Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
De deskundige oordeelt dat de schade het gevolg is van de vaste montage van de wanden aan het plafond in combinatie met een te verwachten zetting in de vloer. De lijngoot is, volgens de deskundige, scheef aangelegd of is door de vervorming van de vloer scheef komen te liggen, waarbij het scheefliggen van de goot niet volledig kan zijn ontstaan door de vervorming van de vloer. Herstel is mogelijk volgens de deskundige, waarbij de wanden op de vloer moeten worden bevestigd. De herstelkosten raamt de deskundige op € 3.750,- inclusief arbeid, materiaal en btw.”
dit oordeel begrijpelijk is en ook niet dan wel onvoldoende is weersproken. Daarmee staat vast dat de problemen zijn ontstaan doordat een derde aannemer de wanden foutief heeft bevestigd en een andere aannemer de goot niet juist heeft aangelegd. Dit betekent dat niet kan worden gesteld dat de ondernemer [Indri, opm. ktr
.] ondeugdelijk werk zou hebben afgeleverd en de klacht derhalve ongegrond is.”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
Als de wand op de betonvloer zou staan, beweegt deze mee en is er geen probleem. In dit geval is de wand echter aan de bovenzijde door schroeven aan de balklaag gefixeerd, waarmee de onderzijde van de wanden een vaste hoogtemaat zijn geworden. Als de dekvloer dan enigszins kruipt (verlaagd door indrukking isolatielaag, dat dit aan de orde is blijkt ook uit de losgekomen onderste rachels van de wand), ontstaat een trekspanning in de inmiddels ter afdichting aangebrachte kitvoegen. Deze kitvoegen zijn beperkt elastisch en blijken de opgetreden vervorming niet volledig te kunnen opnemen. Het gevolg is dat de kitvoegen onthechten van ofwel de wand, danwel de vloer maar in beide situaties is sprake van een lekkende situatie: de kitvoeg was de enige vochtkering en is nu defect geraakt”.
dat de problemen zijn ontstaan doordat een derde aannemer de wanden foutief heeft bevestigd en een andere aannemer de goot niet juist heeft aangelegd.” [eiseres] stelt dat dit oordeel onjuist is, omdat de douchdrain niet is aangebracht door een derde partij. De geschillencommissie heeft hierover – in de nadere toelichting – overwogen dat zij op basis van alle ingediende stukken heeft geconcludeerd dat haar niet is gebleken van onderaanneming en uitgelegd welke omstandigheden zij daarbij heeft meegewogen. De geschillencommissie heeft daarnaast – ook in de nadere toelichting – uitgelegd dat zij ten aanzien van de draingoot mogelijk van een onjuist uitgangspunt is uitgegaan, maar dat het niet ter zake doet of de draingoot wel of niet door Indri is geplaatst, omdat het voor de commissie duidelijk is dat de draingoot is gaan verzakken door het zakken van de vloer. “
Ook als de commissie als uitgangspunt had genomen dat de goot door de ondernemer[Indri; opm. ktr.]
zou zijn aangebracht, zou de uiteindelijke conclusie van de commissie niet anders zijn geweest”, aldus de geschillencommissie in haar nadere toelichting. Dit komt overeen met het bindend advies. Daarin betrekt de geschillencommissie het oordeel van de deskundige “
dat de schade het gevolg is van de vaste montage van de wanden aan het plafond in combinatie met een te verwachten zetting in de vloer. De lijngoot is, volgens de deskundige, scheef aangelegd of is door de vervorming van de vloer scheef komen te liggen, waarbij het scheefliggen van de goot niet volledig kan zijn ontstaan door de vervorming van de vloer.” Met deze laatste zinsnede laat de geschillencommissie de oorzaak van de (al dan niet door Indri aangelegde) scheve lijngoot in het midden. Het is de kantonrechter niet gebleken dat de motivering van de geschillencommissie apert onjuist is of een (ander) ernstig gebrek in de besluitvorming bevat.