ECLI:NL:RBNHO:2021:8115

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
21-3402 en 21-3401
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep en afwijzing verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot illegale bewoning van een bedrijfspand

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. De eiser, eigenaar van een bedrijfspand, had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente waarin hem lasten onder dwangsom waren opgelegd vanwege illegale bewoning van het pand. De gemeente had vastgesteld dat in het pand een woning was gerealiseerd en dat de woonruimte niet voldeed aan de brandveiligheidseisen. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, maar de rechter heeft besloten om zowel het verzoek als het beroep ongegrond te verklaren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente terecht had gehandeld door de illegale bewoning aan te pakken. De rechter wees erop dat het bestemmingsplan voor het havengebied in IJmuiden geen woonfunctie toestaat en dat de gemeente geen medewerking wenst te verlenen aan de legalisatie van de situatie. Eiser voerde aan dat het besluit in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat er andere woningen in de omgeving zouden zijn die wel zijn toegestaan. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de gemeente een handhavingsproject had opgezet en dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid was gemaakt tussen de situatie van eiser en andere adressen.

De rechter benadrukte dat de gemeente prioriteit mag geven aan handhaving in het havengebied en dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar was met andere gevallen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/3402 (voorlopige voorziening) en 21/3401 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , verzoeker/eiser (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. R.M. Rensing),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 15 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser lasten onder dwangsom opgelegd die verband houden met de bewoning van het bedrijfspand aan de [adres] .
In het besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 september 2021 op zitting behandeld. Gemachtigde van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam] .

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Eiser is eigenaar van het bedrijfspand aan [adres] . Op 27 augustus 2020 heeft een toezichthouder van verweerder tijdens een controle geconstateerd dat in het pand een woning is gerealiseerd en dat eiser kamers verhuurt aan drie personen. Op grond van het bestemmingsplan ‘Havengebied IJmuiden’ (hierna: het bestemmingsplan) is gebruik van dit perceel voor wonen niet toegestaan. Daarnaast is tijdens de controle gebleken dat de woonruimte niet voldoet aan brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit.
3. Verweerder heeft eiser bij het primaire besluit gelast het wonen/overnachten in het bedrijfspand op het perceel [adres] , dat in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo [1] , te beëindigen en beëindigd te houden. Dit houdt volgens verweerder in dat in het bedrijfspand niet meer mag worden gewoond of overnacht. Daarnaast heeft verweerder eiser gelast de woonfaciliteiten (bedden, beddengoed, banken, kasten, tafels en stoelen als in een opstelling voor bewoning/overnachting) uit het bedrijfspand verwijderen en verwijderd houden. Daaraan heeft verweerder een begunstigingstermijn verbonden van drie maanden en een dwangsom van € 10.000,- per geconstateerde overtreding met een maximum van € 60.000,-. Verweerder wenst geen medewerking te verlenen aan legalisatie van de situatie, omdat hij op deze locatie geen uitbreiding wil van het bestaande aantal woningen. Meer woningen betekent een beperking van bestaande en toekomstige bedrijfsactiviteiten van bedrijven op het bedrijventerrein waarop het perceel is gelegen. Het bestemmingsplan kent bovendien een uitsterfconstructie voor bestaande woningen op het bedrijventerrein, hetgeen erop wijst dat de raad woonfuncties op deze locatie op termijn juist wil beperken. Daarbij komt dat ook tegen andere illegale bewoning op dit bedrijventerrein wordt opgetreden en dat voor dit probleem een speciaal handhavingsproject is opgezet. Zo zijn er inmiddels twee controleavonden geweest waarbij vijftien adressen zijn gecontroleerd en er zullen nog meer controles plaatsvinden. Er is dus geen sprake van een persoonlijke actie tegen eiser. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
4.1
Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met de rechtszekerheid. Onder verwijzing naar artikel 5.3.2, waarin wordt gerefereerd aan een lijst, stelt eiser dat uit die lijst blijkt dat een groot aantal woningen kennelijk wel is toegestaan in het havengebied. Uit artikel 5.3.2 blijkt niet wat de criteria zijn om in de lijst te worden opgenomen. Onduidelijk is of het gaat om woningen die zijn vergund onder het voorgaande bestemmingsplan of dat woningen onder het voorheen geldende bestemmingsplan waren toegestaan. Eiser acht die bepaling in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan weliswaar heeft gekozen om bestaande legale woningen niet weg te bestemmen, maar dat betekent niet dat de raad open staat voor verdere uitbreiding van woonfuncties op het bedrijventerrein. Er is juist gekozen voor een uitsterfconstructie. Dat de raad in 2014 bij de behandeling van het beroep tegen de vaststelling van het bestemmingsplan heeft verklaard dat de verschillende functies in het havengebied zich met elkaar verdragen, sluit niet uit dat verdere uitbreiding van woningen, in ruimtelijk opzicht, onwenselijk is, aldus verweerder. Bovendien had eiser destijds rechtsmiddelen kunnen aanwenden tegen de vaststelling van het bestemmingsplan, temeer omdat in 2014 ook een voornemen tot handhavend opgetreden is uitgebracht in verband met illegale bewoning van het bedrijfspand van eiser.
4.3
Het toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.4
Anders dan eiser heeft aangevoerd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voornoemde bestemmingsplanbepaling niet in strijd is met de rechtszekerheid. In artikel 5.1 van de planvoorschriften is bepaald waarvoor de gronden met de bestemming ‘Bedrijf – Overig’ zijn bestemd. Wonen maakt daarvan geen onderdeel uit. In artikel 5.3 worden de specifieke gebruiksregels genoemd. Artikel 5.3.2 bepaalt voor het gebruik van de gronden ter plaatse van de in Bijlage 2 bij de planregels genoemde adressen dat het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als woning of bedrijfswoning, mits naar aard en omvang niet vergroot, mag worden voortgezet. Indien dit gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Dat volgens eiser onduidelijk is hoe de lijst van bijlage 2 bij de planregels tot stand is gekomen en dat eiser het ermee oneens is dat zijn perceel niet is opgenomen in deze lijst, betekent nog niet dat het planvoorschrift in strijd is met de rechtszekerheid. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eiser doet verder een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hij wijst op woningen die wel zijn toegestaan in het gebied, die in veel gevallen op minder dan 100 meter van het bedrijfspand van eiser zijn gelegen. Niet valt in te zien welk ruimtelijk onderscheid er te maken valt tussen die percelen en het perceel van eiser. Verder worden met regelmaat omgevingsvergunningen verleend ter legalisatie van bewoning van panden op het bedrijventerrein en zijn er veel percelen waar wordt gewoond, maar waartegen niet wordt opgetreden. Weliswaar heeft verweerder aangegeven dat sprake is van een handhavingsproject, maar verweerder heeft dat verder niet onderbouwd en wil ook geen informatie verstrekken over locaties waar eveneens handhavend wordt opgetreden. Volgens eiser is er sprake van een ongerechtvaardigd onderscheid.
5.2
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat voor illegale bewoning van dit plangebied een speciaal handhavingsproject is opgezet. Verweerder heeft gewezen op een besluitenlijst van de gemeenteraad van week 14 van 2020, waarin het besluit tot projectmatige aanpak is vermeld. Ten tijde van het bestreden besluit zijn er twee controleavonden gehouden waarbij vijftien adressen zijn gecontroleerd. Er zullen meerdere controles volgen. Ter zitting heeft verweerder daaraan nog toegevoegd dat er inmiddels ongeveer 25 handhavingszaken lopen als gevolg van het project.
5.3
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] volgt dat prioriteitstelling is toegestaan om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak. Verweerder mag de handhaving van bewoning in het havengebied dan ook als een project met prioriteit oppakken. Niet gebleken en onvoldoende onderbouwd is dat verweerder de situatie van eiser anders heeft behandeld dan andere adressen in het havengebied waar illegaal wordt gewoond. Dat in de omgeving van eisers adres bewoning plaatsvindt, is juist gelet op bijlage 2 bij het bestemmingsplan waarin adressen zijn opgenomen waar bewoning is toegestaan. Dit zijn echter geen met eiser vergelijkbare gevallen. Dat regelmatig omgevingsvergunningen worden verleend door verweerder voor legalisatie van illegale bewoning binnen het havengebied, heeft eiser niet onderbouwd. Het is de voorzieningenrechter dan ook niet gebleken van met eiser vergelijkbare gevallen die door verweerder anders zijn behandeld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt daarom niet.
6. Gelet op de vorenstaande overwegingen is het beroep ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage: wettelijk kader

Bestemmingsplan Havengebied IJmuiden
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Overig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bedrijven met dien verstande dat enkel bedrijfsactiviteiten welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, tot en met maximaal de categorie op de verbeelding aangegeven, zijn toegestaan dit met uitzondering van Bevi-inrichtingen;
onzelfstandige detailhandel die behoort bij een toegestane bedrijfsuitoefening, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de bedrijfsuitoefening;
niet zelfstandige kantoren, met dien verstande dat - per bedrijf - de oppervlakte van de kantooractiviteiten die functioneel verbonden zijn met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 50% mag bedragen van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 1500 m² per vestiging;
ter plaatse van de aanduiding:
'opslag' is tevens opslag tot een maximum hoogte van 8 meter toegestaan;
'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg' is tevens een verkooppunt motorbrandstof zonder lpg toegestaan;
'nutsvoorziening' is tevens een nutsvoorziening toegestaan;
'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke artikelen' is tevens detailhandel in brand en explosiegevaarlijke artikelen toegestaan;
'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' een machine en apparatenfabriek met SBI code 29 1, milieucategorie 4.2, is toegestaan;
met de daarbij behorende:
personeelsvoorzieningen;
detailhandel;
verkeersvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen
parkeervoorzieningen;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen
watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1
Algemeen
De volgende regels gelden:
opslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
solitaire opslag, zoals bijvoorbeeld vaten, kisten, afval, puin, strandhuisjes, kampeermiddelen, is niet toegestaan;
(bedrijfs- en dienst)woningen zijn niet toegestaan;
zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
detailhandel is niet toegestaan;
risicovolle inrichtingen uitsluitend zijn toegestaan, voor zover sprake is van een bestaand bedrijf en hiervoor een milieuvergunning is afgegeven;
verplaatsing en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten is niet toegestaan;
nieuwe risicovolle activiteiten zijn niet toegestaan;
kwetsbare objecten zijn niet toegestaan.
5.3.2
Wonen
Voor het gebruik van de gronden ter plaatse van de in Bijlage 2 van deze regels genoemde adressen geldt het volgende:
het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als woning of bedrijfswoning mag, mits naar aard en omvang niet vergroot, worden voortgezet. Indien dit gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1982