ECLI:NL:RBNHO:2021:8411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
21/3684
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen besluit Provinciale Staten over Regionale Energie Strategie 1.0 niet referendabel

Op 29 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin bezwaar is gemaakt tegen het besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland. Dit besluit betrof de vaststelling van de Regionale Energie Strategie 1.0 (RES 1.0), waarbij werd bepaald dat deze strategie niet referendabel is. De verzoeker, een stichting, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om de uitvoering van de RES 1.0 te schorsen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het verzoek kennelijk ongegrond was.

De voorzieningenrechter stelde vast dat het bestreden besluit niet gericht was op de vaststelling van de RES 1.0 zelf, maar op de niet-referendabiliteit daarvan. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet binnen de grenzen van het bestreden besluit viel, zoals vereist door artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bovendien oordeelde de voorzieningenrechter dat de vaststelling van de RES 1.0 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat het geen externe rechtsgevolgen met zich meebrengt en geen juridische binding heeft.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat dit zou ingrijpen in de besluitvorming die niet ter beoordeling lag. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van de ingezonden stukken. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3684

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2021 in de zaak tussen

Stichting [verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

en

Provinciale Staten van Noord-Holland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat het besluit tot vaststelling van de Regionale Energie Strategie 1.0 (RES 1.0) Noord Holland Noord en tot vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Zuid niet referendabel is.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter in verband met dat besluit verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet met toepassing van het bepaalde in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting, nu hij al op grond van de ingezonden stukken tot het oordeel is gekomen dat het verzoek kennelijk ongegrond is. Redengevend hiervoor is het volgende.
2. Verweerder heeft besloten dat de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Noord en de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Zuid met toepassing van het bepaalde in artikel 5 van de Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent referendum (de Referendumverordening Noord-Holland 2018) niet referendabel zijn.
4.1
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan alleen dan een voorlopige voorziening worden getroffen indien beroep is ingesteld of bezwaar gemaakt is tegen een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit dit vereiste vloeit mede voort dat een te treffen voorlopige voorziening niet mag treden buiten de grenzen van het besluit waartegen het bezwaar of beroep zich richt.
4.2
Het bezwaar richt zich niet tegen de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Noord en de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Zuid, maar tegen het besluit om die vaststelling niet-referendabel te achten.
4.3
Het verzoek om een voorlopige voorziening strekt ertoe, de uitvoering van RES 1.0 Noord-Holland Noord en de RES 1.0 Noord-Holland Zuid op te schorten. Toewijzing van het voorliggende verzoek zou dus betekenen dat wordt ingegrepen in de besluitvorming tot vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Noord en de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Zuid, terwijl die besluitvorming hier niet voorligt. Toewijzing van het verzoek zou daarmee de grenzen van het bestreden besluit (dat is genomen in het kader van de uitvoering van de Referendumverordening) te buiten gaan, hetgeen in strijd is met de strekking van het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb.
5. Daarbij komt dat de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Noord en de vaststelling van de RES 1.0 Noord-Holland Zuid, geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat de vaststelling daarvan geen (externe) rechtsgevolgen met zich meebrengt en geen juridische binding heeft, maar slechts een strategische verkenning is die nog dient te worden geoperationaliseerd in provinciale verordeningen, bestemmings- en omgevingsplannen. De bestuursrechter kan de RES-vaststellingsbesluiten ook daarom niet schorsen.
6. Dat het honoreren van het verzoek om een raadgevend referendum als consequentie zou hebben gehad dat de besluitvorming over de RES zou moeten worden aangehouden leidt niet tot een andere conclusie. Dat doet er immers niet aan af dat de gevraagde voorziening uitsluitend gericht is op het ingrijpen in de RES- besluitvorming
en niet op het treffen van een voorlopige maatregel betreffende de toepassing van de referendumverordening Noord-Holland 2018.
7. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek als kennelijk ongegrond moet worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.