3.3.2Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 voor het overige en feit 3 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster heeft op 15 oktober 2019 en 5 november 2019 ten overstaan van de politie verklaringen afgelegd. De strekking van deze verklaringen is – samengevat – de volgende.
Aangeefster is tussen haar negende en dertiende levensjaar seksueel misbruikt door verdachte, een neef van haar stiefvader. Dit gebeurde in de woning van haar ouders te Bovenkarspel, waar verdachte in die periode met tussenpozen verbleef. Het misbruik bestond uit het aanraken/masseren van de borsten, billen en vagina van aangeefster, het inbrengen van een vinger in de vagina van aangeefster en het klaarkomen op haar hoofd alsmede uit het aangeefster forceren om verdachte af te trekken en om zijn penis in haar mond te nemen en hem te pijpen.
De verklaringen van aangeefster zijn gedetailleerd en consistent. Ten tijde van het afleggen van de tweede verklaring stellen verbalisanten vast dat zij emotioneel raakt en ook ter zitting is de emotie bij aangeefster waarneembaar. Van enig motief van de zijde van aangeefster voor het doen van een valse aangifte is niet gebleken. Vermoedens die verdachte ter terechtzitting heeft geuit omtrent een mogelijk motief van de ouders van aangeefster of zijn ex-vrouw, zijn niet onderbouwd, met name niet op het gebied van hoe en waarom aangeefster daardoor beïnvloed zou zijn en uiteindelijk tot het doen van aangifte van het tenlastegelegde is gekomen.
De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van genoemde verklaringen worden onderstreept door de verklaring van haar vriend, [naam 1] , die uitgebreid heeft verklaard over het proces dat aangeefster heeft doorgemaakt betreffende het naar buiten treden omtrent het misbruik en het doen van aangifte en de daarmee gepaard gaande door hem waargenomen emotionele worstelingen bij aangeefster.
Op grond van het bovenstaande ziet de rechtbank geen belemmering om de verklaringen van aangeefster voor het bewijs te bezigen.
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van verdachte weinig of geen steunbewijs voorhanden is. Dit omdat bij zedenzaken doorgaans alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest bij de veronderstelde gepleegde seksuele handelingen. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechter ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering de rechter het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld. Naast de door één getuige/slachtoffer afgelegde verklaring over de gang van zaken moet worden bezien in hoeverre daarvoor steun kan worden gevonden in andere bewijsmiddelen. Het is niet vereist dat voor de aangifte op het punt van de “kern” van het tenlastegelegde - in dit geval de specifieke ontuchtige handelingen - steun is te vinden in het overige bewijsmateriaal. Het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van de getuige/het slachtoffer in andere bewijsmiddelen kan volgens de Hoge Raad eveneens voldoende zijn, mits afkomstig van een andere bron en waarbij er geen te ver verwijderd verband bestaat tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal.
Naar het oordeel van de rechtbank vinden de verklaringen van aangeefster in voldoende mate steun in de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen.
In het dossier bevindt zich medische informatie van de huisarts van aangeefster waaruit blijkt dat zij in 2017 voor het eerst daar over het seksueel misbruik gesproken heeft en zij is doorverwezen naar specialistische GGZ, nadat een posttraumatisch stresssyndroom werd vermoed.
Daarnaast heeft de ex-vrouw van verdachte, [naam 2] , verklaard dat zij in 2015 een bericht op de laptop van verdachte heeft aangetroffen gericht aan aangeefster met de volgende strekking:
“ [naam 3] , ik voel mij zo veilig als jij bij mij bent, als wij elkaar omhelzen.”
Hij had ook een romantisch liedje aan haar gestuurd in het Spaans.
Hiermee heeft [naam 2] verdachte geconfronteerd en is zij met hem naar aangeefster en haar ouders gegaan om dit ter sprake te brengen. Aangeefster heeft het seksueel misbruik van haar door verdachte toen ontkend omdat zij dit nog niet durfde te vertellen.
Ook aangeefster en haar moeder hebben over deze gebeurtenis een overeenkomstige verklaring afgelegd. Deze gebeurtenis uit 2015, zoals volgt uit hiervoor genoemde verklaringen, acht de rechtbank in het licht van de aan verdachte ten laste gelegde feiten steunend voor de juistheid van de verklaringen van aangeefster, in die zin dat drie personen bevestigen dat zij destijds hebben kennisgenomen van een bericht dat verdachte heeft gestuurd aan aangeefster waaruit blijkt dat hij intieme gevoelens voor haar had.
Zoals hierboven reeds benoemd, heeft de vriend van aangeefster verklaard over de dag dat zij brak en hem vertelde over het seksueel misbruik door verdachte en het moeizame proces dat zij daarna heeft doorgemaakt. Naast [naam 1] heeft ook de moeder van aangeefster een verklaring afgelegd, waarin zij verklaart over zowel hoe en wat aangeefster haar heeft verteld over het misbruik, maar ook over de thuissituatie destijds, toen verdachte aldaar bij hen verbleef. Ook die verklaring is zeer gedetailleerd en komt overeen met die van getuige [naam 1] . Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaringen van [naam 1] en [naam 4] eveneens steunend voor de juistheid van de verklaring van aangeefster.
De rechtbank wordt tot slot nog gesterkt in haar overtuiging dat verdachte aangeefster seksueel heeft misbruikt door de ter terechtzitting besproken berichten die verdachte in oktober 2019 aan de moeder van aangeefster en zijn (ondertussen ex-)vrouw heeft verzonden, nadat het in september 2019 tot een confrontatie was gekomen tussen verdachte en de vader van aangeefster in Chili. Uit de berichten aan de moeder van aangeefster kan worden opgemaakt dat verdachte en aangeefster verschillende keren samen waren - dit heeft verdachte op zitting uitdrukkelijk ontkent - en dat er toen dingen zijn gebeurd die hij had moeten melden. En in de berichten met zijn ex-vrouw geeft verdachte aan dat het iets is dat hij met [naam 3] moet oplossen. Verdachte heeft over die berichten verklaard dat die wel op zijn telefoon staan, maar niet van hem zijn en dat zijn telefoon gehackt is. Dat is echter op geen enkele manier aannemelijk geworden.
Conclusie
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid en/of betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen en acht deze bruikbaar voor het bewijs. Nu voorts voldoende wettig (steun)bewijs voorhanden is, acht de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten zoals hieronder 3.4. opgenomen heeft begaan.