ECLI:NL:RBNHO:2021:8127

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
15.194014.20 en 15.049600.21 (ttz. gev.)(P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dertien straatroven van oudere dames met geweld en mishandeling, met diefstal van laptops

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan dertien straatroven. De verdachte heeft oudere dames bestolen van hun (gouden) sieraden, die niet alleen een geldelijke waarde hadden, maar ook een grote persoonlijke waarde vertegenwoordigden. De berovingen vonden plaats tussen 16 april 2020 en 28 juli 2020, waarbij de sieraden met geweld van de slachtoffers werden afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers op onverhoedse wijze benaderde en de sieraden met kracht van hun nek of arm rukte, wat leidde tot medische hulp voor enkele slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie gevolgd, die had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft zich niet alleen schuldig gemaakt aan straatroven, maar ook aan mishandeling en diefstal van laptops bij Mediamarkt. De rechtbank heeft de impact van de straatroven op de slachtoffers benadrukt, die angstig zijn geworden en grote emotionele schade hebben geleden.

De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.194014.20 en 15.049600.21 (ttz. gev.)(P)
Uitspraakdatum: 21 september 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 september 2021 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting van 12 april 2021 gevoegd
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlaste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer: 15.194014.20:
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2020 tot en met 28 juli 2020 op een of meer plaats(en) in Nederland, telkens op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer sieraden (halskettingen en/of armbanden en/of horloges), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstallen telkens werden voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de draagsters van die sieraden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte telkens de (voor het merendeel oudere en/of kwetsbare) draagsters op onverhoedse wijze op straat benaderde en zich door abrupt en met kracht aan de sieraden te rukken en/of te trekken de sieraden wist eigen te maken,
zo heeft hij zich conform voornoemde:
1) Op 24 juni 2020 op de Kuyperstraat te Bunschoten, gemeente Spakenburg, twee gouden halskettingen toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
2) Op 27 juni 2020 op de Looydijk te De Bilt, een halsketting toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
3) Op 16 april 2020 in de voortuin van een woning aan het Bilderdijkhof te Uithoorn, een halsketting toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
4) Op 21 april 2020 op de Gevers van Endegeeststraat te Hoofddorp, een halsketting toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 4] ( [geboortedatum] ) en/of
5) Op 26 april 2020 op de Zaaierstraat te Nieuw-Vennep, een halsketting toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 5] ( [geboortedatum] ) en/of
6) Op 25 mei 2020 op de Zuiderdreef te Nieuw-Vennep, een halsketting toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
7) Op 1 juli 2020 op het Anemoonpad te Badhoevedorp, een ketting en een horloge toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum] ) en/of
8) Op 3 juli 2020 op de Sparrenlaan te Zwanenburg, een halsketting toegeëigend, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 8] ( [geboortedatum] );
Ten aanzien van parketnummer 15-049600-21:
Feit 1 :
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 28 juli 2020 op een of meer plaats(en) in Nederland, telkens op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer sieraden (halskettingen en/of armbanden en/of horloges), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstallen telkens werden voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de draagsters van die sieraden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte telkens de (voor het merendeel oudere en/of kwetsbare) draagsters op onverhoedse wijze op straat benaderde en zich door abrupt en met kracht aan de sieraden te rukken en/of te trekken de sieraden wist eigen te maken, zo heeft hij zich conform voornoemde:
1) (zaak 2, map 2 p. 290)
Op 17 april 2020 op het Spoorlijnpad te Aalsmeer een gouden schakelketting toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorde aan mevrouw [slachtoffer 9] (geboren op [geboortedatum] )
2) (zaak 21, map 2, p. 345)
Op 19 juni 2020 op de Frans Halsstraat te Alphen aan den Rijn een halsketting en een ring toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 10] (geboren op [geboortedatum] )
3) (zaak 22, map 2, p. 373)
Op 22 juni 2020 op de Sterrenlaan te Alphen aan den Rijn een gouden halsketting met hangers toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 11] (geboren op [geboortedatum] )
4) (zaak 27, map 2, p. 467)
Op 24 juni 2020 op de Eiberlaan te Hoevelaken een gouden halsketting met hanger toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum] )
5) (zaak 33, map 2, p. 515)
Op 26 juni 2020 op de Ceintuurbaan te Bussum twee gouden halskettingen toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 13] (geboren op [geboortedatum] )
6) (zaak 36, map 2, p. 549)
Op 28 juni 2020 op de Moerasvaren te Vleuten een gouden schakelarmband toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum] )
7) (zaak 37, map 3, p. 627)
Op 29 juni 2020 op het Dijkslootpad te Alphen aan den Rijn twee armbanden toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 15] (geboren op [geboortedatum] )
8) (zaak 39, map 3, p. 683)
Op 1 juli 2020 op de Koningin Wilhelminalaan te Ouderkerk aan de Amstel een halsketting toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 16] (geboren op [geboortedatum] )
9) (zaak 44, map 3, p. 783)
Op 3 juli 2020 op de Fideliolaan te Nieuw-Vennep een gouden slavenarmband toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 17] (geboren op [geboortedatum] )
10) (zaak 45, map 3, p. 563)
Op 5 juli 2020 op de Looijersdijk te Breukelen een halsketting toegeëigend die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 18] (geboren op [geboortedatum] )
11) (zaak 47, map 3, p. 799)
Op 7 juli 2020 op Park Rusthoff te Sassenheim twee gouden armbanden toegeëigend
die geheel of ten dele toebehoorden aan [slachtoffer 19] (geboren op [geboortedatum]
)
Feit 2 :
hij op of omstreeks 28 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer 20] heeft mishandeld door die [slachtoffer 20] een vuistslag op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te geven;
Feit 3 :
hij op of omstreeks 18 maart 2020 te Alphen aan den Rijn twee laptops (merk Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Mediamarkt (gevestigd aan de Sint Jorisstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4 :
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer negen laptops (merk Microsoft), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Mediamarkt (gevestigd aan het Cruquiusplein), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 onder 1), 2), 6), 7) en 8) en parketnummer 15-049600-21, onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot (partiële) vrijspraak van het ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 onder 3), 4) en 5) tenlastegelegde.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe kanttekeningen geplaatst bij de bewijsmiddelen zoals gepresenteerd door de officier van justitie.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiele vrijspraak ten aanzien van parketnummer 15-194014-20, onder 3), 4) en 5) en parketnummer 15-049600-21, feit 1, onder 1), 5) en 9):
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van parketnummer 15-194014-20, onder 3), 4) en 5) en parketnummer 15-049600-21, feit 1, onder 1), 5) en 9) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het strafdossier met betrekking tot de onder 1), 5) en 9) tenlastegelegde straatroven bevat weliswaar sterke aanwijzingen in de richting van de verdachte, maar de rechtbank is van oordeel dat er in deze zaken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer
15-194014-20 onder 1), 2), 6), 7) en 8) en parketnummer 15-049600-21, feit 1onder 2), 3), 4), 6), 7), 8), 10) en 11) en de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van de straatroven
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen het volgende af.
De modus operandi van de straatroven is als volgt:
  • De handelingen van de dader bestaan steeds uit het overdag, op straat, plotseling en onverhoeds benaderen van zijn slachtoffers om vervolgens sieraden van de nek of pols af te trekken.
  • Het betreft in alle gevallen vrouwelijk slachtoffers van hogere leeftijd.
  • Tijdens de berovingen werd er door de dader niets gezegd.
  • Tijdens de eerste reeks berovingen benaderde de verdachte zijn slachtoffers op de fiets en bij de latere berovingen benaderde hij zijn slachtoffers op de scooter of lopend.
  • Meerdere aangevers hebben verklaard dat zij de dader reeds eerder zagen en het gevoel hadden voorafgaand aan de straatroof geobserveerd te zijn.
Uit diverse aangiftes en de verstrekte camerabeelden van de straatroven gepleegd in meerdere politie-eenheden kwam naar voren dat het signalement van de verdachte en de scooter die de verdachte gebruikte overeenkomsten vertoonden, waarbij met name het type scooter en het signalement waaronder de kleding van de verdachte opvielen.
Op 6 juni 2020 is een scooter, merk Kymco, voorzien van [kenteken] op naam van verdachte gezet. Er is op meerdere camerabeelden te zien en ook in de aangiftes van diverse slachtoffers melding van gemaakt dat de dader op een scooter, al dan niet van het merk Kymco, reed.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode gebruik maakte van een Kymco scooter en soms ook van andere scooters, zoals de scooter van zijn broer.
De verdachte is op diverse camerabeelden door verbalisanten herkend. Deze herkenningen zijn opgenomen in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Verbalisanten zijn hiervoor opgeleid en getraind en in het onderhavige geval hebben zij gedetailleerd beschreven hoe zij tot de herkenning zijn gekomen.
Voorts is er op het shirt van het slachtoffer dat op 25 mei 2020 op de Zuiderdreef te Nieuw-Vennep werd overvallen, Y-chromosomaal DNA aangetroffen, wat gelieerd kan worden aan de mannelijke lijn van de verdachte.
Uit het dossier en de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting blijkt verder dat hij in de periode van 22 juni tot en met 27 juni 2021een kamer had gehuurd in het [adres] te Lage Vuursche en daar met zijn scooter naar toe was gegaan. In deze periode hebben meerdere straatroven plaatsgevonden in de omgeving van Lage Vuursche.
Tijdens de straatroof van 28 juni 2020 in Vleuten is op camerabeelden de dader te zien met een grijze pet waarop een rood logo staat afgebeeld. Tijdens de doorzoeking bij de verdachte is een soortgelijk petje met rood logo aangetroffen.
Door de aangevers is voorts verklaard dat de dader een (nette) beige broek en een hoofddeksel droeg. Op de beschikbare camerabeelden is dit ook te zien. Tijdens de doorzoeking bij de verdachte zijn twee soortgelijke beige broeken en meerdere petjes aangetroffen.
De verdachte heeft voor voorgaande feiten en omstandigheden geen aannemelijke verklaring gegeven, die zou maken dat anders naar de inhoud en samenhang van de bewijsmiddelen dient te worden gekeken.
De rechtbank is van oordeel dat in al hetgeen hiervoor is overwogen een patroon valt te herkennen dat mede betekenis toekomt in de waardering van het bewijs.
In een relatief korte periode zijn meerdere straatroven gepleegd waarbij steeds gebruik is gemaakt van eenzelfde modus operandi en door een dader met een overeenkomstig signalement. De verdachte was ten tijde van de straatroven steeds in de omgeving te plaatsen van deze straatroven. De straatroven vonden deels plaats in de nabijheid van het [adres] , waar de verdachte op dat moment verbleef of in de omgeving van het woonadres van de verdachte. In zoverre worden de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage daarom niet alleen gebruikt voor de bewijslevering voor het feit waarop zij blijkens hun inhoud rechtstreeks betrekking hebben, maar ook voor de bewijsvoering van de overige bewezenverklaarde feiten.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen – in onderling verband bezien - acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van de diefstallen in de Mediamarkt
Uit de camerabeelden met betrekking tot de mishandeling in Hoofddorp op 28 mei 2020 (feit 2) en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting ten aanzien van de mishandeling blijkt dat de verdachte tijdens zijn aanhouding een pruik en een bril droeg, die sterke overeenkomsten vertoonden met de pruik en bril die te zien zijn op de camerabeelden van de diefstallen van de laptops in de vestigingen Cruquius en Alphen aan den Rijn van de Mediamarkt op de respectievelijke data 17 februari 2020 en 18 maart 2020.
Daar komt bij dat de verdachte, die na zijn aanhouding op 28 mei 2020 in Hoofddorp in een ophoudkamer van de Mediamarkt verbleef, blijkens de camerabeelden heeft geprobeerd de bril die hij ten tijde van de aanhouding droeg, weg te moffelen.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen acht de rechtbank de twee diefstallen van meerdere laptops bij de Mediamarkt (feiten 3 en 4) wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 onder 1), 2), 6), 7) en 8) en parketnummer 15-049600-21, feit 1 onder 2), 3), 4), 6), 7), 8), 10) en 11) en de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
ten aanzien van parketnummer: 15.194014.20 onder 1), 2), 6), 7) en 8):
Hij in de periode van 16 april 2020 tot en met 28 juli 2020 op een of meer plaatsen in Nederland, telkens op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden (halskettingen en armbanden), toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke diefstallen telkens werden vergezeld van geweld tegen de draagsters van die sieraden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte telkens de (voor het merendeel oudere en/of kwetsbare) draagsters op onverhoedse wijze op straat benaderde en zich door abrupt en met kracht aan de sieraden te rukken en/of te trekken de sieraden wist eigen te maken,
zo heeft hij zich conform voornoemde:
1) Op 24 juni 2020 op de Kuyperstraat te Bunschoten, gemeente Spakenburg, twee gouden halskettingen toegeëigend, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) en
2) Op 27 juni 2020 op de Looydijk te De Bilt, een halsketting toegeëigend, die toebehoorde aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) en
6) Op 25 mei 2020 op de Zuiderdreef te Nieuw-Vennep, een halsketting toegeëigend, die toebehoorde aan [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] ) en
7) Op 1 juli 2020 op het Anemoonpad te Badhoevedorp, een ketting en een horloge toegeëigend, die toebehoorden aan [slachtoffer 7] (geboren op [geboortedatum] ) en
8) Op 3 juli 2020 op de Sparrenlaan te Zwanenburg, een halsketting toegeëigend, die toebehoorde aan [slachtoffer 8] ( [geboortedatum] ).
ten aanzien van parketnummer 15-049600-21:
Feit 1 onder 2), 3), 4), 6), 7) en 8), 10) en 11):
hij in de periode van 17 april 2020 tot en met 28 juli 2020 op een of meer plaatsen in Nederland, telkens op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden (halskettingen en armbanden), toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke diefstallen telkens werden vergezeld van geweld tegen de draagsters van die sieraden, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte telkens de (voor het merendeel oudere en/of kwetsbare) draagsters op onverhoedse wijze op straat benaderde en zich door abrupt en met kracht aan de sieraden te rukken en/of te trekken de sieraden wist eigen te maken, zo heeft hij zich conform voornoemde:
2) (zaak 21, map 2, p. 345)
Op 19 juni 2020 op de Frans Halsstraat te Alphen aan den Rijn een halsketting en een ring toegeëigend die toebehoorden aan [slachtoffer 10] (geboren op [geboortedatum] )
3) (zaak 22, map 2, p. 373)
Op 22 juni 2020 op de Sterrenlaan te Alphen aan den Rijn een gouden halsketting met hangers toegeëigend die toebehoorden aan [slachtoffer 11] (geboren op [geboortedatum] )
4) (zaak 27, map 2, p. 467)
Op 24 juni 2020 op de Eiberlaan te Hoevelaken een gouden halsketting met hanger toegeëigend die toebehoorden aan [slachtoffer 12] (geboren op [geboortedatum] )
6) (zaak 36, map 2, p. 549)
Op 28 juni 2020 op de Moerasvaren te Vleuten een gouden schakelarmband toegeëigend die toebehoorde aan [slachtoffer 14] (geboren op [geboortedatum] )
7) (zaak 37, map 3, p. 627)
Op 29 juni 2020 op het Dijkslootpad te Alphen aan den Rijn twee armbanden toegeëigend die toebehoorden aan [slachtoffer 15] (geboren op [geboortedatum] )
8) (zaak 39, map 3, p. 683)
Op 1 juli 2020 op de Koningin Wilhelminalaan te Ouderkerk aan de Amstel een halsketting toegeëigend die toebehoorde aan [slachtoffer 16] (geboren op [geboortedatum] )
10) (zaak 45, map 3, p. 563)
Op 5 juli 2020 op de Looijersdijk te Breukelen een halsketting toegeëigend die toebehoorde aan [slachtoffer 18] (geboren op [geboortedatum] )
11) (zaak 47, map 3, p. 799)
Op 7 juli 2020 op Park Rusthoff te Sassenheim twee gouden armbanden toegeëigend
die toebehoorden aan [slachtoffer 19] (geboren op [geboortedatum]
)
Feit 2 :
hij op 28 mei 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer 20] heeft mishandeld door die [slachtoffer 20] een vuistslag op/tegen het gezicht te geven;
Feit 3 :
hij op 18 maart 2020 te Alphen aan den Rijn twee laptops (merk Apple), die toebehoorden, aan winkelbedrijf Mediamarkt (gevestigd aan de Sint Jorisstraat), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 4 :
hij op 17 februari 2020 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer negen laptops (merk Microsoft), die toebehoorden aan winkelbedrijf Mediamarkt (gevestigd aan het Cruquiusplein), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 en parketnummer
15-049600-21, onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer: 15.19401420, onder 1), 2), 6), 7) en 8):
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 15.049600.21 onder 2), 3), 4), 6), 7) en 8), 10) en 11):
Feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Mishandeling
Feit 3:
Diefstal
Feit 4:
Diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Standpunt van de verdediging
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie(s) die aan verdachte moet(en) worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dertien straatroven, waarbij oudere dames werden bestolen van hun (gouden) sieraden, die naast een geldelijke waarde veelal een enorme persoonlijke waarde vertegenwoordigden. De sieraden werden met kracht van hun nek of arm gerukt, waarbij enkele slachtoffers dientengevolge ten val zijn gekomen en medische hulp nodig hadden. De slachtoffers betroffen allen kwetsbare vrouwen op leeftijd. Zij zijn van de berovingen enorm geschrokken en angstig geworden en zijn ook nu nog veelal angstig om weer over straat te gaan. Dat de impact groot was en dat deze berovingen diepe sporen in het leven van de slachtoffers hebben achtergelaten, blijkt niet alleen uit de diverse aangiftes maar ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van een van de slachtoffers.
Een beroving op straat is een angstaanjagende ervaring en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële belangen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een tweetal diefstallen, waarbij een groot aantal Apple computers met een grote waarde is buitgemaakt. De verdachte heeft door aldus te handelen uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Met mishandeling wordt op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De mishandeling vond plaats in een winkelcentrum op klaarlichte dag met winkelend publiek en kon daardoor voeding geven aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 maart 2021.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 30 juli 2020 van [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 2 Noord­West te Zaandam.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 22 december 2020 van [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 3 Midden-Noord te Lelystad.
-het psychologisch rapport gedateerd 26 november 2020, opgemaakt door J. Schermers, psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog, onder supervisie van M.F. Raven, GZ-psycholoog, inhoudende onder meer:
Er is bij betrokkene sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een lichte stoornis in cannabisgebruik. Betrokkene kan worden omschreven als een sociaal-emotioneel onrijpe, egocentrische en gedemoraliseerde jongeman. Betrokkene koestert weerzin tegen de maatschappij en de eisen die aan hem gesteld worden en hij heeft moeite
om een normaal burgerlijk leven te leiden. Betrokkene voelt zich te kort gedaan, zijn frustratietolerantie en doorzettingsvermogen schieten te kort en hij ervaart een gebrek aan sociale steun en weinig betrokkenheid van zijn familie. Sinds zijn 17/18de jaar heeft betrokkene herhaaldelijk geen weerstand kunnen bieden aan criminele activiteiten en de indruk is dat het hem ontbreekt aan een pro-sociaal netwerk.
Bij het plegen van de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, heeft betrokkene naar het zich laat aanzien doelbewust, berekenend en opportunistisch gehandeld en met vol besef van het strafbare hiervan.
Dientengevolge adviseren onderzoekers de rechtbank het tenlastegelegde volledig toe te rekenen.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Ter zitting heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Door zijn weigering om inhoudelijk over de ten laste gelegde straatroven te verklaren, is voorts geen inzicht verkregen in verdachtes motieven en denkbeelden.
Met name straatroven zijn feiten die gelet op de ernst daarvan in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.Bijkomende straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen bromfiets, het zakje goudrestjes en de twee verrekijkers zullen worden verbeurdverklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een bromfiets, een zakje goudrestjes en twee verrekijkers, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 en parketnummer 15-049600-21 onder 1 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De
[benadeelde partij 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-194014-20, onder 1) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de normschending te weten het op straat beroven van oudere dames van hun sieraden, en de nadelige gevolgen daarvan voor de slachtoffers, zoals blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, een vergoeding van € 750,- billijk is. Deze schade vloeit rechtstreeks voort uit het ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot genoemd bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.000,-ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 1.000,-) en immateriële schade (€ 1.000,-) die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-194014-20, onder 8) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van
€ 750,- billijk is, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Deze schade vloeit rechtstreeks voort uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 1.750,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 3]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 295,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 4) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 100,-, nu de benadeelde in haar aangifte van 24 juni 2020 heeft verklaard dat de waarde van de gestolen ketting, waarvoor zij thans een schadevergoeding voor vraagt, € 100,- bedraagt. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 100,- rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De rechtbank neemt daarbij in acht, zoals ook gesteld door de officier van justitie, dat de benadeelde in haar aangifte heeft verklaard dat de waarde van de gestolen ketting € 100,- bedraagt.
De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 4]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 6) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 5]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 4.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 6) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
29 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 6]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 75.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 8) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de normschending te weten het op straat beroven van oudere dames van hun sieraden, en de nadelige gevolgen daarvan voor de slachtoffers, zoals blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, een vergoeding van € 750,- billijk is. Deze schade vloeit rechtstreeks voort uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot genoemd bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 7]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.720,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 10) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
5 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 8]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 11) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.750,-, nu de benadeelde reeds een van de twee gestolen kettingen terug heeft gekregen van de politie. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1.750,- rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde feit. De rechtbank neemt daarbij in acht, zoals ook gesteld door de officier van justitie, dat de benadeelde op 7 juli 2020 een van de twee gestolen kettingen terug heeft gekregen van de politie en stelt daarom de schade op de helft van het gevorderde bedrag.
De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes ten aanzien van parketnummer 15-049600-21 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De
[benadeelde partij 9]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 1) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu door de verdediging vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van parketnummer 15-049600-21, onder 1) is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat deel van het ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en hierbij bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De
[benadeelde partij 10]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 onder 2) ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien uit de vordering naar voren is gekomen dat deze schade reeds door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. De rechtbank bepaalt hierbij dat iedere partij de eigen kosten draagt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f, 57, 300, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 en parketnummer 15-049600-21, onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15-194014-20 en parketnummer 15-049600-21, onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de ten aanzien van parketnummer : 15-194014-20 en parketnummer 15-049600-21, onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJF (5) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
(1) 1 STK Bromfiets (1169031) (Omschrijving: onbekend, merk: Kymco, chassisnr: LC2U010B3J1003750);
(2) 1 Zakje Goudrestjes (Omschrijving: 1170367);
(3) 1 STK verrekijker (Omschrijving: G1175266);
(4) 1 STK verrekijker (Omschrijving: G1172367)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 1]geleden immateriële schade tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 15 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van € 1.750,- bestaande uit € 1.000,- als vergoeding voor de materiële en € 750,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 27 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 3]geleden materiële schade tot een bedrag van € 100,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 2 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 4]geleden materiële schade tot een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 30 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 5]geleden materiële schade tot een bedrag van € 4.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 15 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 6]geleden immateriële schade tot een bedrag van € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 15 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 7]geleden materiële schade tot een bedrag van € 1.720,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 7] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.720,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 27 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 8]geleden materiële schade tot een bedrag van € 1.750,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 8] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde partij 8] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2020. Bepaalt de duur van de gijzeling op 27 dagen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de
[benadeelde partij 9]niet-ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank bepaalt hierbij dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de
[benadeelde partij 10]geleden schade.
De rechtbank bepaalt hierbij dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2021.