Op 1 september 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen, de ouders en de GI zorgvuldig afgewogen. De kinderen verblijven momenteel in een gezinshuis en hebben een ondertoezichtstelling die is verlengd tot 13 november 2021. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder onvoldoende stappen heeft gezet om de kinderen terug te kunnen nemen. De moeder heeft echter aangegeven bereid te zijn om samen met de vader de zorg voor de kinderen op zich te nemen en heeft gewerkt aan haar eigen situatie. De kinderrechter concludeert dat de doelen die de GI aan de moeder heeft gesteld grotendeels zijn behaald en dat een thuisplaatsing van de kinderen de behandeling van de moeder kan bevorderen. De kinderrechter wijst het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af, omdat dit niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De ouders zijn bereid om de zorg voor de kinderen te delen en de GI moet zich inspannen voor een constructieve samenwerking met de moeder.