6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. De overval op de nachtwinkel was enkele dagen daarvoor op afstand gepland en verdachte is met een mes op zak en een rugzak met andere kleding van België naar Almere gereisd om het feit te plegen. In donkere kleding en met een mondkapje en een capuchon op is verdachte met zijn mededader de nachtwinkel ingestapt en heeft verdachte, zwaaiend met het mes, de medewerkers van de nachtwinkel dreigend gevraagd de kassa te legen. Dit alles met het oogmerk om de slachtoffers angst aan te jagen en hen zo te dwingen het geld uit de kassa af te geven. Enkel door het daadkrachtig optreden van één van de medewerkers van de nachtwinkel is er niets buit gemaakt en is het bij een poging gebleven.
Dit is een ernstig feit. Een afpersing, zeker met een mes, heeft niet alleen impact op de slachtoffers zelf maar veroorzaakt ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte en zijn mededader hebben alleen maar oog gehad voor hun eigen financiële voordeel en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen voor anderen. Dat hieraan volledig voorbij is gegaan, neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd van 22 juli 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage uitgebracht door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, gedateerd van 22 maart 2021.
De psycholoog heeft in deze rapportage aangegeven dat bij verdachte sprake is van een psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis (ongespecificeerd), gerelateerd aan ingrijpende gebeurtenissen in de gezinssituatie en zijn leven in Libanon. Verdachte kampt nog steeds met onverwerkte traumata, waarvan de symptomen in diverse situaties opkomen. Daarnaast is bij verdachte sprake van een gedragsstoornis (ongespecificeerd), waarvan de kenmerken die gezien worden bestaan uit een hoge mate van impulsiviteit en overtreding van regels. Tevens is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline en narcistische kenmerken. Ten gevolge van de hechtingsproblematiek, vele wisselingen, weinig stabiliteit en de traumata is bij verdachte sprake van scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling. Zonder ingrijpen zal deze problematiek volgens de psycholoog zich mogelijk kunnen ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis.
Gezien het structurele karakter van de problematiek was deze ook ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit aanwezig. Met name bij de aanloop naar het strafbare feit is doorwerking van de problematiek te zien. Zo voelde verdachte, bij het besef niet aan de behoefte van zijn vriendin te kunnen voldoen en dus uit angst voor afwijzing, de noodzaak om aan geld te komen. Vanuit de hechtingsproblematiek en ook de diverse traumatische ervaringen is immers sprake van een instabiel zelfbeeld. Ook houdt zijn angst voor afwijzing verband met de borderline en narcistische persoonlijkheidstrekken. Gelet hierop heeft de psycholoog geadviseerd om het feit aan verdachte (licht) verminderd toe te rekenen.
Voorts heeft de psycholoog aangegeven dat de risicofactoren die de kans op recidive verhogen met name zijn gelegen in de hoge mate van impulsiviteit en de beïnvloedbaarheid vanuit het instabiele zelfgevoel van verdachte. Behandeling wordt noodzakelijk geacht ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling en om de kans op recidive te verlagen. Hierbij wordt door de psycholoog een individuele therapie bij een GGZ-instelling geadviseerd, gericht op de psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis. In deze therapie dient ook aandacht te worden gegeven aan de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline en narcistische kenmerken. Gezien de volwassen leeftijd van verdachte wordt met name individuele therapie geadviseerd, waarbij de moeder, gezien het feit dat verdachte thuiswonend is, zijdelings kan worden betrokken.
Als juridisch kader heeft de psycholoog de jeugdreclasseringsmaatregel geadviseerd met als voorwaarde het meewerken aan de behandeling. Door de begeleiding en de kaders behorend bij deze maatregel, zal het risico op vroegtijdige staking van de behandeling geminimaliseerd worden. Een gedragsbeïnvloedende maatregel wordt door de psycholoog niet geadviseerd.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bewezen verklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in (licht) verminderde mate.
- de over verdachte uitgebrachte rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd van 24 augustus 2021, uitgebracht door [naam] .
In voornoemde rapportage komt onder meer naar voren dat verdachte heeft aangegeven dat hij spijt heeft van hetgeen hij heeft gedaan. Het was dom van hem en het had nooit mogen gebeuren. Het past volgens hem ook niet bij zijn persoonlijkheid om het verkeerde pad te kiezen. Hij probeert nu zijn fouten recht te zetten door zichzelf en zijn toekomst serieus te nemen. Verdachte is bereid om zijn excuses aan te bieden als het slachtoffer hiervoor open staat. De Raad heeft verdachte daarom aangemeld bij Perspectief Herstelbemiddeling, zodat hij hierbij kan worden begeleid.
Voorts blijkt uit de rapportage dat de Raad de kans op recidive als verhoogd inschat, gelet op het structureel aanwezig zijn van impulsiviteit en beïnvloedbaarheid vanuit een instabiel zelfgevoel. Zij kan zich vinden in het advies van de psycholoog en vindt behandeling bij De Waag, praktische begeleiding van een coach en de begrenzing en sturing vanuit de jeugdreclassering nodig. Verdachte is hiervoor gemotiveerd en zowel de behandeling bij De Waag als de begeleiding vanuit IFA zijn reeds gestart. De Waag heeft aangegeven dat een langdurige behandeling van zeven tot twaalf maanden wenselijk is. De Raad vindt het van belang dat dit behandeltraject stevig wordt geborgd en zij is van mening dat een gedragsbeïnvloedende maatregel – in plaats van de jeugdreclasseringsmaatregel – hiervoor het meest passend is. Een GBM kan effectief bijdragen aan het bevorderen van de verdere ontwikkeling van verdachte en het stoppen van zijn criminele carrière om verder afglijden te voorkomen. Bij de noodzakelijk geachte intensieve behandeling in een gedwongen kader, is het belangrijk dat verdachte een directe consequentie ervaart op de door hem gemaakte keuzes of crimineel gedrag. Verdachte lijkt gevoelig voor korte, corrigerende momenten (time-outs) en heeft de periode in voorarrest als zwaar ervaren. Het lik-op-stuk karakter van de vervangende jeugddetentie binnen de GBM kan hierbij helpen.
Gezien de complexiteit van de problematiek en de noodzaak en inschatting van de duur van de behandeling, heeft de Raad geadviseerd om een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van twaalf (12) maanden en de daaraan verbonden voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Naast de GBM vindt de Raad een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op zijn plaats, zodat verdachte ook een strafconsequentie kan ervaren.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad aangevuld dat de gecombineerde zorgmodules van de behandeling bij De Waag en de begeleiding door IFA hebben gemaakt dat een gedragsbeïnvloedende maatregel is geadviseerd. De behandeling zal zeven tot twaalf maanden duren en het is van groot belang dat deze voldoende wordt geborgd. Een GBM heeft meer gewicht en juridische consequenties dan een jeugdreclasseringsmaatregel. Het lik-op-stuk karakter van de GBM maakt dat verdachte direct in detentie kan worden geplaatst als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. De jeugdreclassering heeft reeds geconcludeerd dat uitvoering van de GBM haalbaar is. Het klopt dat er geen apart advies van een gedragsdeskundige is wat het advies tot een GBM ondersteunt. De Raad heeft wel haar eigen gedragsdeskundige bij het advies betrokken.
[vertegenwoordiger van de GI] heeft ter zitting namens de Jeugd- & Gezinsbeschermers naar voren gebracht dat verdachte zeer gemotiveerd is. Verdachte heeft de behandeling en begeleiding tot nu toe met beide handen aangepakt en is zowel begeleidbaar als stuurbaar. De zorg zit in de impulsiviteit van verdachte, waardoor een situatie kan ontstaan waarop geen grip op hem is te krijgen. Bij een GBM kan middels een time-out direct ingegrepen worden.
De moeder van verdachte heeft ter zitting aangegeven dat het inmiddels goed gaat met verdachte. Hij heeft zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden, heeft zijn diploma behaald en gaat een vervolgopleiding doen. De moeder maakt zich momenteel geen grote zorgen meer om verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer naar voren gebracht dat hij zichzelf niet herkent in zijn handelen. Hij schaamt zich hiervoor en heeft er zeer veel spijt van. Hij zou graag zijn excuses aan de slachtoffers willen aanbieden, als zij daarvoor open staan. Inmiddels gaat het beter met verdachte; hij doet goed zijn best en wil iets van zijn toekomst maken. Verdachte is begonnen aan zijn behandeling bij De Waag en heeft ook een goede band opgebouwd met de coach van IFA. Verdachte heeft aangegeven al te hebben geleerd om zichzelf meer te waarderen en zich niet anders voor te doen dan hij is. Hij wil nog beter begrijpen waarom hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan, zodat hij dit in de toekomst kan voorkomen. Hij is gemotiveerd te blijven meewerken aan de behandeling en de coaching door IFA.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf op zichzelf alleszins gerechtvaardigd is. Maar gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie nu niet op zijn plaats. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
Uit voornoemde rapportages blijkt dat er op diverse leefgebieden zorgen zijn omtrent verdachte. De rechtbank acht het van het grootste belang dat de risicofactoren worden aangepakt zodat de kans op herhaling van strafbaar gedrag kan worden verminderd. De afgelopen periode is door de hulpverlening hierop al stevig ingezet. Zo wordt verdachte inmiddels behandeld door De Waag en begeleid door een coach van IFA. Verder heeft hij zijn niveau 2 diploma behaald en is hij net gestart met een niveau 4 opleiding. Ook heeft hij positieve vrijetijdsbesteding in de zin van het maken van muziek. Met de aangevangen hulpverlening kan verdachte aan de slag met de verwerking van zijn trauma’s, zijn persoonlijkheidsontwikkeling bijsturen, werken aan zijn zelfbeeld en bezig zijn met zijn toekomst. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat een intensief hulpverleningspakket gericht op voortzetting van de behandeling en begeleiding alsook op structuur en dagbesteding noodzakelijk is, zodat verdachte de mogelijkheid krijgt om zich positief te (blijven) ontwikkelen, herhaling te voorkomen en zich te kunnen redden in de maatschappij. Een detentie zou de reeds ingezette hulpverlening doorkruisen en de positieve ontwikkeling bij verdachte schaden.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de noodzaak van behandeling en begeleiding groot is en dat een stevig kader nodig is om dit te borgen. Anders dan door de Raad geadviseerd ziet de rechtbank echter niet de meerwaarde van oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel ten opzichte van oplegging van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie. Niet alleen is het advies van de Raad tot oplegging van een GBM in zowel haar rapportage als haar toelichting ter zitting onvoldoende onderbouwd, ook heeft de psycholoog zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een GBM niet aan de orde is. Verder heeft de rechtbank hierbij in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest en tot nu toe goed heeft meegewerkt aan en zich begeleidbaar heeft opgesteld ten aanzien van de voorwaarden die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte ook ter zitting eerlijk en oprecht over als hij zegt spijt te hebben van zijn handelen, gemotiveerd te zijn om aan zijn problematiek te werken en bereid te zijn zich daarbij aan de zeer intensieve bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk jeugddetentie voldoende borging, kaders en stimulans biedt om verdachte de noodzakelijk geachte behandeling en begeleiding te laten voortzetten. Ook indien verdachte in een opwelling zijn medewerking zou stoppen, kan voortvarend worden ingegrepen door een terugmelding aan de officier van justitie en kan verdachte zo nodig worden aangehouden.
Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank een behandelverplichting bij De Waag, begeleiding door IFA alsook zinvolle dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen dan ook aan de voorwaardelijke straf worden verbonden.
Nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten afpersing, en gelet op de persoonlijke omstandigheden - met name de impulsiviteit van verdachte alsook zijn beïnvloedbaarheid onder angst/druk/stress – is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tot slot ziet de rechtbank in de ernst van het feit aanleiding om tevens een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe het van belang te vinden dat verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door, naast zijn hulpverleningstraject, opleiding en werk, tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank heeft bij de hoogte van de werkstraf rekening gehouden met de intensieve hulptrajecten die verdachte de komende periode eveneens zal moeten doorlopen. Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van tachtig (80) uren op zijn plaats.