ECLI:NL:RBNHO:2021:8113

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
21-3233
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in bezwaar tegen last onder dwangsom voor erfafscheiding

Op 20 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 17 juni 2021, waarin hen werd gelast om een erfafscheiding in de vorm van een hekwerk met buitenhaard te verwijderen, onder oplegging van een last onder dwangsom van € 5.000,-. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de erfafscheiding niet in strijd is met het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2015’.

De voorzieningenrechter heeft op 9 september 2021 de zaak behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat er mogelijk nog oplossingen zijn voor de situatie, en dat verzoekers recent een aanvraag tot legalisatie hebben ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang aanwezig is, maar heeft zich beperkt tot een belangenafweging. Gezien het feit dat verweerder niet heeft kunnen aangeven waarom de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht en er geen klachten over de erfafscheiding zijn, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het belang van verzoekers bij schorsing van het besluit zwaarder weegt dan het belang van verweerder om snel te handhaven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het primaire besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers, die zijn vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3233

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. E.A. Wentink-Quelle),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam, verweerder
(gemachtigde: mr. A.S.M. Hoekstra).

Procesverloop

In het besluit van 17 juni 2021 heeft verweerder verzoekers, onder oplegging van een last onder dwangsom van € 5.000,-, gelast om de erfafscheiding in de vorm van een hekwerk met buitenhaard op het perceel [het perceel] te verwijderen.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 september 2021 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Een toezichthouder van verweerder heeft op 6 december 2019 geconstateerd dat op het perceel van verzoekers aan de [het perceel] (het perceel) zonder omgevingsvergunning een erfafscheiding met buitenhaard is aangebracht. Daarbij zijn agrarische gronden in gebruik genomen als tuin, zodat er ook strijd met het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2015’ is ontstaan. Naar aanleiding van een constateringsbrief van verweerder aan verzoekers heeft een vooroverleg plaatsgevonden, om te onderzoeken of de situatie gelegaliseerd kan worden. Uitkomst daarvan is dat verweerder geen mogelijkheden ziet voor legalisatie. Omdat de overtredingen nog niet zijn opgeheven, heeft verweerder het primaire besluit genomen en verzoekers gelast de erfafscheiding met buitenhaard te verwijderen.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een spoedeisend belang aanwezig is. De begunstigingstermijn die is verbonden aan de opgelegde last, eindigde op 16 augustus 2021. Verweerder heeft desgevraagd besloten de begunstigingstermijn te verlengen totdat op dit verzoek om voorlopige voorziening is beslist.
4.1
De voorzieningenrechter is op basis van het verhandelde ter zitting tot de conclusie gekomen dat, gelet op de stand van zaken waarin het geschil zich bevindt, de zaak zich niet leent voor het geven van een voorlopig oordeel over de kans van slagen van het bezwaar. Verzoekers betwisten dat de erfafscheiding in strijd is met het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2015’. Kort voor de zitting hebben zij in dit verband nog een schriftelijke onderbouwing gegeven van hun beroep op het overgangsrecht. Verweerder heeft daarop nog onvoldoende kunnen reageren. Daarnaast is ter zitting gebleken dat er wellicht nog oplossingen mogelijk zijn. Gesproken is over het verwijderen van de buitenhaard en een gedeelte van de bestrating nabij de erfafscheiding. Deze aspecten zullen in de bezwaarfase nader onderzocht moeten worden. Tot slot is van belang dat verzoekers op 8 juli 2021 een aanvraag ter legalisatie hebben ingediend, waarop nog niet is beslist.
4.2
Omdat de voorzieningenrechter niet toekomt aan een voorlopig oordeel over het bestreden besluit, beperkt zij zich tot een belangenafweging. Nu verweerder, anders dan te stellen dat deze kwestie al twee jaar speelt, niet heeft kunnen aangeven waarom de beslissing op bezwaar niet kan worden afgewacht, er niet is gebleken van klachten over de erfafscheiding en ter zitting is gebleken dat er wellicht toch nog oplossingen denkbaar zijn waarbij afbraak van de erfafscheiding mogelijk voorkomen kan worden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekers bij schorsing van het bestreden besluit zwaarwegender is dan verweerders belang om zo snel mogelijk te handhaven. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit dan ook schorsen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
7. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.