ECLI:NL:RBNHO:2021:8373

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
15/025260-21 en 15/013955-21 (gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en brandstichting door gedetineerde in Justitieel Complex Schiphol met gevolgen voor verblijfsstatus en tbs-maatregel

Op 30 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 15/025260-21 en 15/013955-21, waarin de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en brandstichting in het Justitieel Complex Schiphol. De verdachte gooide een vuilnisbakdeksel naar een medewerker, wat resulteerde in letsel, en stichtte vervolgens brand in zijn cel, wat leidde tot gevaar voor andere gedetineerden en personeel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, gebaseerd op psychiatrische rapportages die een psychische stoornis vaststelden. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en werd terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De rechtbank overwoog de uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel in het licht van de verblijfsstatus van de verdachte, die tijdelijk in Nederland verbleef. De rechtbank concludeerde dat tbs met voorwaarden niet op voorhand onuitvoerbaar was, maar dat de verdachte ter beschikking moest worden gesteld met verpleging van overheidswege. De rechtbank legde ook voorwaarden op voor de reclassering en oordeelde dat de verdachte schadevergoeding moest betalen aan de benadeelde partij voor de vernieling van een auto.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/025260-21 en 15/013955-21 (gev.)
Uitspraakdatum: 30 september 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 september 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.A. Hobbelink, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. H.J.G. Dudink, advocaat te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 15/025260-21
1.
hij, op of omstreeks 27 januari 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met lakens en/of kleding en/of papier en/of (een) matras(vulling), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan die/dat lakens en/of kleding en/of papier en/of matras(vulling) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer gevangeniscellen, althans het Justitieel Complex Schiphol, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor (mede)gedetineerden en/of personeel van het Justitieel Complex Schiphol, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)gedetineerden en/of personeel van het Justitieel Complex Schiphol, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 27 januari 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk lakens en/of een matras en/of een bed en/of een gevangeniscel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Justitieel Complex Schiphol toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij, op of omstreeks 27 januari 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een (vuilnisbak)deksel tegen de arm, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te slaan en/of een (vuilnisbak)deksel tegen de arm, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te gooien;
In de zaak met parketnummer 15/013955-21
hij op of omstreeks 17 januari 2021 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere auto's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en van het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en van het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
In de zaak met parketnummer 15/025260-21
1 primair.
hij op 27 januari 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met lakens en kleding en papier en een matras, ten gevolge waarvan die lakens en kleding en papier en matras zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer gevangeniscellen, althans het Justitieel Complex Schiphol, en levensgevaar voor medegedetineerden en personeel van het Justitieel Complex Schiphol en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor medegedetineerden en personeel van het Justitieel Complex Schiphol te duchten was;
2.
hij op 27 januari 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een vuilnisbakdeksel tegen de arm van die [slachtoffer 1] te gooien;
In de zaak met parketnummer 15/013955-21
hij op 17 januari 2021 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk auto's die aan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft beschadigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 15/025260-21
1. primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
2.
mishandeling
In de zaak met parketnummer 15/013955-21
vernieling, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van de verdachte acht geslagen op de psychiatrische Pro Justitia rapportage van 25 april 2021, opgesteld door psychiater
J. Scholvinck, en op de psychologische Pro Justitia rapportage van 23 april 2021, opgesteld door GZ-psycholoog S. Crombag. Deze rapportages zien op de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 ten laste gelegde feiten.
De psychiatrische rapportage houdt ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte onder meer in – zakelijk weergegeven – dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van een psychotisch beeld in het kader van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Gesteld wordt dat de gedragingen en gedachten rondom en ten tijde van het tenlastegelegde geheel voortkomen uit de gestelde stoornis. De verdachte ervaarde een druk in zijn hoofd (het horen van stemmen) en had het idee en gevoel dat mensen op hem afgestuurd werden, hem in de gaten hielden. De spanning en stress namen in de 24 uur voor het tenlastegelegde sterk toe. De verdachte voelde zich al teleurgesteld, moedeloos en wanhopig door alles wat hij had mee gemaakt de afgelopen jaren. Hierdoor raakte hij nog sneller geagiteerd en gefrustreerd. Door de aanwezige psychose had de verdachte minder goed controle over zijn frustratietolerantie en impulsregulatie. Hij voelde zich sneller aangevallen, interpreteerde alle gebeurtenissen vanuit zijn paranoïde en hij was verminderd in staat om langer na te denken over zijn (alternatieve) gedragingen. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht dan kan gesteld worden dat de verdachte dit niet is toe te rekenen.
De psychologische rapportage houdt ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte onder meer in – zakelijk weergegeven – dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde was er eveneens sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. De draagkracht van de verdachte was al sterk verminderd als gevolg van de al langer bestaande forse psychische klachten (vrijwel continu stemmen horen, idee dat anderen hem vooral tegenwerken, een veelheid aan wisselende gedachten ervaren) en stressoren in de vorm van verschillende psychosociale problemen. Daarbij was hij nog boos en teleurgesteld over de voor hem tegenvallende uitkomst van de rechtszitting de dag ervoor. De verdachte was daarom niet in staat was om enig begrip te kunnen opbrengen voor het een kwartier uitlopende dagprogramma en verscheurde uit boosheid zijn dagschema. Nadat hij hier vervolgens een berisping over kreeg frustreerde dit hem nog meer en in combinatie met de door hem al eerder ervaren uitzichtloosheid en ervaring toch niks meer te verliezen te hebben, maakte dit dat hij zichzelf onvoldoende kon remmen in zijn gedragsneigingen. Uit frustratie en boosheid gooide hij met een deksel naar de inrichtingsmedewerker, waarbij de brandstichting zowel als een impulsieve suïcidepoging kan worden gezien alsook als een daad van verzet, dat er zo niet met hem omgegaan mag worden. Een verminderde realiteitstoetsing (iedereen is tegen mij), het zich moeilijk kunnen verplaatsen in anderen en hun gedragskeuzes en door alle frustraties geen begrip kunnen opbrengen voor onbedoelde vervelende omstandigheden (kwartier moeten wachten), maakte dat hij zichzelf niet kon remmen in zijn gedragingen. De verdachte zijn mogelijkheden tot zelfsturing worden als volledig verminderd gezien.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over. Gelet op de inhoud hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 bewezenverklaarde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank gaat er in de zaak met parketnummer 15/013955-21 eveneens van uit dat het bewezen verklaarde feit de verdachte niet kan worden toegerekend. Dit feit heeft plaatsgevonden tien dagen voor de feiten in de zaak met parketnummer 15/025260-21. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het begaan van dit feit geen controle over zichzelf had vanwege de woede die hij voelde en dat hij stemmen in zijn hoofd hoorde. Gelet op de aard van de stoornis dat in bovengenoemde rapportages bij de verdachte is vastgesteld, in combinatie met deze verklaring van de verdachte, gaat de rechtbank er van uit dat de verdachte bij het begaan van dit feit eveneens leed aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en dat deze stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het feit beïnvloedde.
De rechtbank acht de verdachte gelet op het vorenstaande niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met verpleging van overheidswege. Ter onderbouwing van deze vordering heeft de officier van justitie – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Uit de Aanwijzing tbs vreemdelingen volgt dat het Openbaar Ministerie in beginsel geen tbs vordert ten aanzien van vreemdelingen van wie vaststaat of aannemelijk is dat zij niet rechtmatig in Nederland zullen kunnen verblijven na afloop van tenuitvoerlegging van de tbs. De verdachte heeft een tijdelijke verblijfsstatus in Nederland. Of dat zo blijft na een veroordeling in de onderhavige zaak, is op dit moment onduidelijk. Vooralsnog gaat het Openbaar Ministerie er van uit dat terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden aanleiding zal zijn voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) om het rechtmatige verblijf van de verdachte in Nederland te beëindigen. Dit maakt de tbs met voorwaarden na behandeling in Veldzicht onuitvoerbaar. Immers, resocialisatie in Nederland – waarvan wordt uitgegaan bij tbs met voorwaarden – is in dat geval niet mogelijk. Gelet op die omstandigheid, zou bij tbs met voorwaarden worden ingezet op voortvarende repatriëring van de verdachte naar [geboorteplaats] . In beginsel zou dit moeten plaatsvinden via overdracht van de tenuitvoerlegging van de tbs naar het land van herkomst, of door het vorderen van de beëindiging van de tbs-maatregel bij de rechter. Ten aanzien van de eerste mogelijkheid geldt dat er geen verdrag met [geboorteplaats] is dat de overdracht van de tenuitvoerlegging mogelijk zou kunnen maken en dat het Openbaar Ministerie geen mogelijkheden heeft om in [geboorteplaats] toezicht uit te oefenen of te handhaven, terwijl het Openbaar Ministerie wel verantwoordelijk blijft voor uitvoering van de maatregel. Gelet op de vluchtelingenstatus van de verdachte kan hij alleen op vrijwillige basis terug naar [geboorteplaats] . Of hij daadwerkelijk terug wenst te gaan naar [geboorteplaats] , is niet met zekerheid te zeggen. Ten aanzien van de tweede mogelijkheid geldt dat er geen wettelijke mogelijkheid is om de tbs met voorwaarden in geval van een vreemdeling te beëindigen met het oog op repatriëring.
De vraag of oplegging van tbs met voorwaarden passend en geboden is moet, in het bijzonder gelet op de vreemdelingenstatus van de verdachte, ontkennend worden beantwoord. Daarbij heeft de officier van justitie nog opgemerkt dat zij betwijfelt of sprake is van ziektebesef en -inzicht bij de verdachte.
Bij gebrek aan een redelijk alternatief, dient de verdachte ter beschikking te worden gesteld met verpleging van overheidswege. Nu sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen dient de duur van de terbeschikkingstelling van de verdachte niet te worden gemaximeerd.
Bij wijze van subsidiair standpunt heeft de officier van justitie gevorderd dat indien de rechtbank aan de verdachte de maatregel van tbs met voorwaarden oplegt, deze dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om aan de verdachte tbs met verpleging van overheidswege op te leggen en heeft de rechtbank verzocht om aan de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen, zoals geadviseerd door de deskundigen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De feiten
De verdachte heeft zich in Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS) schuldig gemaakt aan mishandeling van een medewerker, door een deksel van een prullenbak in de richting van die medewerker te gooien. Deze deksel is op de arm van de medewerker terecht gekomen, hetgeen pijn en letsel heeft veroorzaakt. Door op deze manier te handelen, heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Enkele minuten later heeft de verdachte in zijn cel brand gesticht. Hierdoor is veel rookontwikkeling en grote schade aan de betreffende cel ontstaan. Bovendien is gevaar ontstaan voor medewerkers van JCS en andere gedetineerden. Meerdere personen zijn door ambulancemedewerkers nagekeken vanwege het inademen van rook en één persoon is voor onderzoek naar het ziekenhuis gebracht. Meerdere gedetineerden zijn vanuit andere cellen geëvacueerd. Brandstichting is zeer gevaarlijk, omdat het tot oncontroleerbare en snel uit de hand lopende situaties kan leiden. Feiten als het onderhavige roepen doorgaans gevoelens van angst en onrust op bij medewerkers van een penitentiaire inrichting en andere gedetineerden.
Enkele dagen eerder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de vernieling van vier auto’s, door tegen de auto’s te trappen. Hierdoor is schade en overlast voor de betrokkenen ontstaan.
Terbeschikkingstelling
Ter terechtzitting is gedebatteerd over de vraag of en in hoeverre een tbs met voorwaarden uitvoerbaar zou zijn wanneer de verblijfsstatus van de verdachte in de toekomst zou veranderen. Met betrekking tot deze kwestie heeft de rechtbank acht geslagen op een brief van de IND van 15 september 2021, afkomstig van [naam] en gericht aan het Openbaar Ministerie. In deze brief wordt ingegaan op de vraag wat de consequenties voor het verblijfsrecht van de verdachte zouden zijn bij oplegging van een tbs-maatregel. In de brief valt te lezen dat wanneer sprake is van een strafrechtelijke veroordeling van de verdachte, een intrekkingsprocedure van zijn verblijfsvergunning zal worden gestart als die veroordeling onherroepelijk is. Uit de brief leidt de rechtbank af dat voor intrekking onder meer als criterium geldt dat de gedraging terug te voeren moet zijn op de persoon van de vreemdeling en dat deze strafrechtelijk verwijtbaar dient te zijn.
Gelet op het in de brief van de IND genoemde criterium van strafrechtelijke verwijtbaarheid, in combinatie met de beslissing van de rechtbank om de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van het bewezenverklaarde in de onderhavige zaak, zal de rechtbank uit gaan van de huidige legale verblijfsstatus van de verdachte in Nederland. Daarmee acht de rechtbank een tbs met voorwaarden niet op voorhand onuitvoerbaar.
Voorwaarden
De rechtbank heeft voor wat betreft de voorwaarden acht geslagen op de hiervoor onder 5 genoemde Pro Justitia rapportages en het reclasseringsadvies van 9 september 2021, opgesteld en ondertekend door reclasseringswerker [reclasseringswerker] . In deze stukken wordt geadviseerd aan de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. In het reclasseringsadvies wordt bovendien geadviseerd welke voorwaarden aan de verdachte opgelegd zouden moeten worden. De verdachte heeft zich bereid verklaard aan deze voorwaarden mee te werken.
De rechtbank kan zich, net als met de conclusies van de psycholoog en de psychiater, ook met de conclusies van de reclassering verenigen en neemt deze ook over.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank neemt de in het advies van de reclassering geadviseerde voorwaarden over, met uitzondering van de geadviseerde voorwaarde om de verdachte te verplichten Nederland te verlaten. Het is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk wat onder de voorwaarde Nederland te verlaten dient te worden begrepen en in hoeverre de verdachte daardoor wordt belemmerd in de uitoefening van hem toekomende rechten.
De rechtbank zal de opdracht aan de reclassering geven om de verdachte bij de naleving van de op te leggen voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dadelijk uitvoerbaar
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

7.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een aansteker, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.933,41 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit – kort gezegd – de kosten voor reparatie van de auto. De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 ten laste gelegde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in de zaak met parketnummer 15/013955-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36c,36f, 37a, 38, 38a, 57, 63, 157, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de in de zaak met parketnummer 15/025260-21 onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten en het in de zaak met parketnummer 15/013955-21 bewezen verklaarde feit de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
1. De verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder meer in:
 De verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 De verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien.
 De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
 De verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
 De verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is.
 De verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
 De verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
 De verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
2. De verdachte werkt mee aan een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
3. De verdachte laat zich opnemen in Veldzicht of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op een nader te bepalen moment. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Wanneer er bij de startdatum van de maatregel nog geen opnamecapaciteit is bij Veldzicht, werkt de verdachte mee aan zogeheten ‘overbruggingszorg’, waarbij het DIZ een klinische plek beschikbaar zal stellen waar de verdachte kan verblijven tot aan de opname bij Veldzicht.
4. De verdachte gebruikt geen alcohol en/of drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Onttrekt aan het verkeer: de op de beslaglijst vermelde aansteker.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.933,41, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.933,41, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. B.C. Swier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2021.
Mr. B.C. Swier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.