ECLI:NL:RBNHO:2021:8414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
15.065699.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting, computervredebreuk en diefstal door middel van phishing en valse hoedanigheid

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van oplichting, computervredebreuk en diefstal. De zaak betreft meerdere benadeelde partijen die slachtoffer zijn geworden van een phishingactie waarbij de verdachte zich voordeed als een bonafide koper. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 in verschillende steden, waaronder Rotterdam en Amsterdam, valse 'Tikkie' links verzonden naar de slachtoffers. Hierdoor werden de slachtoffers naar een valse website geleid waar zij hun inloggegevens moesten invoeren. De verdachte heeft vervolgens toegang gekregen tot hun online betaalomgevingen en heeft geldbedragen van hen weggenomen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gepleit voor een bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging heeft betoogd dat de rol van de verdachte beperkt was en dat hij vrijgesproken moest worden van de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de oplichting en computervredebreuk ten aanzien van enkele aangevers, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige feiten. De rechtbank heeft een werkstraf van 200 uren opgelegd, waarvan 58 uren voorwaardelijk, en bijzondere voorwaarden verbonden aan de straf, waaronder verplicht contact met de jeugdreclassering en deelname aan schuldhulpverlening. Daarnaast zijn de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.065699.20
Uitspraakdatum: 23 september 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 september 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.C. Smits en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van Duin, advocaat te Ridderkerk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 te Rotterdam en/of Gouda, en/of Utrecht, en/of Alphen aan den Rijn en/of Nieuwegein en/of Haarlem, althans (telkens) (in ieder geval) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een ander) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde partij 1] (op of rond 9 juni 2019 te Eindhoven), en/of;
- [benadeelde partij 2] (op of rond 12 juni 2019 te Zoetermeer), en/of;
- [benadeelde partij 3] (op of rond 15 juni 2019 te Heemskerk), en/of;
- [benadeelde partij 4] (op of rond 16 juni 2029 te Wateringen, gemeente Westland), en/of;
- [benadeelde partij 5] (op of rond 16 juni 2019 te Baflo, gemeente Het Hogeland), en/of;
- [benadeelde partij 6] (in of omstreeks de periode van 16 tot en met 18 juni 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad), en/of;
- [benadeelde partij 7] (op of rond 17 juni 2019 te Haarlem), en/of;
- [benadeelde partij 8] (in of omstreeks de periode van 20 tot en met 24 juni 2019 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal), en/of;
- [benadeelde partij 9] (op of rond 21 juni 2019 te Hengelo), en/of;
- [benadeelde partij 10] (op of rond 23 juni 2019 te Tilburg), en/of;
(heimelijk) heeft bewogen tot afgifte van enig goed en/of tot het verlenen van een dienst en/of tot het beschikking stellen van gegevens, namelijk tot het verlenen van (online) toegang tot hun (online) (bancaire) betaalomgeving(en) en/of tot het verstrekken en/of tot afgifte van inloggegevens van de/hun (online) (bancaire) betaalomgeving(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen (telkens),
- zich voorgedaan als bonafide (potentiële) koper ( [koper] en/of [koper] en/of [koper] en/of [koper] ) van (een) door de aangever(s) (op Marktplaats.nl) aangeboden product(en);
- gevraagd om rekeninggegevens van voornoemde personen;
- een of meerdere (valse) “Tikkie” link(s) verzonden naar de aangever(s) en/of de aangever(s) gevraagd/uitgenodigd 1 cent over te maken en/of op die link te klikken (, waarna deze aangever(s) hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens (moesten) invoer(d)en (op een valse bankwebsite));
waardoor voornoemde aangever(s) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 te Rotterdam en/of Gouda en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Zoetermeer en/of Heemskerk en/of Wateringen, gemeente Westland en/of Baflo, gemeente Het Hogeland en/of Zaandam, gemeente Zaanstad en/of Haarlem en/of Bennebroek, gemeente Bloemendaal en/of Hengelo en/of Tilburg, en/of Alphen aan den Rijn en/of Nieuwegein, althans (telkens) (in ieder geval) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in (een) geautomatiseerd(e) werk(en) voor opslag of verwerking van gegevens, te weten (een) server(s) en/of (een) netwerk(en), althans de online betaalomgeving(en), althans een of meer de(e)l(en) daarvan, van de ABN Amro bank, ING, Rabobank en/of een andere bank, en/of van aangever(s) [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] , althans aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (een of meermalen) is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens), toegang tot dat/die werk(en) heeft/hebben verworven door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met hulp van valse signalen en/of valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) zich voordoend als bonafide koper(s) (telkens) één een of meerdere (valse) “Tikkie” link(s) verzonden naar voornoemde aangever(s), waarbij een of meer van deze aangever(s) naar (een) (valse) (phishing) website(s) werd(en) geleid, waarna voornoemde aangever(s) de/hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens (moesten) invoer(d)en, waardoor/waarna een of meer inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens van voornoemde aangever(s) zijn opgevangen/afgevangen en/of achterhaald, waarna verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens (telkens) op voornoemd(e) geautomatiseerd(e) werk(en) heeft/hebben ingelogd met die aldus verkregen gegevens (als ware hij/zij de rechthebbende(n) op dat/die werk(en));
3.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 te Rotterdam en/of Gouda en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Zoetermeer en/of Heemskerk en/of Wateringen, gemeente Westland en/of Baflo, gemeente Het Hogeland en/of Zaandam, gemeente Zaanstad en/of Haarlem en/of Bennebroek, gemeente Bloemendaal en/of Hengelo en/of Tilburg, en/of Alphen aan den Rijn en/of Nieuwegein, althans (telkens) (in ieder geval) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (enig(e)) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- [benadeelde partij 1] (te weten EUR 500,00 en/of EUR 500,00), en/of;
- [benadeelde partij 3] (te weten EUR 2.275,98 en/of EUR 200,00), en/of;
- [benadeelde partij 4] (te weten EUR 1.258,00), en/of;
- [benadeelde partij 5] (te weten EUR 300,00), en/of;
- [benadeelde partij 6] (te weten EUR 2.497,25), en/of;
- [benadeelde partij 7] (te weten EUR 2.468,09), en/of;
- [benadeelde partij 8] (te weten EUR 121,20), en/of;
- [benadeelde partij 9] (te weten: EUR 200,00 en/of EUR 1.500,00), en/of;
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten (heimelijk) door phishing verkregen (bancaire) inloggegegeven(s) van voornoemde aangever(s) en/of een of meer telefoon(s) (welke via ApplePAY aan de rekeningen van die aangever(s) was/waren gekoppeld) (welke (daardoor) als betaalpas functioneerde(n)).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De verdediging heeft daartoe bepleit dat de rol van verdachte in de maand juni 2019 beperkt is geweest. Verdachte had een bijrol die zich beperkte tot het, via een verkregen telefoon, afrekenen van goederen die hij in opdracht van een ander moest aankopen. De verdediging meent dat niet gesproken kan worden van mededaderschap, maar van medeplichtigheid. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, niet in het voortraject en niet bij de uitvoering van het plan. Volgens de verdediging is er sprake van ondergeschiktheid, een minder prominente rol, hetgeen ook tot uiting komt in de bedragen die verdachte daarvoor van de dader(s) ontving.
Verder heeft de verdediging daartoe bepleit dat verdachte heeft toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk, maar niet ten aanzien van de personen die in de tenlastelegging staan omschreven en evenmin in de tenlastegelegde periode.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraken (feiten 1 en 2)
Aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
De rechtbank komt ten aanzien van de aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten tot een vrijspraak. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot medeplegen van de oplichting en computervredebreuk ten aanzien van deze aangevers te komen, nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte meer heeft gedaan dan het enkel aankopen/afrekenen van de goederen in de winkel. Dit is onvoldoende om ten aanzien van de aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij de rol van verdachte voldoende significant is geweest, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Medeplegen
Verder is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van medeplegen, in de zin van de eerdergenoemde nauwe en bewuste samenwerking met een of meerdere anderen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op enig moment voor zichzelf is begonnen en daarbij het telefoonnummer op naam van zijn vader, eindigend op [nummer] , en het nummer eindigend op [nummer] , heeft gebruikt. Het procesdossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de door verdachte gegeven lezing te ontkrachten, zodat verdachte van het medeplegen dient te worden vrijgesproken.
3.3.2.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode en de in de tenlastelegging genoemde aangevers overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft verdachte, zoals hiervoor reeds overwogen, verklaard dat hij op enig moment voor zichzelf is begonnen en daarbij het telefoonnummer op naam van zijn vader, eindigend op [nummer] , en het telefoonnummer eindigend op [nummer] , heeft gebruikt. Uit de stukken blijkt dat alle in de tenlastelegging genoemde aangevers, behalve aangevers [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , zijn benaderd in juni 2019, de tenlastegelegde periode, met het telefoonnummer eindigend op [nummer] of [nummer] . Op basis hiervan komt de rechtbank tot wettig en overtuigend bewijs van de periode, te weten juni 2019, en de in de tenlastegelegde genoemde aangevers.
3.3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt aldus tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, inhoudende dat hij op enig moment voor zichzelf is begonnen en met het telefoonnummer op naam van zijn vader, eindigend op [nummer] , en met het telefoonnummer eindigend op [nummer] , zelf de aangevers heeft benaderd, waarna hij met de inloggegevens van die aangevers naar hun bankomgeving is gegaan en betalingen heeft verricht;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 3] van 17 juni 2019 (dossierpagina’s 514 tot en met 517);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 4] van 21 juni 2019 (dossierpagina’s 520 tot en met 527;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 10] van 3 juli 2019 (dossierpagina’s 528 tot en met 544);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 6] van 20 juni 2019 (dossierpagina’s 545 tot en met 550);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 7] van 4 juli 2019 (dossierpagina’s 551 tot en met 555);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 8] van 30 juni 2019 (dossierpagina’s 1069 tot en met 1078);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, met bijlage, van [benadeelde partij 9] van 26 juni 2019 (dossierpagina’s 1079 tot en met 1090);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] van 17 juni 2019 (dossierpagina’s 1091 tot en met 1093);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] van 13 juni 2019 (dossierpagina’s 1094 tot en met 1096);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 1] van 14 juni 2019 (dossierpagina’s 1097 tot en met 1099);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 11] namens de ING bank van 20 januari 2020 (dossierpagina’s 622 tot en met 634);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 12 augustus 2019 (dossierpagina’s 585 tot en met 589);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 13 augustus 2019 (dossierpagina’s 651 tot en met 655);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 19 november 2019 (dossierpagina’s 663 tot en met 665).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde partij 1] en
- [benadeelde partij 2] en
- [benadeelde partij 5] en
- [benadeelde partij 6] en
- [benadeelde partij 7] en
- [benadeelde partij 8] en
- [benadeelde partij 9] en
- [benadeelde partij 10]
heeft bewogen tot het beschikking stellen van gegevens, namelijk tot het verstrekken van inloggegevens van hun online bancaire betaalomgeving, hebbende verdachte toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid meermalen telkens,
- zich voorgedaan als bonafide (potentiële) koper [koper] en/of [koper] van (een) door de aangevers op Marktplaats.nl aangeboden producten en
- gevraagd om rekeninggegevens van voornoemde personen en
- een of meerdere valse “Tikkie” link(s) verzonden naar de aangevers en de aangevers gevraagd/uitgenodigd 1 cent over te maken en op die link te klikken, waarna deze aangevers hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens invoerden op een valse bankwebsite,
waardoor voornoemde aangevers werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij, op tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken voor opslag of verwerking van gegevens, te weten de online betaalomgevingen van de ABN Amro bank, ING, Rabobank en van aangevers [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] , [benadeelde partij 8] , [benadeelde partij 9] en [benadeelde partij 10] , is binnengedrongen, waarbij hij, telkens, toegang tot die werken heeft verworven door het doorbreken van een beveiliging en met hulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft verdachte zich voordoend als bonafide koper telkens een of meerdere valse “Tikkie” links verzonden naar voornoemde aangevers, waarbij deze aangevers naar een valse (phishing) website werden geleid, waarna voornoemde aangevers hun inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens invoerden, waardoor een of meer inlog- en/of accountgegevens en/of gebruikersgegevens van voornoemde aangevers zijn achterhaald, waarna verdachte vervolgens telkens op voornoemde geautomatiseerde werken heeft ingelogd met die aldus verkregen gegevens als ware hij de rechthebbende op die werken;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 30 juni 2019 te Rotterdam en/of Gouda en/of Alphen aan den Rijn en/of Nieuwegein, in ieder geval in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen toebehorende aan
- [benadeelde partij 1] (te weten EUR 500,00) en
- [benadeelde partij 3] (te weten EUR 2.275,98 en EUR 200,00) en
- [benadeelde partij 4] (te weten EUR 1.258,00) en
- [benadeelde partij 5] (te weten EUR 300,00) en
- [benadeelde partij 6] (te weten EUR 2.497,25) en
- [benadeelde partij 7] (te weten EUR 2.468,09) en
- [benadeelde partij 8] (te weten EUR 121,20) en
- [benadeelde partij 9] (te weten EUR 200,00 en EUR 200,00),
waarbij hij, verdachte, de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, te weten door phishing verkregen bancaire inloggegevens van voornoemde aangevers.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 2: computervredebreuk, meermalen gepleegd;
Feit 3: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 79 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat verdachte
 verplicht contact onderhoudt met de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;
 zal meewerken aan ambulante behandeling en diagnostiek;
 zal meewerken aan schuldhulpverlening;
waarbij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit bij de strafmaat rekening te houden met het volgende.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte wat betreft zijn zelfstandigheid achter ligt op zijn leeftijdsgenoten. Hij organiseert zijn eigen gedrag nauwelijks en schat de risico’s van zijn handelen niet goed in. Hij neemt nog actief deel aan het gezin en is ontvankelijk voor beïnvloeding/ondersteuning door volwassenen. Verdachte is echter ook kwetsbaar voor negatieve beïnvloeding. De verdediging stelt zich op het standpunt dat een straf waarbij ruimte is voor begeleiding door de jeugdreclassering wenselijk is en kan zich vinden in het advies van de reclassering. De verdediging stelt daarbij dat, nu verdachte reeds 71 dagen in voorarrest heeft doorgebracht, het niet wenselijk is om een verdergaande onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. De verdediging heeft daarnaast bepleit verdachte een werkstraf op te leggen waarvan de duur afhankelijk zal zijn van hetgeen de rechtbank bewezen acht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit de dossierstukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan oplichting, computervredebreuk en diefstal van geldbedragen, waarmee hij goederen (waaronder telefoons en kaarten met beltegoed) heeft aangeschaft. Verdachte heeft mensen opgelicht en bewogen, met gebruikmaking van een valse hoedanigheid en door middel van valse tikkie-links, tot afgifte van hun inloggegevens, accountgegevens en gebruikersgegevens. Met deze gegevens heeft verdachte ingelogd op de online betaalomgeving van de slachtoffers bij hun banken en vervolgens geldbedragen weggenomen door er betalingen mee te verrichten voor de aankoop van goederen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op een dergelijke manier enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin zonder rekening te houden met de slachtoffers. Hij heeft slachtoffers financieel benadeeld en heeft het vertrouwen in het online betalingsverkeer en het handelen op online handelssites schade toegebracht. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken de gevoelens van (digitale) onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld;
- het gezinsplan van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond van 6 augustus 2021;
- het reclasseringsadvies van Leger des Heils Rotterdam van 25 augustus 2021.
Uit het gezinsplan van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en het reclasseringsadvies van Leger des Heils Rotterdam, blijkt onder meer het volgende.
Verdachte woont samen met zijn moeder in [plaats] . Het contact met zijn vader is wisselend. Verdachte geeft aan dat hij voorlopig nog niet van plan is om op zichzelf te gaan wonen. De jeugdreclasseerder is betrokken geraakt bij verdachte omdat dit als schorsingsvoorwaarde was opgelegd. De begeleiding verloopt niet soepel. De ene keer is verdachte goed, open en kwetsbaar in het contact, maar op andere momenten is hij voor de jeugdreclassering zeer slecht tot niet bereikbaar. De jeugdreclasseerder heeft getracht diverse trajecten met en voor verdachte op te zetten, maar geen van allen hebben tot op heden geleid tot een daadwerkelijke gedragsverandering. Hij lijkt in eerste instantie meewerkend en open, maar steeds duidelijker wordt ook dat hij behoorlijk zelfbepalend is en weinig tot geen inzicht geeft in diverse zaken.
Verdachte heeft enkel zijn vmbo-basis diploma behaald en geen startkwalificatie. Het traject bij Hack-Right is negatief afgesloten. De behandeling bij Topzorg van De Waag verloopt moeizaam omdat verdachte regelmatig niet is verschenen op afspraken. De bereikbaarheid van verdachte laat te wensen over en regelmatig is hij te laat op afspraken gekomen bij de jeugdreclasseerder. Hierdoor is de kans op onttrekking aan voorwaarden en dus een stagnatie in het begeleidingstraject aanwezig.
Er bestaan ook zorgen over de financiële situatie van verdachte. Hij heeft tot op heden geen schulden afbetaald en op dit moment is er onvoldoende zicht op zijn schulden. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Jeugdbescherming en het Leger des Heils adviseren een deels voorwaardelijke taakstraf met bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling en diagnostiek;
- meewerken aan schuldhulpverlening;
- meewerken aan een zinvolle dagbesteding.
De zittingsvertegenwoordigster van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft ter zitting nog het volgende naar voren gebracht.
Verdachte loopt al een tijdje in een schorsing en heeft een wisselend beeld laten zien. De wil om geholpen te worden is er wel, maar regelmatig wordt ook gezien dat hulpverlening om een of andere reden niet van de grond komt. Hij steekt soms zelf zijn kop in het zand als spanningen te hoog worden. Hij is aangemeld voor een opleiding, maar nog niet aangenomen. Hij is ook aan het solliciteren, maar heeft nog geen baan. Jeugdbescherming twijfelt of zij hem nog moet begeleiden of dat hij beter kan worden begeleid door de volwassenen reclassering. Verdachte wil zelf liever bij Jeugdbescherming blijven.
Jeugdbescherming blijft bij het schriftelijk uitgebrachte advies.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende straf. De rechtbank is van oordeel dat verdachte volledig verantwoordelijk moet worden gehouden voor het meermalen plegen van oplichting, computervredebreuk en diefstal, nu is gebleken dat hij bewust te werk is gegaan. In zijn algemeenheid geldt dat bij dergelijke ernstige strafbare feiten een vrijheidsbenemende straf passend en geboden wordt geacht. Ook in dit geval is in beginsel een jeugddetentie op zijn plaats. Maar gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die op de zitting zijn besproken, waarbij naast een zelfbepalende kant ook een kwetsbare kant naar voren kwam, is de rechtbank evenwel van oordeel dat een jeugddetentie niet passend is. Daarbij speelt ook mee dat verdachte een first offender is en het een oude zaak betreft, de feiten dateren van juni 2019.
De rechtbank zal aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf opleggen en wel voor 200 uren, het maximale aantal. Daarmee geeft de rechtbank uitdrukking aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal bepalen dat van die 200 uren een gedeelte, te weten 58 uren, voorwaardelijk zal worden opgelegd. Dit maakt dat, na aftrek van het voorarrest, er geen onvoorwaardelijke werkstraf meer te verrichten is. Aan het voorwaardelijk gedeelte zal een proeftijd worden verbonden van twee jaren, zodat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk gedeelte ook bijzondere voorwaarden verbinden die zien op verplicht contact met de jeugdreclassering, een dagbesteding, een ambulante behandeling bij De Waag en schuldhulpverlening.

7.Beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een computer, Acer ( [nummer] ) en een zwart telefoontoestel, merk Apple ( [nummer] ), dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer (36d Sr)
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een wit telefoontoestel, merk Apple ( [nummer] ) en een telefoontoestel, Apple ( [nummer] ), dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen, gelet op de daarop aangetroffen informatie, dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Vorderingen benadeelde partijen

[benadeelde partij 11] heeft namens
de ING bankeen vordering tot schadevergoeding van € 18.676,63 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die de ING bank als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen.
De officier van justitie stelt dat € 3.773,98 (de schadeloosstelling van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] ) dient te worden toegewezen en verzoekt dit bedrag hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente aan verdachte op te leggen.
De officier van justitie stelt daarnaast dat € 4.965,34 (de schadeloosstelling van [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] ), vermeerderd met de wettelijke rente, dient te worden toegewezen, waarvoor verdachte alleen aansprakelijk is.
De officier stelt dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag tot € 8.498,34 kan worden toegewezen en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de schade van de ING tot een bedrag van € 8.699,32 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd. Bij [benadeelde partij 3] is in totaal € 2.475,98 (€ 2.275,98 en
€ 200,-) van de rekening weggenomen en bij [benadeelde partij 4] is een bedrag van
€ 1.258,- van de rekening weggenomen. Deze bedragen zijn door de ING bank aan de slachtoffers teruggestort. De bedragen € 2.475,98 en € 1.258,- zijn bij elkaar opgeteld
€ 3.733,98.
De rechtbank zal bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Tevens is bij [benadeelde partij 6] een bedrag van € 2.497,25 van de rekening weggenomen en bij
[benadeelde partij 7] is een bedrag van € 2.468,09 van de rekening weggenomen, welke bedragen ook beide door de ING bank zijn teruggestort. De bedragen € 2.497,25 en € 2.468,09 zijn bij elkaar opgeteld € 4.965,34.
De bedragen € 3.733,98 en € 4.965,34 zijn bij elkaar opgeteld € 8.699,32.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank is verder van oordeel de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de post onderzoekskosten is uitgesplitst naar IP-adressen van de medeverdachten, maar onvoldoende is onderbouwd c.q. inzichtelijk gemaakt welke kosten zijn geweest in de bewezen verklaarde zaken van verdachte. Om deze kosten nader te laten specificeren levert een onevenredige belasting op voor het strafgeding.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de kosten voor het overhevelen van spaarrekeningen naar een andere bank.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten en dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 4]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en zal bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 7]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.131,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de bedragen € 2.301,- en € 1.830,-.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte van [benadeelde partij 7] blijkt dat hij volledig is schadeloosgesteld door de ING bank.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36d, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138ab, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
TWEEHONDERD (200) URENtaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door HONDERD (100) DAGEN jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
ACHTENVIJFTIG (58) UREN, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door NEGENENTWINTIG (29) DAGEN jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een
proeftijdvast van
twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding (ter beoordeling van de jeugdreclassering) voor ten minste 24 uren per week, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag (Topzorg) of een soortgelijke instantie en diagnostiek, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan schuldhulpverlening, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • 1 computer, Acer ( [nummer] );
  • 1 telefoontoestel, zwart, merk Apple ( [nummer] ).
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 telefoontoestel, wit, merk Apple ( [nummer] );
  • 1 telefoontoestel, Apple ( [nummer] ).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij de
ING bankgeleden schade tot een bedrag van
€ 8.699,32, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de ING bank, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien een bedrag van € 3.733,98 geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.A. Onderwater, voorzitter, kinderrechter,
mr. R. van der Heijden en mr. E.K.A. van den Bos, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2021.
mr. E.K.A. van den Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.