek uit te breiden naar de vraag of het belang van [de minderjarige] zich tegen een zorgregeling verzet en zo dit niet het geval is, met welke regeling [de minderjarige] het beste af is.
Indien door de Raad begeleiding noodzakelijk wordt geacht, wordt verzocht te adviseren wie aan die begeleiding uitvoering zal kunnen geven, voor welke periode, met welke frequentie en op welke locatie.
In afwachting van de resultaten van dit onderzoek zal de beslissing over de wijziging van de zorgregeling worden aangehouden.
5.5.
Gelet op de samenhang van deze procedure met de procedure over het hoofdverblijf van [de minderjarige] (zaak-/rekestnr.: 3009368/20-5966) zal de rechtbank bepalen dat de behandeling van beide procedures gevoegd zal worden voortgezet en dat het rapport van het onderzoek van de Raad in beide procedures wordt ingebracht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de zorgregeling;
6.2.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming het lopende onderzoek in de procedure met kenmerk C/15/309368 / FA RK 20-5966 uit te breiden met een onderzoek ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ter beantwoording van de hierboven onder 5.4 vermelde vragen en de rechtbank ter zake te adviseren;
6.3.
houdt de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot
19 januari 2022 PRO FORMA;
6.4.
bepaalt dat het rapport uiterlijk op 12 januari 2022 door de rechtbank ontvangen dient te zijn.
6.5.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de alsdan gevoegde procedures met resp. de kenmerken C/15/317477 / FA RK 21-2973 en C/15/309368 / FA RK 20-5966.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Kroon als griffier en in het openbaar uitgesproken op
29 september 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.