ECLI:NL:RBNHO:2021:8205

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
C/15/306713 / HA ZA 20-560
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige en vaststelling van vragen in civiele procedure inzake schadevergoeding

In deze civiele procedure, aangespannen door verschillende verzekeringsmaatschappijen, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2021 een vonnis gewezen met betrekking tot de benoeming van een deskundige. De zaak betreft een brandincident dat plaatsvond op 9 november 2015, waarbij de betrokken partijen, de Verzekeraars, vragen hebben geformuleerd over de oorzaak van de brand en de rol van een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler van een gasfles. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 25 augustus 2021, partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd zouden worden. De Verzekeraars hebben geen bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundige, Kiwa Nederland N.V., en de rechtbank heeft de deskundige belast met het beantwoorden van specifieke vragen over de brand en de technische aspecten van de gasfles en de drukverdeler. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de Verzekeraars het voorschot op de kosten van de deskundige moeten deponeren en dat zij verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. De deskundige moet binnen drie maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen, waarin ook de opmerkingen van de partijen worden verwerkt. De zaak zal na ontvangst van het deskundigenrapport opnieuw op de rol komen voor conclusie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/306713 / HA ZA 20-560
Vonnis van 29 september 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
ALLIANZ NEDERLAND SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
3. de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
4. de Societas Europaea
MS AMLIN SE,
gevestigd te Amstelveen,
5. de naamloze vennootschap
DE NEDERLANDEN VAN NU SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Diemen,
6. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen,
advocaat mr. M.W.E. Lohman te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.J.A.A. van Dal te Arnhem.
Partijen zullen hierna de Verzekeraars en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 augustus 2021;
  • het B3-formulier van [gedaagde] d.d. 8 september 2021 met de akte uitlating vraagstelling/benoeming deskundige.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling.

2.1.
Bij tussenvonnis van 25 augustus 2021 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over (i) de voorgenomen te benoemen deskundige, (ii) het voornemen om één deskundige te benoemen en (iii) de aan de deskundige voor te leggen vragen.
2.2.
De Verzekeraars hebben zich naar aanleiding van het tussenvonnis niet uitgelaten. [gedaagde] heeft kenbaar gemaakt zich te kunnen vinden in de voorgenomen te benoemen deskundige. Ten aanzien van de eerste twee aan de deskundige te stellen vragen heeft [gedaagde] verzocht om de volgende – hieronder cursief weergegeven – aanvullingen:
Kan – al dan niet proefondervindelijk
en ondanks het reeds door Gorpa uitgevoerde onderzoek – nogworden vastgesteld of ten tijde van de brand op 9 november 2015 (naast de rubberen ring ingebed in de gasfles ook) een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler aanwezig was? Zo nee, kan in een percentage worden uitgedrukt hoe groot de kans is dat ten tijde van de brand op 9 november 2015 (naast de rubberen ring ingebed in de gasfles ook) een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler aanwezig was?
Is uit het dossier af te leiden of de koppeling na de brand nog één gesloten geheel was? Zo nee, kan naar uw oordeel het blussen van de gasfles, het verstrijken van drie dagen voordat Gorpa de gasfles heeft onderzocht,
het onderzoek van Gorpa aan de gasfles en de appendages of een oorzaak anderszinsertoe hebben geleid dat verkoolde restanten van de rubberen ring van de drukverdeler zijn weggeraakt?
2.3.
De rechtbank zal de door [gedaagde] voorgestelde aanvulling op vraag 1 niet overnemen. De door de rechtbank geformuleerde vraag biedt de deskundige immers al de mogelijkheid te concluderen dat niet kan worden vastgesteld of de rubberen afdichtingsring op de drukverdeler aanwezig was ten tijde van de brand. De door [gedaagde] voorgestelde aanvulling is daarom niet nodig. Ook de door [gedaagde] voorgestelde aanvulling op vraag 2 zal de rechtbank niet overnemen. Dat het onderzoek van Gorpa er (mogelijk) toe zou hebben geleid dat verkoolde restanten van de rubberen ring zijn weggeraakt, heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord, noch ter zitting (voldoende gemotiveerd) betoogd, zodat de Verzekeraars hier niet op hebben kunnen reageren. Daarnaast zou de brede formulering van “
of een oorzaak anderszins” er toe kunnen leiden dat bijvoorbeeld ook [gedaagde] stellingen over het onbeheerd achterlaten van de gasfles op de stoep in het onderzoek worden betrokken, terwijl de rechtbank dit blijkens r.o. 4.8 van het tussenvonnis juist niet heeft beoogd.
2.4.
Daarnaast heeft [gedaagde] twee aanvullende vragen geformuleerd met het verzoek deze eveneens aan de deskundige voor te leggen:
7.
Kan er, ongeacht de vraag of de rubberen ring al dan niet op de drukverdeler aanwezig was, een andere oorzaak van de brand zijn geweest, te meer nu de drukverdeler na de brand incompleet is?
8.
Is nog vast te stellen van welk merk en type drukregelaar er sprake is geweest. Was deze regelbaar en, zo ja, tot welke druk?
2.5.
[gedaagde] heeft de redenen voor of de noodzaak van de door hem geformuleerde aanvullende vragen echter niet toegelicht. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarom de door [gedaagde] geformuleerde vraag 7 nodig is naast de reeds door de rechtbank geformuleerde vraag 5, waarin de oorzaak van de brand in het midden is gelaten. Daar komt bij dat het slot van de vraagstelling van [gedaagde] een aanname behelst (namelijk dat de drukverdeler na de brand incompleet was) die in de door de rechtbank geformuleerde vraag 2 juist aan de deskundige wordt overgelaten. Ook is het de rechtbank onduidelijk op welke wijze een antwoord op de door [gedaagde] voorgestelde vraag 8 relevant is in het kader van de door de Verzekeraars ingestelde vorderingen. De rechtbank zal de door [gedaagde] voorgestelde aanvullende vragen derhalve niet aan de deskundige voorleggen.
2.6.
Nu partijen geen bezwaar hebben uitgesproken tegen de voorgenomen te benoemen deskundige, zal de rechtbank Kiwa Nederland N.V. benoemen om de in het dictum geformuleerde vragen te beantwoorden, uitdrukkelijk met de mogelijkheid om in overleg met partijen tevens externe expertise in te schakelen.
2.7.
Zoals ook overwogen in het tussenvonnis van 25 augustus 2021, moet het voorschot op de kosten van de deskundige door de Verzekeraars worden gedeponeerd.
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.10.
Na het deskundigenbericht zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover uit te laten.

3.De beslissing

De rechtbank
de deskundige en de te beantwoorden vragen
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kan – al dan niet proefondervindelijk – worden vastgesteld of ten tijde van de brand op 9 november 2015 (naast de rubberen ring ingebed in de gasfles ook) een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler aanwezig was? Zo nee, kan in een percentage worden uitgedrukt hoe groot de kans is dat ten tijde van de brand op 9 november 2015 (naast de rubberen ring ingebed in de gasfles ook) een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler aanwezig was?
2. Is uit het dossier af te leiden of de koppeling na de brand nog één gesloten geheel was? Zo nee, kan naar uw oordeel het blussen van de gasfles en het verstrijken van drie dagen voordat Gorpa de gasfles heeft onderzocht ertoe hebben geleid dat verkoolde restanten van de rubberen ring van de drukverdeler zijn weggeraakt?
3. Is bij een gasfles met een DIN-aansluiting en een drukverdeler met een universele aansluiting een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler noodzakelijk voor een gasdichte afsluiting?
4. Is het, naar uw oordeel, mogelijk om een langdurige – voor tenminste 54 dagen – gasdichte afsluiting te bewerkstelligen zonder gebruik van een rubberen afdichtingsring op de drukverdeler? Zo ja, welke (aansluit)handelingen zijn hiervoor vereist?
5. Is vast te stellen waar aan de gasfles of toebehoren de brand is ontstaan (al dan niet uitgedrukt in een mate van waarschijnlijkheid)? Hoe heeft dit tot de brand geleid?
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Kiwa Nederland N.V.
contactpersoon: [betrokkene]
e-mailadres: [mail adres]
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
 de deskundige dient
binnen drie wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten;
 de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen;
 partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting;
 indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige bij dezen vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag;
 indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
bepaalt dat de Verzekeraars het voorschot binnen twee weken na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak dient over te maken op het daarop vermelde rekeningnummer, onder vermelding van “voorschot deskundigenrapport” en het zaak- en rolnummer,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat partijen een kopie van hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
bepaalt dat de deskundige
binnen twee wekennadat hij het bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop respectievelijk periode waarin het onderzoek zal plaatsvinden en die datum of periode aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.9.
wijst de deskundige er op dat:
 de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
 de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen;
 de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
 indien slechts één partij bij eventueel onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan;
 indien partijen bij eventueel onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt, althans welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen (i) nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien de deskundige daarom verzoekt, (ii) de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en (iii) de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
3.11.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis en van het vonnis van 25 augustus 2021 aan de deskundige zal toezenden,
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundige er op dat:
 uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
 de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
3.16.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
3.17.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1617