3.3.3Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1
Op 14 juni 2020 is aangever ter hoogte van de Stikkelwaard [nummer] te Alkmaar omstreeks 1.00 uur meermaals beschoten terwijl hij zich bevond in een personenauto, te weten een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] .
Een kogel heeft de auto doorboord en is in de buik van aangever terechtgekomen, andere kogels hebben het voertuig geraakt. De aangever moest als gevolg hiervan een open buikoperatie ondergaan. Aangever heeft verklaard de verdachte, die een vroegere vriend van hem is, te hebben herkend.
De Volkswagen Polo bleek voorzien te zijn van een GPS-tracker. Na onderzoek is gebleken dat op 14 juni 2020 om 00.23, 00.32 en 00.45 uur het telefoonnummer [telefoonnummer] inbelde op deze GPS-tracker. In de contacten van telefoonnummer [telefoonnummer] zijn privé-contacten van de verdachte aangetroffen, zoals zijn ouders, vriendin en zijn werkgever. Ook heeft zijn ex [slachtoffer 2] verklaard dat dit nummer door verdachte wordt gebruikt en dat hij haar op woensdag 10 juni 2020 nog een Whats App bericht heeft gestuurd met dit nummer. Dit telefoonnummer heeft rond 00.45 uur de mast aan de Drechterwaard [nummer] te Alkmaar, die in de directe nabijheid van de Stikkelwaard staat, aangestraald.
Op 14 juni 2020, omstreeks 01:25, werd op de Oostdijk in Heerhugowaard gezien, dat een persoon vanuit een witte auto met zwart dak stapte en een brandende lap in de berm gooide.
De verdachte heeft die avond de auto van zijn vriend [getuige 2] geleend. Uit een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat hij het kenteken van een witte Volkswagen Polo met een zwart dak noteerde, die hij meerdere malen in Alkmaar zag rijden. De Polo bleek op naam te staan van [getuige 2] .
In de buurt van de verbrande lap werden een deels verbrande pet en schoen aangetroffen. De pet vertoont sterke gelijkenis met een pet van [getuige 1] , de vriend van de verdachte met wie hij een deel van die avond/nacht doorbracht en met wie hij kort voor het schietincident in een auto zat. Op de schoen is DNA aangetroffen dat onder meer gelinkt kan worden aan de verdachte.
De verdachte heeft tot aan de inhoudelijke behandeling ter zitting hoofdzakelijk gezwegen. Tijdens de pro forma zitting van 15 maart 2021 heeft hij verklaard dat hij de GPS-tracker onder de auto van aangever heeft laten plaatsen. Hij kwam er achter dat aangever een relatie had met zijn ex en wilde zeker weten dat zij niet samen met zijn dochter naar het buitenland zouden vertrekken. Over het telefoonnummer [telefoonnummer] heeft de verdachte verklaard dat dit nummer door meerdere personen wordt gebruikt, waaronder door hem zelf.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft verdachte verklaard dat hij die avond de auto die hij van [getuige 2] had geleend (naar zijn zeggen omdat dat een automaat is en hij vanwege de verwonding aan zijn hand moeite had met schakelen) weer heeft uitgeleend aan drie jongens, van wie hij de identiteit niet wil noemen. Ook zou hij de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] die avond hebben gegeven aan deze drie jongens. Deze jongens hadden verzocht of ze de telefoon, die is verbonden met de gps-tracker, die avond konden gebruiken. Ze waren volgens de verdachte van plan de drugs stash van aangever te rippen. Ook zouden deze jongens later op die avond, op de terugweg van het feestje van [naam 1] , in de auto van [getuige 2] achter de verdachte aan gereden zijn, die met [getuige 1] in de (schakel) bus van de vader van de verdachte reed.
De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat de telefoon zijn privécontacten bevat
In de telefoon van [getuige 2] is een notitie met instructies aan familieleden van de verdachte aangetroffen, opgemaakt op zondag 14 juni 2020 omstreeks 08:09 uur, en in brieven van de verdachte die hij vanuit detentie aan zijn ouders schreef, eveneens. Verdachte heeft bekend de notitie en de brieven te hebben geschreven.
In aanvulling op de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het
volgende.
Aangifte [slachtoffer 1] /betrouwbaarheid herkenning
In verband met de door [slachtoffer 1] tegen de verdachte gedane aangifte overweegt de rechtbank het volgende. Anders dan door de verdediging is gesteld, zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig ter ondersteuning van de stelling van de verdediging dat aangever leugenachtig zou hebben verklaard, hetgeen tot gevolg heeft dat de rechtbank deze verklaring bij haar oordeelsvorming zal betrekken.
De vervolgvraag is of de herkenning door aangever van de verdachte voldoende betrouwbaar geacht kan worden. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat voor de beoordeling van herkenningen steeds voorop dient te staan dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaats vindt. Gesteld kan worden dat dit inherent is aan het karakter van een herkenning.
Van belang is dat een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kan beïnvloeden, de mate van bekendheid is met de waargenomen persoon. Des te meer aangever van de betrokken persoon een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarnaast wint de herkenning aan waarde, wanneer deze steun vindt in andere - meer objectieve – bewijsmiddelen. Dat betekent dat bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenning, moet worden beoordeeld in het licht van de totstandkoming én in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs.
Toegepast op de verklaring van aangever leidt dat tot het volgende. In eerste instantie wilde aangever niet de naam van de schutter aan de politie melden. Uit deze verklaring blijkt echter ook dat hij de naam wel wist. Hij heeft deze naam direct na het schietincident meerdere keren genoemd, zo blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 3] , bij wie aangever aanbelde om hulp. Aangever heeft verklaard de verdachte te hebben herkend aan zijn ademhaling, ogen, houding en loopje. Daarnaast zijn zij jarenlang vrienden geweest. Voorts biedt het dossier een objectieve ondersteuning van de herkenning, in die zin dat de verdachte op de plaats delict gepositioneerd wordt.
De rechtbank komt dan ook met betrekking tot de herkenning tot de conclusie dat aangezien het een herkenning betreft van iemand waarmee langdurig contact is geweest en die ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen, de herkenning voldoende betrouwbaar wordt geacht. In dit verband merkt de rechtbank nog op, dat de door de raadsman in zijn pleitnota aangevoerde jurisprudentie ziet op herkenningen op camerabeelden door verbalisanten, terwijl het hier een herkenning betreft van een bekende gebaseerd op een langdurige vriendschap.
GPS-tracker en voertuig [getuige 2]
Onder de auto van aangever is door de politie een gps-tracker aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij die heeft laten plaatsen en ook volgde door gebruik te maken van een specifiek telefoonnummer. Voor het schietincident, waarvan de melding bij de politie rond 01.00 uur was, is er om 00.23, 00.32 en 00.45 ingebeld op de gps-tracker met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer straalt daarbij de zendmast KPN 622009222, gevestigd aan de Drechterwaard [nummer] te Alkmaar, in de omgeving van de plaats delict de Stikkelwaard aan.
Bij de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte een aanvullende verklaring afgelegd over dit telefoonnummer. De telefoon met dit nummer zou op het moment van het inbellen op het nummer van de GPS-tracker niet meer in het bezit van verdachte zijn geweest, maar in het bezit van drie jongens. Ook zouden deze jongens volgens verdachte in de auto van [getuige 2] hebben gereden, terwijl de verdachte met [getuige 1] in de bus van de vader van de verdachte reed. In dat verband merkt de rechtbank op dat [getuige 1] in zijn verhoor als getuige niets over deze gang van zaken heeft verklaard, zoals die door de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht. Ook blijkt uit het onderzoek aan de mobiele telefoon van [getuige 1] dat deze op 13 juni 2020 om 23.40 uur nog een bluetooth verbinding maakt met een apparaat genaamd VW GTI. Het voertuig van [getuige 2] is een Volkswagen Polo GTI. Deze verklaring van verdachte is ruim een jaar na het schietincident, na diverse pro-forma rechtszittingen, op een extreem laat stadium afgelegd. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank voornoemde door de verdachte ter zitting afgelegde verklaring waarbij hij stelt zowel de telefoon met het nummer [telefoonnummer] , als de auto van [getuige 2] aan een drietal personen te hebben uitgeleend onverifieerbaar en ongeloofwaardig. De verdachte heeft aldus kort voor het schietincident ingebeld op de gps-tracker met het aan hem toegeschreven telefoonnummer.
Aantreffen schoen met DNA verdachte
Op 14 juni 2020, omstreeks 01:25, werd op de Oostdijk in Heerhugowaard gezien, dat een persoon vanuit een witte auto met zwart dak stapte en een brandende lap in de berm gooide. Daarbij werd een deels verbrande pet en schoen aangetroffen. Middels een zoekslag op internet is bevonden dat de aangetroffen pet, met zeer specifieke kenmerken, gelijk is aan een pet waarover [getuige 1] beschikte, terwijl hij kort voor het schietincident bij verdachte in de auto heeft gezeten. De auto van [getuige 2] is wit en heeft een zwart dak. Daarnaast is op basis van onderzoek vastgesteld dat de aangetroffen schoen (onder meer) het DNA van de verdachte bevat. Uit de bemonstering van de schoen is een DNA-mengprofiel afkomstig van twee niet-verwante personen verkregen. Het NFI concludeert daarbij dat het meer dan 1 miljard waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA bevat van de verdachte en een willekeurige onbekende persoon dan dat de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat de schoen niet van hem is maar in een loods lag, waar hij diverse spullen waaronder de schoen heeft opgeruimd. Zodoende zou zijn DNA daar op terecht zijn gekomen. De rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig.
Telefoon [getuige 1] 00.19 uur
De raadsman heeft – kort gezegd – betoogd dat de verdachte niet op de plaats delict kan zijn geweest, daar hij samen met [getuige 1] was en de telefoon van laatstgenoemde op 14 juni 2020 om 00.19 contact maakte met de zendmast bij diens huis aan de [adres getuige 1] . De rechtbank overweegt op dit punt dat de locatie van de telefoon van [getuige 1] op dat tijdstip niets zegt over de locatie van de verdachte op dat tijdstip. Verder verwijst de rechtbank naar hetgeen zij eerder overwogen heeft over de telecom contacten van de aan de verdachte toegeschreven telefoon.
De rechtbank is op basis van eerder genoemde deelconclusies van oordeel dat de verklaring van de verdachte ter terechtzitting ongeloofwaardig is. Gelet op het feit dat de verdachte de GPS-tracker onder het voertuig van aangever heeft laten plaatsen, en dat in de contacten van het telefoonnummer [telefoonnummer] privé-contacten van de verdachte zijn aangetroffen en zijn ex heeft verklaard dat dit nummer door verdachte wordt gebruikt, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is geweest die op de GPS-tracker heeft ingebeld om er achter te komen waar aangever zich op die momenten bevond. Nu de dochter van verdachte zich op dat moment bij zijn ouders bevond, kon zij niet de reden zijn om in te bellen op de GPS-tracker.
Dit nummer heeft kort voor het schietincident een zendmast in de directe omgeving van de plaats delict aangestraald. De aangever, die met de verdachte bevriend is geweest, heeft de verdachte herkend als de schutter en hij heeft aangegeven op basis van welke kenmerken hij hem heeft herkend. Niet ver van de plaats delict en kort na het schietincident stak iemand, die uit een witte auto met een zwart dak kwam, een lap in brand. Daar in de buurt werden een deels verbrande, op een pet van zijn vriend [getuige 1] gelijkende, pet en een schoen, waarop onder meer het DNA van de verdachte werd aangetroffen, gevonden. [getuige 1] heeft in zijn verhoor als getuige niets verklaard over het ruilen van voertuig die avond en zijn telefoon heeft om 23.40 uur nog contact gemaakt met een Volkswagen GTI, zoals die van [getuige 2] . Het voorgaande heeft tot gevolg dat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank de hele avond gebruik heeft gemaakt van de auto van [getuige 2] , degene was die in Alkmaar meerdere schoten op het voertuig van aangever heeft afgevuurd, waarbij aangever door een kogel in de buik getroffen is, en vervolgens even later in Heerhugowaard meerdere voorwerpen die op hem terug te voeren zijn, in brand heeft gestoken.
Aangetroffen notitie/brieven
In de telefoon van [getuige 2] is een notitie aangetroffen, die is opgemaakt op zondag 14 juni 2020 omstreeks 08:09 uur. De strekking van de notitie is de volgende. [naam 2] moet naar papa en mama gaan om [naam 3] (de dochter van de verdachte) op te halen. Ze moet aanrijden via [straat] . Ze moeten niet met de politie praten, de politie zal hen manipuleren en vragen naar hun zoon en broer. Ze moeten niets zeggen en sterk zijn, geen belletjes naar elkaar, wees voorbereid, slim en als familie komen we hier uit. De rechtbank constateert aldus dat de verdachte al kort na de schietpartij, een notitie heeft geschreven en via een derde laat bezorgen, waarin hij zijn familie instructies geeft op een bepaalde wijze te verklaren en te handelen. Ook in de - in de bewijsmiddelen opgenomen - brieven van de verdachte, instrueert hij zijn ouders over de wijze waarop zij een verklaring dienen af te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank dragen deze omstandigheden bij aan de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbank gaat aan de stelling van de verdediging, dat de verdachte niet kán hebben geschoten door een verwonding aan een vinger van de rechterhand die was gespalkt, voorbij. Uit de door verdachte overgelegde medische stukken blijkt immers dat het spalkje ook af kon. Bovendien was verdachte naar eigen zeggen ook in staat om met die hand te schakelen in de bus van zijn vader.
Voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van een poging tot moord, dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van ‘voorbedachte raad’ bij de verdachte. Daartoe geldt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het volgende kader: “Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.”Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake. Vast staat dat verdachte boos op het slachtoffer was omdat zijn ex-vriendin, moeder van zijn kind, een relatie had met slachtoffer. Een aantal dagen voor het schietincident is er een whats app conversatie tussen de vader en moeder van verdachte waaruit blijkt dat verdachte het slachtoffer wil pakken en andersom. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte op de bewuste avond een auto heeft geleend, middels een gps-tracker meermalen de positie van aangever heeft bepaald en hem met een geladen vuurwapen heeft opgezocht. Vervolgens heeft de verdachte meerdere kogels op hem afgevuurd. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat er sprake is van contra-indicaties voor de conclusie dat de verdachte zich heeft beraden op zijn voornemen.
De rechtbank acht de voorbedachte raad dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen en overwegingen – in onderlinge samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op aangever.