ECLI:NL:RBNHO:2021:8053

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2751 AWB - 21 _ 2752
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake opvang van een weduwnaar en zijn minderjarige kinderen na terugkeer uit Irak

In deze zaak heeft een weduwnaar met zijn drie minderjarige kinderen, na terugkeer uit Irak, tijdelijk in (nood)opvang verbleven. De gemeente Haarlemmermeer beëindigde deze opvang, omdat de weduwnaar in staat werd geacht zelfstandig in zijn woonbehoefte te voorzien. De voorzieningenrechter heeft op 15 juli 2021 het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de gemeente verplicht werd om de (nood)opvang voor de weduwnaar en zijn kinderen te continueren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de kinderen bij het behouden van onderdak zwaarder wegen dan het algemene belang van de gemeente om de opvang niet te hervatten. De weduwnaar had eerder al opvang ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke opvang (WMO) en had ook een aanvraag voor een maatwerkvoorziening ingediend, die was afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de rechtsvraag of de weduwnaar en zijn kinderen recht hebben op opvang onder de WMO en het Unierecht, verder beoordeeld moet worden in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft de gemeente opgedragen om de opvang per 19 juli 2021 te hervatten, totdat de weduwnaar zelf in zijn woonbehoefte kan voorzien of totdat er een beslissing op bezwaar is genomen. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en het griffierecht aan de weduwnaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2751 en 21/2752
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juli 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers] e.a., te [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. E.C. Weijsenfeld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigden: mr. R.H. Vossebeld en mr. R.E. Laman).

Procesverloop

21/2751
Bij besluit van 16 maart 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoekers voor een spoedvoorziening opvang WMO (Wet maatschappelijke opvang 2015) voor de periode van 8 maart 2021 tot 18 maart 2021 toegewezen op grond van de WMO. Bij dat besluit heeft verweerder voorts de reguliere aanvraag voor een maatwerkvoorziening in combinatie met begeleiding in het kader van de WMO afgewezen, omdat verzoekers niet behoren tot de doelgroep voor de maatschappelijke opvang.
Bij besluit van 24 maart 2021 heeft verweerder opvang op grond van de “Richtlijn opvang dak- en thuisloze mensen” (hierna: de Richtlijn) in de vorm van verblijf in Hotel Novotel te Hoofddorp tegen een gereduceerd tarief van € 15,- per dag verleend voor de periode van 17 maart 2021 tot en met 1 april 2021.
De voorzieningenrechter heeft bij mondelinge uitspraak van 6 april 2021 bepaald dat verweerder de verleende opvang op grond van de Richtlijn voortzet tot het einde van de lockdown dan wel – indien eerder wordt beslist op het bezwaar – tot twee weken na het besluit op bezwaar.
Bij besluit van 7 april 2021 is de opvang op grond van de Richtlijn verlengd tot 1 mei 2021.
In het besluit van 29 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening op 31 mei 2021 afgewezen.
21/2752
In het besluit van 19 mei 2021 (primaire besluit) heeft verweerder besloten dat verzoeker van 25 mei 2021 tot en met 2 juni 2021 gebruik kan maken van tijdelijke opvang op basis van de Richtlijn.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
21/2751 en 21/2752
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 13 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens waren aanwezig: [naam 1] (ondersteuner vanuit de katholieke kerk) en [naam 2] (tolk).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. De voorzieningenrechter vindt het niet aangewezen om op het beroep te beslissen nu in het aanvullend beroepschrift principiële gronden naar voren zijn gebracht, die zich niet lenen voor een beoordeling ervan in een voorlopige voorzieningenprocedure.
2. Verzoeker is in 1999 als asielzoeker vanuit Afghanistan naar Nederland gekomen. Vanuit het asielzoekerscentrum heeft hij een woning toegewezen gekregen in Haarlemmermeer. Verzoeker heeft in de loop van de tijd de Nederlandse nationaliteit gekregen. In 2005 of 2006 is verzoeker teruggekeerd naar Afghanistan. De echtgenote van verzoeker is overleden in 2018. Verzoeker is met zijn drie minderjarige kinderen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] vanuit Afghanistan op 7 maart 2021 in Nederland aangekomen.
3. Verweerder heeft verzoeker en zijn kinderen tot en met 2 juni 2021 (nood)opvang verleend door in de kosten van gebruik van een hotelkamer te voorzien. Daarna heeft Veilig Thuis de kosten op zich genomen, tot en met 19 juli 2021.
4. In deze procedure gaat het om de vraag of verweerder verplicht moet worden om na 19 juli 2021 de (nood)opvang van verzoeker en zijn kinderen te hervatten.
5. Verzoeker voert in beide procedures aan – kort samengevat – dat eiser op grond van de WMO in aanmerking komt voor opvang voor hem en zijn kinderen omdat hij thans zelf niet in staat is daarin te voorzien. Bovendien verplicht het Unierecht (in het bijzonder artikel 20 VWEU) om verzoeker en zijn kinderen, als burgers van de Europese Unie, opvang te bieden. Ter zitting heeft [naam 1] toegelicht dat hij verzoeker ondersteunt, onder andere bij het zoeken van woonruimte. Zo is verzoeker ingeschreven als woningzoekende in diverse regio’s, waaronder ook zogeheten krimpregio’s. [naam 1] heeft verder toegelicht dat ook informele kanalen zijn aangeboord, maar dat dit alles nog niet heeft geleid tot onderdak voor verzoeker en zijn kinderen.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker niet behoort tot de doelgroep van de personen die recht hebben op een maatwerkvoorziening in de vorm van opvang, omdat verzoeker zelfredzaam is. Ook het internationaal recht verplicht verweerder niet tot het verlenen van opvang. Er is geen sprake van schending van de rechten van de kinderen. Verzoeker is zelf verantwoordelijk voor zijn kinderen. Volgens verweerder geeft verzoeker de indruk die verantwoordelijkheid ook te nemen en die aan te kunnen.
7.1
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om nu tot een ander voorlopig oordeel te komen met betrekking tot de zelfredzaamheid van verzoeker dan de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 31 mei 2021. Verzoeker heeft inmiddels (met begeleiding van verweerder) werk gevonden, waardoor hij nu, in tegenstelling tot eerder, inkomen heeft waardoor hij in staat moet worden geacht onderdak te kunnen bekostigen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter valt verzoeker dus niet onder de categorie mensen die niet zelfredzaam is en is een WMO-maatwerkvoorziening daarom niet aangewezen.
7.2
Het voorgaande betekent echter niet dat er voor verweerder dan nooit meer een verplichting zou kunnen bestaan om te voorzien in (nood)opvang, al dan niet in de vorm van een algemene voorziening op grond van de WMO. Die rechtsvraag zal door verweerder in de bezwaarprocedure en door de rechtbank in de beroepsprocedure ten gronde moeten worden beoordeeld. Daarbij dient dan onder meer te worden beoordeeld of artikel 20 VWEU in situaties als die van verzoeker en zijn kinderen, tot het verlenen van (nood)opvang noopt. De voorzieningenrechter zal zich in dit geval geen voorlopig oordeel over de voormelde rechtsvraag vormen, maar zich beperken tot het maken van een zuivere afweging van belangen, waarbij hij de belangen van de kinderen bij het behouden van onderdak zwaar laat wegen. Voorkomen moet worden dat de kinderen op straat komen te staan. Niet ondenkbaar is immers dat de kinderen hierdoor in een onveilige situatie belanden en schade zullen lijden, te meer omdat Veilig Thuis heeft bericht de ondersteuning van het gezin te beëindigen. De voorzieningenrechter betrekt bij de belangenafweging in het voordeel van verzoeker en zijn kinderen ook dat gebleken is dat verzoeker momenteel actief op zoek is naar woonruimte binnen en buiten de regio, met hulp van de kerk. Ter zitting is door met name [naam 1] toegelicht dat dit tot nu toe nog niet is gelukt, maar dat het de hoop is dat het binnenkort wel gaat lukken. Verweerder heeft ter zitting als belang bij het niet hervatten van de (nood)opvang geschetst dat er in zijn gemeente sprake is van een (groot) tekort aan woningen en opvanglocaties en dat ook vele andere burgers van zijn gemeente daarop lang moeten wachten. Ofschoon de voorzieningenrechter begrip heeft voor dit in steeds meer gemeentes voorkomende spanningsveld, is de voorzieningenrechter in dit geval van oordeel dat de belangen van verzoeker en in het bijzonder zijn minderjarige kinderen bij het voortduren van de (nood)opvang gedurende de behandeling van het bezwaar zwaarder dienen te wegen dan het algemene belang dat verweerder er bij heeft om die opvang niet te hervatten. Dat betekent dat verweerder bij wijze van voorlopige voorziening zal worden opgedragen de (nood) opvang per 17 juli 2021 van verzoeker en zijn kinderen te hervatten.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek geregistreerd onder nummer 21/2751 daarom toe. Omdat dit verzoek reeds wordt toegewezen, zal het verzoek geregistreerd onder nummer 21/2752 worden afgewezen.
9. Omdat het verzoek in de procedure 21/2751 wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij in die procedure heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.
10. Daarnaast dient verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek geregistreerd onder nummer 21/2751 om voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder de (nood)opvang met ingang van 19 juli 2021 hervat tot twee weken na het besluit op bezwaar, of totdat verzoeker erin is geslaagd woonruimte te vinden, als dat eerder is;
- wijst het verzoek geregistreerd onder nummer 21/2752 af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2021 door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
griffier
voorzieningenrechter

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.