ECLI:NL:RBNHO:2021:8280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
HAA 21/2580
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 14 juni 2021 beroep ingesteld bij de Rechtbank Noord-Holland wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek van 15 maart 2021. Dit verzoek betrof informatie over de campagneactiviteiten van de minister van Financiën in zijn rol als lijsttrekker van het CDA. Op 8 juli 2021 heeft de minister van Financiën, verweerder in deze zaak, alsnog op het verzoek beslist. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en toestemming gegeven om de behandeling van het verzoek om vergoeding van proceskosten ter openbare zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank uitspraak gedaan met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen andere proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst erop dat verweerder wel verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, waarvoor verzoeker zich tot verweerder moet wenden.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2021. Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en

De minister van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 14 juni 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek van 15 maart 2021 inzake zijn verzoek om informatie over de campagneactiviteiten van de minister van Financiën in zijn rol als lijsttrekker van het CDA.
Bij besluit van 8 juli 2021 heeft verweerder alsnog op het verzoek beslist.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken en toestemming gegeven om de behandeling van het verzoek om vergoeding van proceskosten ter openbare zitting achterwege te laten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

Overwegingen

De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
Verweerder is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.