ECLI:NL:RBNHO:2021:8415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
15.234174.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging met geweld op school door verdachte

Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 september 2020 in Nieuw-Vennep betrokken was bij een reeks geweldsdelicten op een school. De verdachte, samen met zijn broer, heeft een jas van een medeleerling gestolen onder bedreiging met een taser. Daarnaast heeft hij een medeleerling mishandeld en twee conciërges bedreigd met de taser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 9 september 2021 heeft de officier van justitie bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk, en een jeugddetentie van 25 dagen voorwaardelijk. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.234174.20
Uitspraakdatum: 23 september 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 september 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
feitelijk verblijvende te [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. F.C.M. Weijnen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.M. Bekooij, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas (merk [merk] ) (met 50 euro in de jaszak), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een taser aan die [benadeelde partij 1] te tonen en/of in de richting van die [benadeelde partij 1] te houden;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2]
- aan het lichaam te trekkken en/of
- op de grond te gooien en/of
- (vervolgens) tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
3.
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- met een taser in de richting van die [benadeelde partij 3] te komen en/of te rennen en/of
- (een) zwaaiende beweging(en) met een taser in de richting van die [benadeelde partij 3] te maken;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door
- die [benadeelde partij 4] een taser te tonen en/of
- met een taser in de richting van die [benadeelde partij 4] te wijzen en/of
- een taser bij het gezicht, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 4] te houden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Het is volgens de verdediging onmogelijk dat verdachte de eerste bedreiging om 12.50 uur gepleegd heeft, gelet op zijn telefoongegevens in het dossier. Het lijkt wel vast te staan dat de persoon die deze eerste bedreiging heeft geuit, dezelfde persoon is die later de mishandeling heeft gepleegd op [benadeelde partij 2] , een jas heeft gestolen en twee leerkrachten heeft bedreigd met een taser. Dit is volgens de verdediging verdachte dan ook niet geweest.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
De rechtbank volgt daarmee niet het betoog van de raadsvrouw dat verdachte niet de persoon kan zijn geweest die op 16 september 2020 op of nabij het [College] strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen, van oordeel dat het wel verdachte is geweest die op 16 september 2020 samen met zijn broer op het [College] is geweest en [benadeelde partij 2] heeft mishandeld, een tweetal conciërges met een taser heeft bedreigd en vervolgens een jas onder bedreiging van diezelfde taser heeft weggenomen.
De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende gang van zaken. [broer] , de broer van verdachte, had ruzie met aangever [benadeelde partij 2] omdat hij nog een geldbedrag van hem wilde ontvangen. Verdachte is in de middag van 16 september 2020, nadat hij in de ochtend via WhatsApp een live chat tussen zijn zus [zus] en [benadeelde partij 2] had ontvangen waarin door [benadeelde partij 2] in uitdagende taal over de ruzie werd gesproken, met zijn broer [broer] naar het [College] gegaan. Dit volgt uit ook uit het WhatApp gesprek van 16 september 2020 tussen verdachte en zijn zus [zus] waaruit de rechtbank opmaakt dat verdachte het lesrooster van [benadeelde partij 2] wilde weten (lokaal T208, lesdag tot 14.30 uur), hij rond 13.00 uur op het [College] was, hij had gezien dat [benadeelde partij 2] een rode trui, Airpods en een ketting (aan)had en [zus] een pet voor verdachte moest meenemen. Deze uit objectieve bron afkomstige informatie komt precies overeen met onder meer de aangifte van [benadeelde partij 2] , die immers ook spreekt over een eerste ontmoeting rond 13.00 uur, het leslokaal T208 en de eindtijd van 14.30 uur. [benadeelde partij 2] verklaart verder dat hij die dag Airpods en een ketting in/aan had en dat de dader een pet op had. De pet die verdachte op had bij zijn aanhouding wordt bovendien door een verbalisant herkend als de op de videobeelden zichtbare pet van de dader, waarbij met name de combinatie van de kleur, de opdruk en het lange, uitstekende verstelbandje aan de achterzijde van de pet onderscheidend is. Verdachte zelf wordt ook herkend op die beelden, met name door zijn bijzondere haardracht in combinatie met de pet.
Dit alles tezamen en in onderling verband bezien, maakt dat de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat het verdachte is geweest die samen met zijn broer naar het [College] is gegaan om verhaal te halen bij [benadeelde partij 2] . Ter plekke heeft verdachte ook nog twee conciërges bedreigd en een jas gestolen. Dat de telecomgegevens het niet mogelijk zouden maken dat verdachte die persoon is geweest, zoals de verdediging heeft gesteld, maakt het voorgaande niet anders, al is het maar omdat de aangestraalde zendmasten zeer dicht bij elkaar liggen en geen gebieden uitsluiten. Ook aan de uitleg van verdachte dat het Whatsapp gesprek tussen hem en zijn zus [zus] gaat over zijn buurjongen [buurjongen] , die hij zou beschermen, gaat de rechtbank voorbij, gelet op de verklaring van [buurjongen] zelf en de omstandigheden dat [buurjongen] die dag al eerder uit was en niet in lokaal T208 les heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, een jas (merk [merk] ) met 50 euro in de jaszak, die toebehoorde aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een taser aan die [benadeelde partij 1] te tonen en in de richting van die [benadeelde partij 1] te houden;
2.
hij op 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 2] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 2]
- aan het lichaam te trekken en
- op de grond te gooien en
- vervolgens tegen het lichaam te slaan en te schoppen;
3.
hij op 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- met een taser in de richting van die [benadeelde partij 3] te rennen en
- zwaaiende bewegingen met een taser in de richting van die [benadeelde partij 3] te maken;
4.
hij op 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- met een taser in de richting van die [benadeelde partij 4] te wijzen en
- een taser bij het gezicht van die [benadeelde partij 4] te houden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2: medeplegen van mishandeling;
Feiten 3 en 4: telkens bedreiging met zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 46 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest en tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaart, bepleit verdachte alleen een straf conform het voorarrest op te leggen. De feiten zijn van een jaar geleden en verdachte heeft zich altijd aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden. Begeleiding is niet nodig gebleken waardoor een voorwaardelijke straf met een proeftijd evenmin nodig is. De verdediging acht het ook niet passend verdachte een taakstraf op te leggen. Verdachte is nooit eerder, ook na het incident niet, in aanraking geweest met politie en justitie. Het gaat goed met hem. Hij werkt en doet daarnaast nog steeds vrijwilligerswerk bij het jeugdcentrum. Verdachte heeft ondanks zijn hartprobleem zijn voetbalcarrière weer kunnen oppakken.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit de dossierstukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ten aanzien van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn broer, schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer op zijn school op te zoeken, hem aan zijn lichaam te trekken, op de grond te gooien en hem vervolgens te slaan en te schoppen. Daarna heeft verdachte eerst een conciërge, en toen hij de school en het terrein wilde verlaten nog een conciërge van de school bedreigd met een taser en, eenmaal buiten het terrein, een jas van een leerling weggenomen, onder bedreiging van diezelfde taser. En dat alles, zo lijkt het, om een conflict op te lossen, wat zijn broer zelf heeft gecreëerd.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld of bedreigingen met geweld daarvan nog lang de negatieve gevolgen ervaren. Daarbij komt nog dat deze feiten allemaal hebben plaatsgevonden in of in de nabijheid van een school, bij uitstek een plek waar iedereen zich veilig moet kunnen voelen. En bovendien waren er veel mensen getuigen van deze feiten, wat zorgt voor maatschappelijke onrust en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming van 4 december 2020 en 29 juli 2021.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 juli 2021 blijkt onder meer het volgende.
Verdachte heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en heeft een intensief contact gehad met zijn reclasseerder. Thuis zijn er geen conflicten en houdt hij zich aan de gemaakte afspraken. Verdachte wil zich richten op de positieve ontwikkelingen in zijn leven. Dat is voornamelijk zijn voetbalcarrière. Hij wil profvoetballer worden en besteedt daar veel tijd aan. Naast de vele uren op het voetbalveld gaat verdachte naar school. Hij heeft nooit contact gehad met de leerplichtambtenaar en er zijn vanuit school geen klachten over hem.
Al met al heeft verdachte een volledig weekprogramma en hiermee is de kans op recidive zeer laag.
In het geval verdachte schuldig wordt bevonden, adviseert de Raad een geheel onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Contact met de jeugdreclassering is niet nodig.
De zittingsvertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting nog het volgende naar voren gebracht.
Als verdachte schuldig wordt bevonden, is de houding van hem zeer zorgelijk, omdat hij blijft ontkennen. Aan de andere kant is verdachte first offender en heeft hij al vrij lang begeleiding gehad van de jeugdreclassering. De Raad is van mening dat verdere begeleiding geen zin meer heeft.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangegeven dat het op alle vlakken goed gaat met verdachte. Op school en thuis gaat het goed. Hij heeft nu ook een stageplek. Verdachte sport vijf keer in de week en heeft amper vrije tijd om met vrienden om te gaan. Jeugdreclassering ziet geen zorgpunten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf moet worden opgelegd. Hoewel de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zeker in samenhang bezien, een (voorwaardelijke) jeugddetentie rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond om een werkstraf op te leggen. Zo is verdachte first offender en heeft hij zich gedurende een langere periode goed aan alle schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij heeft een volledige dagbesteding en thuis zijn er ook geen zorgen.
Wel ziet de rechtbank in de ontkennende houding van verdachte, die erop wijst dat verdachte (nog) niet zijn verantwoordelijk neemt voor zijn daden, grond om een gedeelte van de werkstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen om er zeker van te zijn dat verdachte niet nogmaals tot strafbare feiten komt. De rechtbank zal de proeftijd op één jaar bepalen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde partij 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 660,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade van € 360,- bestaat uit een weggenomen jas.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij vrijspraak de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, heeft de verdediging verzocht de vordering ten aanzien van de materiële schade af te wijzen, omdat is nagelaten de schade te motiveren. Het bewijs van aankoop van de jas, een bankbetaling of een andere onderbouwing ontbreekt om de schade van de jas vast te stellen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging opgemerkt dat hiervan eveneens de motivering ontbreekt en verzoekt de vordering af te wijzen dan wel te matigen tot een bedrag van € 100,-.
De rechtbank is van oordeel dat uit de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de schade van de jas is vergoed door de verzekering (ASR). Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met bedreiging van geweld) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 4]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 360,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij vrijspraak de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, heeft de verdediging verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 100,-.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: bedreiging met zware mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
TWEEHONDERD (200) URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren daarvan verrichten te vervangen door HONDERD (100) DAGEN jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
VIJFTIG (50) UREN, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door VIJFENTWINTIG (25) DAGEN jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
één jaar bepaalde proeftijdzich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 300,-voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden schade van
€ 360,-voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 360,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. van der Heijden, voorzitter, kinderrechter,
mr. M.C.A. Onderwater en mr. E.K.A. van den Bos, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2021.
mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Feiten 1, 2, 3 en 4
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, van 18 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (Einddossier pagina’s 92 t/m 101), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik bekeek de telefoon van de verdachte [verdachte] . Ik zag in de chat 'Whatsapp' met ' [zus] ' omstreeks 07:30 uur, dat er foto's werden verstuurd van [zus] aan [verdachte] .
Op deze foto's zijn schermafbeeldingen te zien van een live chat op Instagram van een
persoon. In de live chat is een gesprek tussen gebruiker [gebruiker] en [gebruikersnaam] .
[gebruikersnaam] :
Die [broer] is die italiano die mij al 6 maanden achtervolgt
[…]
En denkt dat ie 250€ van mij krijgt […] en zegt ie ik ga je shooten de kkr in slaan dit dat
[…]
Wolllah die [broer] is dom hij raakt mij keer aan ik gooi aangifte heb ik meteen veel doekoe van hem
[…]
Nog een keer zie ik hem komt scotoe laat ik hem diep in problemen komen
[…]
Die man is 19 wolllah hij probeert al 6-7 maanden van mij 250€ te krijgen voor niks
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (Einddossier pagina’s 90 en 91), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De telefoon van [verdachte] was in beslag genomen. Ik bekeek de telefoon. Ik zag in de app Whatsapp het volgende gesprek met " [zus] ":
(D: [verdachte] , V: [zus] )
09:47 D: Regel die magister
09:47 V: Ja ga ik nu doen
11:37 D: Hoelang nog
11:44 V: Conciërge mag het nii zeggen
11:53 D: Klasgenoten
12:12 V: kga proberen om het aan een docent te vragen
12:12 D: Oke k ben zo uit dan kom ik
12:33 D: Ik mkom nu ben klaar
12:46 D: B r bijna
12:50 D: Bn e
12:54 D: Gozer ik ben opje school
12:58 D: Je maakt me parra he je hebt pauze
13:10 V: Nee ben nu uit
13:10 D: Wauw
13:11 V: Kom naar B110
13:11 D: Ben al weg regel hoelaat die uit is
13:18 V: [verdachte] hij zit nu T208 en hij is half 3 klaar
13:18 D: Oke top ben nu kapper
13:18 V: Oke
13:20 D: Mohim kom symfonie als je klaar bent
13:20 V: Ja dat kan lang duren
13:20 D: vgsm zag ik m wel net hij heeft leuke airpods en ketting
13:20 V: Welke kleur hoodie
13:20 D: Rood
13:20 V: Jaaa jaaa die top
13:20 D: Zemmer
13:30 V: Whahaha ik zag hem ook net
13:20 D: Racen die handel
13:27 V: Ben je op scorro
13:27 D: kapper watdan
13:30 V: Kom eraan
13:30 D: oke
13:33 V: ben je al klaar bij de kapper
13:33 D: Nee
13:33 V: Dan haal ik je na 20 min op want anders weet je ni waar die zit
13:53 V: Kom dr nu aan ben je klaar
13:54 D: Kom neem pet mee
13:56 V: K ben nii thuis he k kom van school
13:56 D: wauw ga snel aub die cammies
14:03 V: Waar is die dan
Het proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, van [benadeelde partij 2] van 16 september 2020 (Einddossier pagina’s 1 t/m 11), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 16 september 2020, omstreeks 13.00 uur, had ik pauze. Ik stond buiten op het schoolplein bij het [College] te Nieuw-Vennep. Ik zag dat er een persoon op mij afkwam, nader te noemen persoon 1. Ik hoorde persoon 1 zeggen dat hij met [broer] werkt en dat ik nog 250 euro moest betalen. Ik hoorde persoon 1 vragen of hij mij in elkaar moest slaan. Ik hoorde hem zeggen als ik morgen niet de 250 euro zou geven, ik een groot probleem zou hebben.
Een half jaar geleden, rond maart 2020, had ik veel ruzie met jongens in Nieuw-Vennep. [broer] kwam toen naar mij toe en vroeg mij of ik bescherming nodig had. Ik zei tegen [broer] dat ik wel veel ruzie had met jongens uit Nieuw-Vennep. [broer] zei toen dat is goed, dat kost je 250 euro. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet hoefde dan. Ik hoorde [broer] toen zeggen dat ik niet meer terug kon. Ik heb nooit gebruik gemaakt van de bescherming. Hierna belde [broer] mij bijna elke maand, anoniem op om te zeggen dat ik moest betalen. Ik zei hem toen elke keer dat hij mij nog een maand moest geven.
Om 14:30 uur was ik uit. Ik liep de school uit. Ik zag dat [zus] buiten aan het bellen was. Ik weet dat [zus] het zusje van [broer] is. Direct nadat [zus] stopte met praten zag ik twee personen op mij af komen lopen. Ik liep direct naar binnen naar het kantoor van de conciërge [conciërge] . Ik zag dat persoon 1 voor het kantoor van [conciërge] kwam staan. Ik zag dat de tweede persoon, nader te noemen persoon 2, bij persoon 1 kwam staan. Ik herkende persoon 2 als [broer] . Ik zag dat persoon 1 op mij af liep en mij probeerde te pakken. Beide personen trokken mij hierna uit het kantoor van [conciërge] . Persoon 1 gooide mij op de grond. Ik voelde dat ik van beide kanten meerdere keren geslagen en geschopt werd. Ik voelde na de klappen direct pijn op de plekken waar ik geslagen en geschopt werd. Ik hoorde achter mij geknetter. Ik zag dat er witte en blauwe lichtpuntjes knipperden. Ik herkende het voorwerp als een taser. Ik kan persoon 1 als volgt omschrijven. Grijze pet, lang donker zwart/bruin haar, mondkapje, zwarte jas, zwarte broek.
Persoon 2 kan ik als volgt omschrijven. Zwarte muts, zwarte jas. Ik herkende hem direct als [broer] .
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 2] van 20 september 2020 (Einddossier pagina’s 12 en 13), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
V. Wat was je rooster op 16 september 2020, in welk lokaal had je les.
A. 1e en 2e uur vrij
3e uur lokaal N209
4e uur lokaal N105
5e uur lokaal T209
6e uur lokaal BI22
7e uur lokaal T208
8e uur lokaal N109
V: Hoe laat was je uit die dag?
A: Na het achtste uur, dat was half 3.
V: Droeg je die dag sieraden? Zo ja welke?
A: Ik droeg een ketting, een horloge en een ring.
V: Had je die dag een koptelefoon op?
A: Nee, geen koptelefoon. Ik had Airpods, van die oordopjes.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (Einddossier pagina’s 14 en 15), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik hoorde [benadeelde partij 2] zeggen dat hij gebruik maakte van de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ op Instagram.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] van 16 september 2020 (Einddossier pagina’s 16 t/m 23), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik ben werkzaam als conciërge op het [College] in Nieuw-Vennep. Op 16 september 2020 omstreeks 14:30 uur zat ik in mijn kantoor. Ik zag [benadeelde partij 2] mijn kantoor binnenlopen. Ik hoorde hem zeggen dat hij niet naar huis durfde omdat hij zich bedreigd voelde door twee jongens. [benadeelde partij 2] vertelde dat hij ongeveer een half jaar geleden veel ruzie had met jongens in Nieuw-Vennep. Er zou toen een jongen hem aangeboden hebben hem te beschermen. [benadeelde partij 2] vertelde dat de jongens nog 250 euro van hem zouden krijgen.
Ik zag dat een jongen voor het kantoor stond, nader te noemen persoon 1. Hij zei dat hij met [benadeelde partij 2] wilde praten. Ik zei dat hij de school moest verlaten. Omstreeks 14:40 uur zag ik dat er twee jongens bij mijn kantoor kwamen. Ik zag dat persoon 1 op [benadeelde partij 2] af liep. Ik zag dat hij [benadeelde partij 2] op de grond gooide. Ik zag dat persoon 1 [benadeelde partij 2] meerdere malen sloeg en schopte. Ik zag dat de tweede persoon, nader te noemen persoon 2, achter persoon 1 stond tijdens de mishandeling. Ik zag dat [benadeelde partij 2] opstond en weg rende in de richting van de hal. Ik zag dat
beide personen achter [benadeelde partij 2] aanrenden. Ik zag dat beide personen in mijn richting
renden. Ik zag dat persoon 1 een zwart voorwerp vast had. Ik hoorde uit het voorwerp geknetter komen en ik zag wit/blauwe lampjes. Ik herkende het voorwerp als een taser. Ik zag dat hij wilde zwaaiende bewegingen maakte met de taser in mijn richting. Ik schrok erg en ik voelde mij bedreigd. Ik stapte even opzij zodat beide personen er langs konden. Ik was voorzichtig omdat ik niet wilde dat persoon 1 mij zou taseren. Ik had het gevoel dat hij dit wel had gedaan als ik niet aan de kant was gegaan.
Persoon 1 zag er als volgt uit. Atletisch, grijze pet, donker (zwart) haar, donkere ogen, donkere kleding.
Persoon 2 zag er als volgt uit. Klein, gezet postuur, donkere kleding, capuchon op.
Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] van 16 september 2020 (Einddossier pagina’s 24 t/m 28), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 16 september 2020 was ik werkzaam als conciërge op het [College] in Nieuw-Vennep. Ik zag komende uit de richting van de school, dat twee personen aan kwamen lopen. Ik kan deze personen als volgt omschrijven.
Persoon 1: man, 18-20 jaar oud, tenger gebouwd, licht getinte huidskleur, wit petje op, donker(blauw) trainingsbroek, een taser in zijn hand.
Persoon 2: man, 18-20 jaar oud, steviger gebouwd, licht getinte huidskleur, dikkere donkere jas, zag er wat slungeliger uit.
In de verte zag ik een collega naar mij zwaaien. Ik wilde deze twee jongens hierop tegenhouden. Ik heb de jongens aangesproken met "wat is er aan de hand en wat doen
jullie hier". Ik kende deze twee jongens niet van school. Ik zag dat de jongen die voorop liep een taser vasthield en in mijn richting wees. Dit betrof de tenger gebouwde jongen. Ik zag dat hij de taser voor mijn gezicht hield. Ik hoorde de taser knetteren en uit schrik zette ik een stap achteruit. Was ik niet naar achteren gestapt, dan was ik zeker geraakt door de taser.
Het proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 1] van 16 september 2020 (Einddossier pagina’s 29 t/m 33), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 16 september 2020 omstreeks 14:30 uur bevond ik mij op het schoolplein van het [College] te Nieuw-Vennep. Ik zag een auto staan met daarin drie personen. Ik zag een moeder achter het stuur zitten en twee andere jongens in de auto. Af en toe gingen ze buiten de auto staan. Ik zag vervolgens dat de twee jongens samen met hun moeder richting het nieuwe gebouw liepen. Wat mij opviel was dat één van de jongens een capuchon over zijn hoofd trok. De andere jongen had een mondkapje op. Ik ken één van deze jongens. Ik weet dat hij de broer is van [zus] . De andere jongen die een mondkapje ophad ken ik verder niet. Na een minuut of twee hoorde ik een knetterend geluid. Vervolgens zag ik de twee jongens richting mijn fiets lopen die ook vlak bij de auto stond. Mijn jas hing over het zadel van mijn fiets. Dit was een [merk] jas, donkergroen van kleur. Terwijl ik bij mijn fiets stond greep de jongen die het mondkapje op had plotseling mijn jas. Ik zei tegen de jongen: “Wat doe je, geef terug!”. Plotseling bracht de jongen zijn arm en hand naar mij toe. Ik hoorde een hard knetterend geluid en zag een blauw licht. Ik had direct door dat de jongen een taser in zijn hand had. Op het moment dat ik de taser zag en hoorde was deze ongeveer 1 centimeter bij mij vandaan op borsthoogte. Als ik niet naar achteren was gedeinsd dan had de taser mij zeker geraakt. Direct daarna begon de jongen weg te rennen samen met de persoon die ik ken als [verdachte] .
Ik kan de jongens als volgt nader omschrijven. De broer van [zus] die ik ken als [broer] : zwart krulletjes haar, vrij kort, rond bol gezicht, beetje mollig postuur, zwarte jas van [merk] . De andere jongen: grijze pet, merk [merk] , logo is gemaakt van de letters N en Y. Door zijn pet kwam een staartje van zwart haar. Lengte rond de 1.75 en 1.80. Blanke huidskleur met lichte teint, smal gezicht, slank normaal postuur.
Ik had de jas net nieuw gekocht. De jas kostte 360 euro. In mijn jas zat een briefje van vijftig euro.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, van 16 september 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (persoonsdossier [verdachte] , pagina’s 3 en 4), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 16 september 2020 omstreeks 15:19 uur hielden wij als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, van 16 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (Einddossier pagina’s 54 t/m 57), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Toen ik terugkwam op het politiebureau te Hoofddorp kreeg ik een fotoafdruk van de inmiddels beschikbare camerabeelden te zien. Na uitvergroting van de verdachte die de grijze pet droeg, viel het mij op dat de verdachte opvallend dikke wenkbrauwen had. Ook zag ik de grijze pet met witte opdruk aan de voorzijde, waarvan het gedeelte om de pet strakker/losser mee te doen, opvallend uitstak. Ik zag op de uitvergrootte foto dat het donkere haar van de verdachte uit het gat aan de achterkant van de pet stak. Ik herken de verdachte die ik met collega [collega] heb aangehouden als zijnde de verdachte die op de fotoafdruk staat. Ik herken hem namelijk aan de opvallend dikke wenkbrauwen die ik ook op de uitvergrootte foto zag. Tevens herkende ik het donkere haar dat uit de pet stak. Dit was namelijk precies hetzelfde zoals ik dat op de [straat] zag toen ik daar de verdachte op de fiets zag.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (dossierpagina’s 62 en 63), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op 16 september 2020 heb ik de camerabeelden uitgekeken van een bedreiging, mishandeling en een diefstal met geweld gepleegd op 16 september 2020, omstreeks 14.46 uur bij de middelbare school [College] aan de [straat] in Nieuw-Vennep. Op deze beelden was een jongen te zien met een grijze Basball pet op.
Ik had van collega [collega] vernomen dat [verdachte] tijdens zijn aanhouding een pet op had. Ik ben naar de verdachte toegelopen en ik heb gekeken naar welke pet hij op had tijdens zijn aanhouding. Deze pet herken ik 100 procent als zijnde de pet die de persoon op de camerabeelden droeg. De pet is namelijk opvallend grijs en heeft een wit teken op de voorkant. De pet heeft ook een opvallend lange staart aan het uiteinde. Dit heeft [verdachte] waarschijnlijk gedaan omdat de pet dan strakker om zijn hoofd heen zit. Op de schermafbeelding van de entree van de school is dit ook duidelijk te zien. Tevens heb ik [verdachte] in zijn gezicht aangekeken. Ik herken de opvallend donkere en grote wenkbrauwen, de lange donkere haren en de lichte stoppelbaard die te zien is naast zijn mondkapje. De persoon op de schermafbeelding bij de entree van de school herken ik als zijnde [verdachte] .
Het proces-verbaal van bevindingen, met fotobijlage, van 16 september 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (dossierpagina’s 69 t/m 87), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op woensdag 16 september 2020 was ik belast met het uitkijken van camerabeelden.
Om 14.43 uur komen twee personen van rechtsboven het beeld in lopen. Ik zie dat de voorste persoon het volgende signalement draagt:
- Grijze pet
- Donker haar wat hij vermoedelijk draagt in een knotje want dit knotje steekt uit het achterste deel van zijn pet
- Blauw mondkapje voor zijn mond
- Zwart shirt draagt
- Zwarte Adidas broek met witte strepen
- Zwarte schoenen
Ik zie dat de persoon achter deze persoon een jongen betreft, hij geheel in het zwart gekleed is en een capuchon rondom zijn hoofd heeft. Ik zie dat hij wit met zwarte schoenen draagt.
Ik zie dat deze twee personen naar de deur van de kamer lopen welke linksboven in beeld te zien is en waar de jongen met het rode vest [de rechtbank begrijpt: aangever
[benadeelde partij 2] ]in zit en de man met de blouse aan [de rechtbank begrijpt: aangever [benadeelde partij 3] ]. Ik zie dat om 14.46 uur de jongen met het petje op de kamer in stapt en de jongen met de rode trui vastpakt. Ik zie vervolgens dat de jongen met de pet de jongen met de rode trui uit de kamer gooit en ik zie dat zij beiden op de grond vallen. Ik zie dat de jongen met de pet op staat en ik zie dat hij de jongen met de rode trui, welke nog op de grond ligt, een klap met zijn rechterhand op het hoofd geeft. Ik zie vervolgens dat de jongen met de pet op, zijn rechterbeen naar achterhaald en vervolgens met kracht naar voren brengt en de jongen met de rode trui aan op zijn hoofd trapt. Ik zie vervolgens dat de jongen met de capuchon op, naar de jongen met de pet op loopt. Ik zie dat de jongen met de capuchon op iets uit zijn
rechterzak haalt. Ik zie dat hij dit voorwerp aan de jongen met de grijze pet op geeft. Ik zie vervolgens dat de jongen met de grijze pet op het voorwerp aan neemt en richting de man met de blouse aan loopt. Ik zie dat hij deze man weg duwt naar de muur.
Vervolgens heb ik de tweede video opnamen bekeken. Deze opname geeft de beelden weer
op het schoolplein van de school. Ik zie dat het camerabeelden zijn van 16 september 2020, omstreeks 14.49 uur. Ik zie dat een (1) persoon vanaf links het beeld in komt lopen. Ik zie dat deze persoon een licht t-shirt aan heeft, een spijkerbroek en witte schoenen. Ik zie dat tegelijkertijd twee personen rechts het beeld in komen lopen. Ik zie dat de voorste persoon het volgende signalement draagt:
- Grijze pet
- Donker haar wat hij vermoedelijk draagt in een knotje want dit knotje steekt uit het achterste deel van zijn pet
- Blauw mondkapje voor zijn mond
- Zwart shirt draagt
- Zwarte Adidas broek met witte strepen
- Zwarte schoenen
Ik zie dat de persoon achter deze persoon geheel in het zwart gekleed is en een capuchon rondom zijn hoofd heeft. Ik zie dat hij wit met zwarte schoenen draagt. Ik zie dat de twee personen die rechts het beeld in komen lopen, met versnelde pas richting de persoon lopen die vanaf links in het beeld in komt lopen. Ik zie dat de jongen met de lichte pet direct zijn rechterarm naar achter beweegt zodra hij bij de persoon met de spijkerbroek [de rechtbank begrijpt: aangever [benadeelde partij 4] ] aan komt en dat hij de persoon met de spijkerbroek een klap geeft op zijn boven lichaam. Ik zie vervolgens dat de jongen met de pet voorbij de persoon met de spijkerbroek springt en weer opnieuw naar hem toe wil lopen om hem een klap te geven. Vervolgens zie ik dat de persoon met de pet op, uithaalt met zijn rechterarm richting het gezicht van de man met de spijkerbroek aan.
Vervolgens zie ik dat de jongen met de pet op en de jongen geheel in het donker gekleed, voorbij de persoon met de spijkerbroek en linksboven het beeld uit lopen. Ik zie dat de man in de spijkerbroek op afstand achter de twee andere personen aan loopt.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [zus] van 28 september 2020 (persoonsdossier [zus] , pagina 13), inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De jongen met de taser stal de jas van een jongen. Die jongen heet [benadeelde partij 1] .
V: Jij vertelde dat een conciërge bedreigd was met een taser?
A: Ik weet niet of hij geraakt was met de taser, maar ik hoorde het geluid van de taser. De conciërge die bedreigd was, was volgens mij de conciërge van de Havo. Hij heet [benadeelde partij 4] [de rechtbank begrijpt: aangever [benadeelde partij 4] ].