ECLI:NL:RBNHO:2021:8119

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
316109 / HA ZA 21/258
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot verwijzing naar kantonrechter in geschil over huurovereenkomst en betaling van facturen

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Noord-Holland, is een incident aan de orde waarbij de gedaagde, Kermisorganisatie Duursma B.V., verzocht heeft om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter. Dit verzoek is gedaan op basis van de stelling dat de vordering van de eiseres, Elektronisch Bureau Homan B.V., voortvloeit uit een huurovereenkomst. De rechtbank heeft op 4 augustus 2021 geoordeeld dat Duursma onvoldoende heeft onderbouwd dat de vordering in de hoofdzaak een huurovereenkomst betreft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Homan, die een bedrag van € 47.272,20 vordert voor geleverde diensten, niet kwalificeert als een huurovereenkomst. Homan heeft in opdracht van Duursma de elektra voor kermissen verzorgd, en de rechtbank oordeelt dat de overeenkomst eerder een overeenkomst van opdracht betreft. De rechtbank heeft de vordering van Duursma tot verwijzing naar de kantonrechter afgewezen en Duursma veroordeeld in de proceskosten van € 563,-. De verdere procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet met een comparitie van partijen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/316109 / HA ZA 21/258
Vonnis in incident van 4 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELECTRONISCH BUREAU HOMAN B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. Hilhorst te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KERMISORGANISATIE DUURSMA B.V.,
gevestigd te Hippolytushoef,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.W. Weehuizen te Den Bosch.
Partijen zullen hierna Homan en Duursma worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 april 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak
In conventie
2.1.
Homan vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Duursma zal veroordelen tot betaling aan Homan van een bedrag van € 47.272,20, te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
Homan legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht van Duursma de elektra ten behoeve van kermissen heeft verzorgd. Duursma heeft de door Homan hiervoor aan haar gestuurde facturen niet betaald.
2.3.
Duursma voert verweer.
In reconventie
2.4.
Duursma vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Homan zal veroordelen tot betaling aan Duursma van een bedrag van € 54.208,00, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente en kosten.
2.5.
Duursma legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij met Homan heeft afgesproken dat Homan aan haar in het kader van advisering en kennisoverdracht ten behoeve van het behalen van fiscaal voordeel een vergoeding zou betalen. Bovendien heeft Duursma van 2016 tot en met 2019 een aggregaat met toebehoren aan Homan ter beschikking gesteld, waarvoor Duursma aan haar een gebruiksvergoeding verschuldigd is. Homan heeft deze vergoedingen niet betaald.
In het incident
2.6.
Duursma vordert dat de rechtbank de zaak zal verwijzen naar de kantonrechter van deze rechtbank, met veroordeling van Homan in de kosten van het incident.
2.7.
Duursma legt aan haar vordering ten grondslag dat de vordering van Homan in de hoofdzaak voortvloeit uit een overeenkomst die kwalificeert als huur, omdat Homan aggregaten en de bijbehorende infrastructuur aan Duursma heeft verhuurd. Volgens Duursma is daarom op grond van artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet de rechtbank, maar de kantonrechter bevoegd.
2.8.
Homan voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Zij betwist dat de overeenkomst waaruit haar vordering in de hoofdzaak voortvloeit kwalificeert als huurovereenkomst. Zij voert aan dat de deze overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, inhoudende het verzorgen van de elektra ten behoeve van de kermis. De verhuur van aggregaten is een ondergeschikt onderdeel van de overeengekomen diensten.
2.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De rechtbank acht zich bevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen en overweegt daartoe als volgt.
3.2.
Op grond van artikel 93 sub c Rv worden zaken betreffende een huurovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, door de kantonrechter behandeld en beslist. Uit artikel 71 lid 2 en lid 3 Rv volgt dat de rechter voor de beoordeling of een zaak moet worden verwezen naar de kantonrechter, dit moet doen op basis van een voorlopig oordeel van het onderwerp van het geschil.
Om te kunnen beoordelen of de kantonrechter op grond van dat artikel bevoegd is om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen, moet daarom naar het voorlopig oordeel van de rechtbank vast staan dat de zaak een huurovereenkomst betreft. Daarbij is nog van belang dat wanneer een overeenkomst een gemengd karakter heeft, voor de toepassing van artikel 93 Rv bepalend is welk element duidelijk overheerst (HR 28 juni 1985, NJ 1986, 38).
3.3.
De rechtbank oordeelt dat Duursma onvoldoende heeft onderbouwd dat de vorderingen in de hoofdzaak voortvloeien uit een huurovereenkomst. Het enkele feit dat één van de vijf facturen waarvan Homan betaling vordert (productie 1 bij dagvaarding) vermeldt “Aan u verhuurd t.b.v. de kermis”, is hiervoor onvoldoende aanknopingspunt. Voor zover de tussen partijen bestaande overeenkomst een gemengde overeenkomst is die deels betrekking heeft op huur, is voorshands niet gebleken dat dit element overheerst.
3.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank bevoegd is van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. De vordering zal worden afgewezen.
3.5.
Bij deze uitkomst van de procedure zal Duursma worden veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden worden begroot op € 563,- (1 x tarief II).

4.De verdere procedure in de hoofdzaak in conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank zal een comparitie van partijen bepalen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.2.
Homan heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. Homan dient een schriftelijke conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van comparitie toe te zenden.
4.3.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen – ook in nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
4.4.
De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
4.5.
In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
4.6.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Duursma in de kosten in het incident, aan de zijde van Homan tot op heden begroot op € 563,-;
5.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in hoofdzaak in conventie en in reconventie
5.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van Eltenweg 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd;
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 augustus 2021voor het opgeven van de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden september tot en met november 2021, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat na de vaststelling van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelf zal bepalen;
5.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd;
5.8.
houdt iedere verder beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: IK