ECLI:NL:RBNHO:2021:7886
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen onbevoegdheid rechtbank inzake handhavingsverzoek
Op 18 september 2020 heeft de opposant een melding ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad over oneigenlijk gebruik van gemeentegrond door een projectontwikkelaar. Op 2 februari 2021 heeft de opposant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze melding. De rechtbank heeft op 15 april 2021 zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het verzet op 5 juli 2021 behandeld, waarbij de opposant aanwezig was, maar het college niet.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat de reactie van het college op de melding geen besluit was zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Awb, waardoor er geen rechtsmiddel openstond. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of zij terecht heeft geoordeeld dat zij onbevoegd is. De opposant voerde aan dat hij wel een handhavingsverzoek had gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn melding van 18 september 2020 als een handhavingsverzoek moest worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat de opposant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en dat de eerdere uitspraak van 15 april 2021 in stand blijft. Het verzet is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.