In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 1 september 2021 een vonnis in incident gewezen. De zaak betreft een vordering van gedaagden, bestaande uit drie partijen, die de rechtbank verzochten om de heer [xxx], aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BRAAS - DEKKER BEHEER B.V. (hierna: BDB), in vrijwaring op te roepen. Gedaagden stelden dat de teeltovereenkomst niet met BDB was gesloten, maar met [bedrijfsnaam], en dat zij hierdoor niet in staat waren om hun financiële verplichtingen na te komen. De rechtbank heeft de vordering tot oproeping in vrijwaring afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat die het mogelijk maakt om de gevolgen van een eventuele veroordeling op [xxx] af te wentelen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van BDB in de hoofdzaak voortvloeit uit een rekening-courantverhouding en dat de gestelde tekortkomingen van [xxx] niet relevant zijn voor de beoordeling van de vordering in het incident. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 563,00. De zaak zal verder worden behandeld in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de zaak op 13 oktober 2021 weer op de rol komt voor conclusie van antwoord.