ECLI:NL:RBNHO:2021:7794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
C/15/311703 / JU RK 21-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinshereniging en behandeling van de moeder

Op 1 september 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen, de ouders en de GI zorgvuldig afgewogen. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis en hebben een ondertoezichtstelling die is verlengd tot 13 november 2021. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder onvoldoende stappen heeft gezet om de kinderen terug te kunnen nemen. De moeder heeft echter aangegeven bereid te zijn om samen met de vader de zorg voor de kinderen op zich te nemen en heeft gewerkt aan haar eigen situatie. De kinderrechter concludeert dat de doelen die de GI aan de moeder heeft gesteld grotendeels zijn behaald en dat een thuisplaatsing van de kinderen de behandeling van de moeder kan bevorderen. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af, omdat dit niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De ouders zijn bereid om de zorg voor de kinderen te delen en de GI moet zich inspannen voor een constructieve samenwerking met de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/311703 / JU RK 21-17
Datum uitspraak: 1 september 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 16 februari 2021 met de daarin vermelde
stukken;
- het bericht, met bijlage, van de GI van 25 augustus 2021, binnengekomen bij de
griffie op 27 augustus 2021;
- het verweerschrift, met producties 1 tot en met 5, van de advocaat van de moeder
van 31 augustus 2021.
Op 1 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI]
,namens de GI.
[minderjarige 1] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter afzonderlijk in raadkamer gehoord. Tijdens dit gesprek heeft hij een brief van [minderjarige 2] overhandigd aan de kinderrechter.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in gezinshuis [gezinshuis] te [plaats] .
Bij beschikking van 13 november 2018 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien steeds is verlengd en nog voortduurt tot 13 november 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 november 2020 een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 12 november 2020 in een voorziening voor pleegzorg. Bij beschikking van 1 december 2020 heeft de kinderrechter de spoedmachtiging gehandhaafd en een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 10 maart 2021. Bij beschikking van 16 februari 2021 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd in een voorziening voor pleegzorg en aansluitend in een gezinshuis tot uiterlijk 10 september 2021 en het verzoek voor het overige aangehouden.

Het verdere verzoek

De GI handhaaft het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinshuis te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd.
Momenteel gaat het naar omstandigheden goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij ontwikkelen zich goed in het gezinshuis en op school. De kinderen krijgen iedere maandagochtend individuele therapie bij Youz. Het contact met de vader is gecontinueerd en in de zomervakantie zijn de kinderen twee aaneengesloten weken naar hun vader geweest. De kinderen lijken goed terug te zijn gekomen van deze vakantie, maar laten er weinig over los tegen de gezinshuisouders of de gezinsmanagers. De vader geeft aan dat hij ziet dat het goed gaat met [minderjarige 1] ; hij komt los en speelt met leeftijdsgenootjes in de buurt. [minderjarige 2] is daarentegen veel stiller geworden en trekt zich meer terug op haar kamer. Als de vader haar op sleeptouw neemt naar een activiteit dan komt ze wel los. De vader voelt de loyaliteit van de kinderen naar hun moeder en dagelijks kwam de vraag waarom zij vaker bij hem mogen zijn dan bij hun moeder. De omgang en het belcontact tussen de kinderen en de moeder is wisselend verlopen. Met name tijdens de zomervakantie is het contact beperkter geweest, omdat de kinderen met de gezinshuisouders op vakantie waren en daarna twee weken bij hun vader verbleven. De kinderen hebben in deze periode het contact met hun moeder gemist. De omgang tussen de moeder en de kinderen vindt nog steeds onder begeleiding plaats. Voor de zomervakantie is de begeleiding overgedragen aan een andere professional van het gezinshuis om meer doelmatig te gaan werken aan de begeleiding. Op deze manier wordt inzichtelijk of het de moeder lukt adviezen op te volgen. De geformuleerde doelen zullen na zes omgangsmomenten geëvalueerd worden. De kinderen zijn in juni 2021 aangemeld bij het integraal team van Parlan. Zij werken in gezinnen vanuit de thuissituatie en kunnen ook systematisch te werk gaan. Dit kan Youz niet bieden. Op 2 september 2021 staat een overleg gepland tussen de GI, Youz en Parlan om de aanmelding verder te bespreken. Een contra-indicatie kan zijn dat een betrokken behandelaar voor de moeder ontbreekt.
Na de uithuisplaatsing van de kinderen zijn vier doelen geformuleerd waaraan de moeder moet werken zodat de kinderen weer naar huis toe kunnen. Het is onvoldoende mogelijk gebleken om deze doelen gestructureerd met de moeder te evalueren en zicht te krijgen op de voortgang. De moeder heeft wisselende signalen afgegeven wat betreft het werken aan deze doelen. De ene keer zegt de moeder bereid te zijn eraan te werken, maar de andere keer geeft zij aan het totaal onzinnig te vinden. De kinderen laten bij alle betrokkenen enorme loyaliteit naar hun moeder zien. [minderjarige 1] voelt zich verantwoordelijk voor zijn moeder en blijft proberen de gezinsmanager te overtuigen van de positieve ontwikkelingen van de moeder. Zeker nu de nieuwe vriend van de moeder er is, zal alles goed komen volgens [minderjarige 1] . De GI concludeert dat er nog onvoldoende stappen door de moeder zijn gezet om de kinderen terug te kunnen plaatsen bij de moeder waardoor de uithuisplaatsing gecontinueerd moet worden.
De GI heeft hieraan ter zitting toegevoegd dat iedereen hetzelfde doel nastreeft. Momenteel zijn er geen aanknopingspunten voor een thuisplaatsing van de kinderen. De moeder is niet in staat om zich te laten corrigeren en te reflecteren. Zij heeft begeleiding en ondersteuning nodig, omdat zij geen stappen zet en dat is wel nodig voor een terugplaatsing van de kinderen. Als de kinderen nu worden teruggeplaatst bij de moeder dan bestaat het risico op een terugval en zal het schade toebrengen aan alles wat tot nu toe in gang is gezet. Het klopt niet dat de moeder pas kan veranderen als de kinderen weer thuis zijn. Ook voor de uithuisplaatsing van de kinderen is iedere mogelijkheid geprobeerd. Daarnaast is het onduidelijk wat de oorsprong is van één van de producties bij het verweerschrift van de advocaat van de moeder. Het stuk lijkt op persoonlijke titel geschreven te zijn, maar deze persoon is ontslagen omdat hij niet functioneerde. De gezinshuisouders kunnen zich niet vinden in hetgeen door die persoon is aangevoerd. Er ontstaat een vertekend beeld. [minderjarige 1] heeft hulp van Youz en nadat de begeleiding bij de omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen is gestopt, is direct actie ondernomen om de omgang te continueren.

Het standpunt van de belanghebbenden

De advocaat van de moeder heeft ter zitting aangevoerd dat de gestelde doelen achterhaald zijn. De moeder heeft haar woning opgeknapt; de kamers van de kinderen zijn vernieuwd. De moeder kan de zorg voor de kinderen aan waardoor zij weer naar huis toe kunnen. Dit zal de moeder helpen bij de verwerking van haar trauma’s. De kinderen raken door de uithuisplaatsing nog meer getraumatiseerd. De schriftelijke aanwijzing die de GI aan de moeder heeft gegeven is vervallen verklaard. Daarbij komt dat de moeder de kinderen niet heeft gezien in de zomervakantie. De moeder wordt door een andere advocaat ondersteund in de situatie rondom de bewindvoerder. De kinderen zullen niets te kort komen wat betreft hun financiële positie. De moeder is juist degene die opmerkt dat [minderjarige 1] een nieuwe bril nodig heeft en bespreekt dit met de vader. Zij stuurt e-mailberichten naar de vader waarin zij benoemt dat ze trots mogen zijn op hun kinderen. De vader reageert hier ook op. Er is dus ook sprake van contact tussen de ouders. De vader speelt weer een grotere rol in het leven van de kinderen en dat moet worden voortgezet. De reden van de uithuisplaatsing van de kinderen is het feit dat de moeder om hulp heeft gevraagd. [minderjarige 1] voelt zich niet veilig in het gezinshuis. De moeder is een stuk rustiger geworden en weet wat ze moet doen om te zorgen dat er naar haar wordt geluisterd en dat zij luistert. De moeder heeft een goede band met de behandelaar van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Voor de kinderen is het van belang dat er weer rust komt. Momenteel is er veel onduidelijkheid voor de kinderen. De advocaat heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair verzocht ambtshalve een bijzonder curator te benoemen zodat de kinderen met een onafhankelijk persoon over de situatie kunnen praten.
De moeder heeft hieraan ter zitting toegevoegd dat de hulpverlening niet aansluit bij de huidige situatie. Zij wordt continue afgewezen omdat zij nog middenin een trauma zit. De moeder haalt kracht uit de band met haar kinderen en wilde samen met haar kinderen in therapie gaan. Pas als de kinderen weer thuis zijn, is het mogelijk om in behandeling te gaan. De financiële situatie van de moeder gaat de GI niets aan. De moeder heeft één jaar niet kunnen werken, omdat de kinderen bang waren om naar buiten toe te gaan. De bewindvoerder heeft wanprestatie gepleegd, maar financieel zullen de kinderen niets te kort komen. Hiernaast heeft de moeder gezegd dat zij het contact met de vader probeert aan te gaan, maar daarin wordt tegengehouden. Zij krijgt van de GI te horen dat de vader er niet aan toe is. De moeder heeft vaker voorgesteld om met het hele gezin iets leuks te doen. Zij wil graag de zorg van de kinderen met de vader delen en in het belang van de kinderen gezellige dingen met elkaar doen. Zij zou het heel fijn vinden om afspraken te maken met de vader. De moeder heeft altijd gevochten voor hulp voor de kinderen. De kinderen krijgen eindelijk hulp vanuit een passende instelling, namelijk Youz. De uithuisplaatsing heeft de kinderen pijn gedaan en daar moet over worden gesproken. De moeder vindt het heel belangrijk om in het belang van de kinderen te handelen. Zij kan correctie vanuit hulpverleners aanvaarden als dat terecht is. De moeder heeft veel ellende meegemaakt en dat doet haar pijn. Zij heeft altijd een fijne band tussen de vader en de kinderen willen bewerkstelligen. Zij maakt zich zorgen om haar kinderen, omdat zij ziet dat zij haar nodig hebben. Zij is er altijd geweest voor de kinderen en kan de zorg voor haar kinderen aan. De moeder betreurt dat de GI haar neerzet als een moeder die niet voor haar kinderen kan zorgen.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat vanaf januari 2021 het contact tussen de kinderen en hem is hersteld en de kinderen steeds meer bij hem zijn. Hij wil de kinderen niet iets voor ogen houden wat er niet is; hij heeft een andere relatie en is uit elkaar met de moeder. Om samen met de moeder leuke dingen te doen geeft een verkeerd beeld aan de kinderen, aldus de vader. De vader vindt het geen probleem om met de moeder te communiceren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het uiteindelijke doel is een co-ouderschapsregeling. De vader is momenteel in staat en bereid om de helft van de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Ook is hij in staat om constructieve afspraken te maken met de moeder. Momenteel heeft de vader elke dinsdag en om het weekend omgang met de kinderen. Dit is onlangs uitgebreid met een overnachting op dinsdag. De vader brengt de kinderen op woensdag dan ook naar school toe. Dit verloopt goed. Het is jammer dat de focus vooral op [minderjarige 1] ligt, terwijl [minderjarige 2] de grootste klap gehad lijkt te hebben; zij is een stuk stiller geworden. De kinderen hebben duidelijkheid nodig. Gedurende de vakantie hebben zij bijna elke dag de vraag gesteld waarom zij meer bij de vader mogen zijn en omgang met de moeder onder begeleiding is. Dat is kennelijk niet genoeg uitgelegd, want ze begrijpen het niet. [minderjarige 1] hoopt dat hij weer bij de moeder mag wonen. De vader heeft gezegd dat hij deze beslissing niet neemt en houdt zich afzijdig. Dat is frustrerend voor de kinderen. De vader heeft een aantal gesprekken gehad met de behandelaar van [minderjarige 1] en gaat binnenkort samen met [minderjarige 1] en de behandelaar in gesprek. Er is vooruitgang, maar of het snel genoeg gaat en of de hulp adequaat is, is lastig te zeggen. Het gaat stapje voor stapje beter, maar het einde is nog niet in zicht. Daarbij stuurt Youz beperkte informatie naar de GI. Iedereen heeft hetzelfde doel, maar de vader heeft te weinig zicht op de situatie bij de moeder en laat dat over aan de GI.

De mening van de minderjarige

[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter gezegd dat het wel goed gaat. Hij heeft in het gezinshuis een vriend, maar hij vindt de gezinshuisouders niet leuk omdat zij negatief praten over de moeder. Hij geeft het wonen in het gezinshuis het cijfer drie en weet niet hoe dit een voldoende kan worden. In de vakantie is hij weggelopen, omdat zijn telefoon werd afgepakt toen hij met zijn moeder aan het Whatsappen was. Hij wilt het liefst terug naar zijn moeder en hij wil zijn moeder evenveel zien als zijn vader. [minderjarige 2] heeft aangegeven het liefst naar haar moeder terug te willen en heeft voorgesteld om de week bij haar vader te zijn.

De verdere beoordeling

De kinderrechter stelt voorop dat een uithuisplaatsing een ultimum remedium dient te zijn. Gelet hierop heeft de kinderrechter de in aanmerking komende belangen als volgt afgewogen.
Aan de zijde van de moeder
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de GI na de uithuisplaatsing van de kinderen ten aanzien van de moeder een viertal te realiseren doelen heeft gesteld om de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer op zich te kunnen nemen.
Te dien aanzien heeft de advocaat van de moeder – samengevat en voor zover van belang - het volgende naar voren gebracht.
De moeder had een bewindvoerder die ondeugdelijk heeft gehandeld. Een collega van de advocaat van de moeder heeft dit opgepakt. De financiële situatie van de moeder is onder controle.
De moeder is in staat de kinderen toestemming te geven voor contact met de vader. Het contact tussen de ouders over de kinderen verloopt constructief. Ter zitting heeft de moeder zich bereid verklaard om samen met de vader, ieder voor de helft, de zorg voor de kinderen op zich te nemen.
De moeder onderschrijft de noodzaak voor hulpverlening voor de kinderen en is bereid deze te blijven ondersteunen.
De voor de moeder noodzakelijke behandeling heeft vooralsnog niet kunnen starten, gelet op de stress die de moeder ervaart door het gemis van haar kinderen. De moeder lijkt beland in een vicieuze cirkel, die bij ongewijzigde omstandigheden, niet doorbroken lijkt te kunnen worden. Overigens heeft de moeder zich uitdrukkelijk bereid verklaard de behandeling te starten en toegezegd deze vol te houden indien de kinderen weer bij haar zijn, ook als dit misschien moeilijk voor haar wordt.
De GI heeft dit standpunt van de moeder niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de kinderrechter deze feiten en omstandigheden aan de zijde van de moeder als vaststaand aanneemt.
Aan de zijde van de vader
De vader is blij dat het contact met zijn kinderen is hersteld. De vader bevestigt dat het contact met de moeder over de kinderen adequaat verloopt. De vader onderschrijft het belang van de hulpverlening voor de kinderen en wil dat deze wordt voortgezet. De vader zal ook worden betrokken in gesprekken die [minderjarige 1] heeft met zijn behandelaar.
De vader heeft zich ter zitting bereid verklaard om samen met de moeder, ieder voor de helft, de zorg voor de kinderen op zich te nemen.
Aan de zijde van de kinderen
De kinderen doen het goed op school. Hoewel zij zich goed te lijken ontwikkelen, laten zij ook zorgelijk gedrag zien, zodat voortzetting van de hulpverlening voor hun ontwikkeling van belang blijft. Het verblijf van de kinderen bij de gezinsouders geeft de kinderrechter aanleiding tot zorg. Ondanks dat de gezinshuisouders jarenlange ervaring hebben en, aldus de GI voldoen aan de kwaliteitseisen, voelen de kinderen zich in het gezinshuis niet veilig. De voor hen belangrijke basis van vertrouwen in hun directe leefomgeving lijkt in het gezinshuis te ontbreken. Daarnaast missen zij hun moeder enorm en lijkt dit gevoel van gemis hun leven te domineren. De vraag dringt zich op of de kinderen, bij ongewijzigde omstandigheden, mogelijk klem komen te zitten tussen de moeder en de gezinshuisouders.
Aan de zijde van de GI
Tot slot is uit het dossier gebleken dat de begeleiding door de GI de afgelopen periode niet geheel vlekkeloos is verlopen. Zo hebben er meerdere wisselingen van gezinsmanager plaatsgevonden, is de door de GI afgegeven schriftelijke aanwijzing van 5 augustus 2021 vervallen verklaard en heeft de GI het niet mogelijk kunnen maken dat de moeder gedurende de zomervakantie omgang had met de kinderen. Deze feiten en omstandigheden geven geen voeding aan de gedachte dat de GI in woord en daad het oogmerk van haar begeleiding onverkort in het vizier houdt die zij ter zitting heeft onderschreven, namelijk dat de kinderen bij de moeder horen, tenzij. Dat het vertrouwen van de moeder in de GI is verdwenen mag, gelet op het voorgaande, in elk geval geen verrassing heten.
Concluderend
Het bovenstaande, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, leidt de kinderrechter tot het oordeel dat niet wordt voldaan aan het wettelijke criterium gesteld in artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek en een verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen niet noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding.
De doelen die de GI aan de moeder heeft gesteld zijn grotendeels behaald, terwijl thuisplaatsing van de kinderen de behandeling van de moeder mogelijk zal maken. De hiervoor bedoelde vicieuze cirkel die aan haar behandeling in de weg staat, wordt met thuisplaatsing van de kinderen immers doorbroken.
Daar komt bij dat beide ouders zich bereid hebben verklaard de helft van de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich nemen en om de voor de kinderen noodzakelijke hulpverlening te continueren en daaraan mee te werken.
In het kader van de bestaande ondertoezichtstelling kan een en ander afdoende worden gemonitord. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de GI zich tot het uiterste inspant om met de moeder tot een constructieve samenwerking te komen, indien nodig, onder wijziging van de gezinsmanager.
Het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal op grond en met inachtneming van het voorgaande worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021 door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.E.M. Metri, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld en ondertekend op 6 september 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.