Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , mede namens de verschillende bedrijven die vallen onder de exploitatie [slachtoffer 3] d.d. 6 maart 2018 (dossierpagina’s 7 tot en met 16);
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 14 mei 2018 (dossierpagina’s 18 en 19).
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 juli 2018 (pagina 681, bovenaan);
- een proces-verbaal van bevindingen en/of verrichtingen vaststelling totale schade (dossierpagina’s 482 en 483).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
zeventien (17) maanden.
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
[slachtoffer 12]geleden schade tot een bedrag van
€ 79.493,61als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 12] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.