Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoekers] e.a., te [plaats] , verzoekers
(gemachtigden: mr. R.H. Vossebeld en mr. R.E. Laman).
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft een weduwnaar met zijn drie minderjarige kinderen, na terugkeer uit Irak, tijdelijk in (nood)opvang verbleven. De gemeente Haarlemmermeer beëindigde deze opvang, omdat de weduwnaar in staat werd geacht zelfstandig in zijn woonbehoefte te voorzien. De voorzieningenrechter heeft op 15 juli 2021 het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de gemeente verplicht werd om de (nood)opvang voor de weduwnaar en zijn kinderen te continueren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de kinderen bij het behouden van onderdak zwaarder wegen dan het algemene belang van de gemeente om de opvang niet te hervatten. De weduwnaar had eerder al opvang ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke opvang (WMO) en had ook een aanvraag voor een maatwerkvoorziening ingediend, die was afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de rechtsvraag of de weduwnaar en zijn kinderen recht hebben op opvang onder de WMO en het Unierecht, verder beoordeeld moet worden in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft de gemeente opgedragen om de opvang per 19 juli 2021 te hervatten, totdat de weduwnaar zelf in zijn woonbehoefte kan voorzien of totdat er een beslissing op bezwaar is genomen. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en het griffierecht aan de weduwnaar.