6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een grote tuinslanghaspel het raam aan de achterzijde van haar woning in te gooien terwijl zij zich in de woning op korte afstand van dat raam bevond. Zij voelde de glassplinters over haar gezicht en lichaam en het is een geluk dat zij niet ernstig gewond is geraakt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, waarvan één in vereniging gepleegd. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en gezorgd voor overlast in de winkel.
Voorts heeft verdachte tweemaal een vernieling gepleegd. Hij heeft, nadat hij werd aangesproken door een verbalisant, de telefoon die verdachte van deze verbalisant gekregen had om zijn vriendin te bellen, met kracht op de grond gegooid.
Ook heeft verdachte, zoals hierboven al omschreven, nadat hij van zijn moeder haar huis niet binnen mocht gaan, het raam van de woning vernield, met een enorme ravage in de woning als gevolg. Bij beide feiten reageert verdachte met buitenproportionele agressie op een voor hem onwelgevallige situatie, hetgeen de rechtbank zorgelijk acht.
Tot slot heeft verdachte een ambtenaar gedurende de uitoefening van zijn beroep beledigd door “sukkel” naar hem te roepen.
Voorgaande feiten zijn kwalijke feiten, waarbij verdachte steeds de rechten en/of grenzen van een ander overschrijdt.
Het strafblad van verdachte beslaat negentien pagina’s en toont een verscheidenheid aan delicten, waaronder vermogensdelicten en delicten met een geweldselement (tegen personen en/of goederen). Er zijn reeds vele (deels voorwaardelijke) vrijheidsstraffen aan hem opgelegd, maar dit heeft hem tot op heden er niet van weerhouden om weer strafbare feiten te plegen.
Het advies van de reclassering d.d. 19 augustus 2021 houdt onder meer in dat er reeds meerdere kansen zijn geboden aan verdachte om via toezicht en bijzondere voorwaarden te werken aan het voorkomen van recidive, maar dat alle pogingen tot op heden zijn gestrand, omdat verdachte recidiveert, andere impulsieve keuzes maakt of geen bestendige samenwerking aangaat met de behandelaren. Dit maakt dat zowel de behandelaren als de persoonlijke begeleider thans geen andere optie meer zien dan de oplegging van de maatregel ISD. Binnen de maatregel biedt dit een langere periode voor diagnose en het afstemmen van de voor verdachte benodigde behandeling. De kans op onttrekking aan voorwaarden schat de reclassering op dit moment in als hoog.
De rechtbank stelt vast dat het merendeel van de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan en er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Verdachte komt al op jonge leeftijd in aanraking met politie en justitie en heeft de afgelopen jaren een patroon aan delicten opgebouwd. Ondanks verschillende sancties en behandelingen blijft verdachte strafbare feiten plegen. Een voorwaardelijk kader is daarom naar het oordeel van de rechtbank thans een gepasseerd station.
De rechtbank is – overeenkomstig het advies van de reclassering – van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd. De maatregel ISD biedt verdachte de kans om een bestendige behandelrelatie op te bouwen en zijn leven een goede wending te geven.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen acht de rechtbank een heropening van het onderzoek teneinde de reclassering onderzoek te laten doen naar alternatieven voor de maatregel ISD niet aan de orde en wordt het verzoek van de raadsman daartoe afgewezen.
De rechtbank ziet geen noodzaak om, zoals gesuggereerd door de raadsman, aan te geven waarop de behandeling binnen de maatregel zou moeten worden gericht.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.