Op 8 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klacht ex artikel 56c van de Wet zorg en dwang (Wzd). De klacht was ingediend door de moeder en mentor van betrokkene, die zich beklaagde over onvrijwillige zorg in de vorm van een inwendig onderzoek dat op 12 januari 2021 had plaatsgevonden. De vertegenwoordigster stelde dat er geen toestemming was gegeven voor dit onderzoek en dat betrokkene, die functioneert op het niveau van een zesjarige, niet in staat was om toestemming te geven of zich te verzetten tegen het onderzoek. De Klachtencommissie Onvrijwillige Zorg (KCOZ) had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van onvrijwillige zorg, omdat de handelingen in het kader van de Wet Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) waren uitgevoerd en de artsen uitgingen van wilsbekwaamheid van betrokkene.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend, maar oordeelde dat de klacht niet onder artikel 55 van de Wzd valt. De rechtbank concludeerde dat de medische handelingen die bij betrokkene zijn uitgevoerd, geen verband hielden met haar verstandelijke handicap en derhalve niet onder de Wzd vallen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om de klacht te beoordelen. De betrokkenheid van de vertegenwoordigster bij het welzijn van betrokkene werd erkend, maar dit leidde niet tot een andere conclusie over de bevoegdheid van de rechtbank. De beschikking werd openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 13 september 2021.