ECLI:NL:RBNHO:2021:7886

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
HAA 21/427 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen onbevoegdheid rechtbank inzake handhavingsverzoek

Op 18 september 2020 heeft de opposant een melding ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad over oneigenlijk gebruik van gemeentegrond door een projectontwikkelaar. Op 2 februari 2021 heeft de opposant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze melding. De rechtbank heeft op 15 april 2021 zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het verzet op 5 juli 2021 behandeld, waarbij de opposant aanwezig was, maar het college niet.

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de reactie van het college op de melding geen besluit was zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Awb, waardoor er geen rechtsmiddel openstond. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of zij terecht heeft geoordeeld dat zij onbevoegd is. De opposant voerde aan dat hij wel een handhavingsverzoek had gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn melding van 18 september 2020 als een handhavingsverzoek moest worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat de opposant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en dat de eerdere uitspraak van 15 april 2021 in stand blijft. Het verzet is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/427 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2021 op het verzet van

[naam 1] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Op 18 september 2020 heeft opposant een melding ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad (hierna: het college), inzake het oneigenlijk gebruik van gemeentegrond door een projectontwikkelaar.
Opposant heeft op 2 februari 2021 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de melding van 18 september 2020.
Bij uitspraak van 15 april 2021 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het verzet op 5 juli 2021 op zitting behandeld, alwaar opposant is verschenen. Het college is met tegenbericht niet verschenen.

Overwegingen

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de reactie van verweerder op de melding geen besluit is zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Awb. Omdat de reactie van verweerder geen besluit is staat daartegen geen rechtsmiddel open. De rechtbank is daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Opposant voert tegen de uitspraak aan dat hij wel een verzoek tot handhaving heeft gedaan maar dat deze door de gemeente in 31 minuten door de organisatie heen is gestampt en daarna in de digitale vuilnisbak is gedeponeerd. Op zijn schriftelijke verzoek om uitleg heeft hij nooit een reactie ontvangen. Opposant heeft een bewijs van zijn verzoek tot handhaving overgelegd. Alsmede een bewijs van zijn verzoek om een schriftelijke uitleg.
Het college stelt in het verweerschrift dat opposant een melding heeft gedaan en dat deze melding met opposant is besproken. Opposant heeft ongeveer 20 maal eerder een melding gedaan. Hij weet derhalve hoe hij een melding moet doen. Opposant heeft ook ongeveer 20 maal een handhavingsverzoek ingediend. Hij weet dus het verschil tussen een melding en een handhavingsverzoek. De melding heeft nummer [# 1] . Dit is eveneens het nummer dat opposant vermeld in de ingebrekestelling. Het bijgevoegd formulier bij het verzetschrift heeft betrekking op een handhavingsverzoek met nummer [# 2] . Dit verzoek is echter behandeld en heeft niets te maken met de melding. De eerste keer dat opposant stelt dat de heer [naam 2] moet handhaven, is toen hij een klacht heeft ingediend. Het enkele stellen dat moet worden gehandhaafd betekent niet dat een handhavingsverzoek is gedaan. Het is opposant duidelijk geweest dat hij een melding heeft gedaan. De rechtbank heeft de zaak dan ook terecht vereenvoudigd en zonder zitting afgedaan, aldus verweerder.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de door opposant overgelegde stukken blijkt dat hij een melding tot handhaving heeft gedaan op 25 november 2020 en dat hij op dezelfde dag een verzoek heeft gedaan om een schriftelijke uitleg van de afwijzing op zijn verzoek. Hiermee heeft opposant naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zijn melding van 18 september 2020 ten onrechte niet als een verzoek tot handhaving is aangemerkt. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 15 april 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.