ECLI:NL:RBNHO:2021:8279

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
HAA 19/3380
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende loongerelateerde werkhervattingsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoeker had in eerste instantie een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) toegekend gekregen, maar het bezwaar tegen het besluit van de verweerder werd ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna het onderzoek ter zitting op 18 november 2020 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is de rechter tot de conclusie gekomen dat een deskundige benoemd moest worden, wat leidde tot de aanstelling van dr. [naam 2], revalidatiearts. Na het uitbrengen van het rapport door de deskundige en de reactie van verzoeker daarop, heeft verweerder het bestreden besluit op 21 mei 2021 gewijzigd en het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de verzoeker in het gelijk gesteld en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.712,-. Tevens is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.P.J.L. Appelman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J. Knufman).

Procesverloop

In het besluit van 5 november 2018 (primair besluit) heeft verweerder aan verzoeker met ingang van 13 november 2018 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend.
In het besluit van 23 juli 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is meegekomen [naam 1] , tolk.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde een deskundige te benoemen.
De rechtbank heeft dr. [naam 2] , revalidatiearts, werkzaam bij [naam 3] , als deskundige benoemd. Op 9 april 2021 heeft dr. [naam 2] rapport uitgebracht.
Op 11 mei 2021 heeft verzoeker op het rapport gereageerd.
Bij besluit van 21 mei 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd. Verweerder heeft het bezwaar alsnog gegrond geacht.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht om uitvoering te geven aan het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Overwegingen

1. Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift,1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek met een waarde per punt van € 748,-), met een wegingsfactor 1.
6. Verzoeker verzoekt voorts om vergoeding voor door hem ingeschakelde deskundige [naam 4] in verband met onderzoek en rapportages ten bedrage van in totaal € 842,34. Verweerder heeft het verzoek niet betwist. Nu de gevraagde kosten bovendien redelijk zijn, zal de rechtbank het verzoek om verweerder te veroordelen op dit onderdeel eveneens toewijzen.
7. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.712,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.