ECLI:NL:RBNHO:2021:777

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5282
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van woning wegens hennepplantage en de rechtmatigheid van bestuursdwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning en bijgebouw op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De eiser, eigenaar van een perceel met een stolpboerderij en een bouwkeet, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting die was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Alkmaar. De sluiting was het gevolg van het aantreffen van een hennepplantage in de bouwkeet, waar meer dan 1.000 hennepplanten waren aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, omdat de bouwkeet en de stolpboerderij als één geheel konden worden beschouwd. De rechtbank overwoog dat de stroomvoorziening van de bouwkeet vanuit de stolpboerderij verliep en dat er in de stolpboerderij ook attributen waren aangetroffen die gerelateerd waren aan de hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de sluiting van de woning voor de duur van twaalf maanden rechtmatig was, gezien de ernst van de overtreding en de betrokkenheid van meerdere personen bij de hennepteelt. Eiser had niet voldoende toezicht gehouden op het gebruik van de bouwkeet, wat bijdroeg aan de rechtmatigheid van de sluiting. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de burgemeester.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. S.T. Blom, advocaat te Amsterdam,
en

de burgemeester van de gemeente Alkmaar, verweerder

gemachtigde: mr. E.C.W. van der Poel, advocaat te Alkmaar.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bij last onder bestuursdwang aan eiser zijn voornemen kenbaar gemaakt om “de woonboerderij en een daarbij behorende bijgebouw” op het perceel [perceel] (het perceel) voor de duur van 12 maanden te sluiten, ingaande donderdag 25 juli 2019.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 30 augustus 2019 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen (HAA 19/3581).
Bij besluit van 31 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 23 juli 2018 gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 31 december 2019 heeft verweerder de sluiting van de woning, oftewel stolpboerderij, op het perceel per 7 januari 2020 opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens zijn aan de zijde van eiser verschenen [naam 1] (zijn partner) en haar ouders [naam 2] en [naam 3] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld van haar kantoorgenoot mr. K. van der Hoeven.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Het perceel is sedert 2017 in eigendom van eiser. Het perceel omvat enige agrarische landerijen. Op het perceel stonden in 2019 een viertal gebouwen: een stolpboerderij; vanaf de weg gezien daar rechtsvoor, op circa 25 meter, een in 2018 gebouwd bouwsel, hierna aangeduid als “bouwkeet”; daarachter een schuur, hierna aangeduid als woonschuur; en achter de stolpboerderij een open schuur. De bouwkeet omvatte vier kamers. Eiser had de bouwkeet ingericht als woning. Vanuit de stolpboerderij had eiser vanaf de hoofdaansluiting op het perceel een elektriciteitskabel getrokken naar de bouwkeet. In december 2018 heeft eiser de bouwkeet verhuurd aan een derde. In de woonschuur had eiser woonvoorzieningen aangebracht, waaronder toilet en kookgelegenheid. Eiser bewoonde in 2019 de woonschuur [1] samen met zijn partner en hun in 2018 geboren kind. Eiser is vader van een ander kind, [naam 4] , in 2019 acht jaar oud, uit een eerdere relatie. In het kader van een omgangsregeling verblijft [naam 4] afwisselend bij eiser en zijn elders wonende moeder. In een deel van de stolpboerderij - aan de voorzijde - heeft eiser voorzieningen aangebracht om de boerderij te gebruiken als zorgboerderij voor volwassenen en kinderen. Kinderen kunnen in dat kader in de stolpboerderij overnachten. Vanaf het voorjaar 2019 is na beoordeling van de zorgboerderijfaciliteiten door een stichting die zorgbedrijven ondersteunt, begonnen met de zorg aan kinderen. Eiser, althans zijn partner, houdt op het perceel enige dieren, waaronder een of meer paarden, schotse hooglanders en alpaca’s.
Op 17 juli 2019 heeft de politie in de aan de derde verhuurde bouwkeet een in werking zijnde hennepkwekerij en hennepstekkerij met voor de kwekerij geschikte apparatuur en gereedschappen aangetroffen, bestaande uit 1618 hennepplanten en hennepstekken. De drie daar aanwezige, andere personen heeft de politie aangehouden. De stroom voor de hennepkwekerij werd illegaal afgenomen door middel van een illegale aansluiting in de stolpboerderij. 19 juli 2019 heeft verweerder van de politie Noord-Holland een bestuurlijke rapportage ontvangen over de bevindingen van de politie. In de rapportage heeft de politie vermeld dat zij in de stolpboerderij (ook) diverse attributen heeft aangetroffen, die volgens de politie kunnen worden gerelateerd aan de kweek van hennep: zes kweektenten, waarvan twee ingericht, armaturen, transformatoren en onder een dekzeil onder meer slakkenhuizenventilatoren en een koolstoffilter.
2.1
Verweerder heeft de sluiting van de stolpboerderij en de bouwkeet bevolen onder toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Voor de toepassing van deze bevoegdheid heeft verweerder de “Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Alkmaar houdende Beleidsregel handhaving Opiumwet bij hennepplantages in woningen en lokalen”, in werking getreden 13 juli 2017, (de Beleidsregel) vastgesteld.
2.2
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, luidt, voor zover van belang:
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a.
een middel als bedoeld in lijst (…) II [2] (…), wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is; (…).
2.3
De Beleidsregel luidt, voor zover van belang:
Sluitingscriteria
(…) De bevoegdheid om middels oplegging van een last onder bestuursdwang een woning te sluiten is – gelet op de daarmee gepaard gaande grondrechten – ingrijpend en daarom een uiterst middel. Sluiting van een woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is een ultimum remedium. Daarom wordt een woning alleen gesloten in ernstige gevallen en ingeval van recidive. Bij de overige, minder ernstige gevallen volgt bij de eerste overtreding van de Opiumwet (aantreffen hennepplantage) een waarschuwing. (…)
Er is sprake van een ernstig geval indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende criteria:
1. indien in een woning minimaal 250 hennepplanten zijn aangetroffen;
(…)
4. indien er sprake is van gevaar en/of overlast voor omwonenden, waardoor het woon- en leefklimaat is aangetast;
5. indien feiten en omstandigheden wijzen op georganiseerde drugshandel zoals verklaringen of meldingen van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.
Sluitingstermijnen woningen
Indien aan één of meerdere bovenstaande criteria wordt voldaan, is naar het oordeel van de burgemeester sprake van een ernstig geval, waardoor de openbare orde dermate ernstig is verstoord dat de woning dient te worden gesloten in het belang van herstel van de openbare orde.
(…) De aanwezigheid van meer dan 250 hennepplanten in een woning wordt aangemerkt als ernstig geval en leidt in beginsel tot sluiting voor de maximale duur van zes maanden. Indien in een woning 1.000 hennepplanten of meer worden aangetroffen, volgt een sluiting voor de maximale duur van twaalf maanden. (…) In onderstaande tabel [3] zijn de te nemen maatregelen opgenomen.
2.4
In het onderhavige geval heeft verweerder voor de toepassing van de wettelijke bepaling en zijn beleidsregel de stolpboerderij en de bouwkeet tezamen aangemerkt als één woning. Hij voert aan direct de sluiting van de stolpboerderij en de bouwkeet voor een periode van twaalf maanden te hebben bevolen, omdat in de bouwkeet meer dan 1.000 hennepplanten zijn aangetroffen. Voorts wijzen de overige feiten en omstandigheden, zoals de diverse aangetroffen goederen, volgens verweerder op georganiseerde drugshandel. Tevens heeft verweerder gesteld dat sprake is van gevaar en/of overlast voor de (leef)omgeving en andere woningen.
3. De rechtmatigheid van de sluiting van de bouwkeet heeft eiser niet bestreden. Omstreeks 27 juli 2019 heeft eiser de bouwkeet gesloopt. Verweerder heeft de stolpboerderij feitelijk 29 juli 2019 gesloten. Per 7 januari 2020 heeft verweerder de sluiting van de stolpboerderij opgeheven. Eiser stelt door de sluiting van de stolpboerderij in 2019 schade te hebben geleden [4] . In onderhavige procedure ligt daarom (alleen) de vraag voor of de sluiting van de stolpboerderij gedurende de periode 29 juli 2019 tot 7 januari 2020 al dan niet rechtmatig is.
4. Eiser betoogt dat verweerder niet bevoegd was om tot sluiting van de stolpboerderij over te gaan. De hennepplanten zijn uitsluitend in de verhuurde bouwkeet aangetroffen. Voor sluiting van de stolpboerderij was daarom geen aanleiding. Verweerder heeft, aldus eiser, de bouwkeet en de stolpboerderij ten onrechte als één geheel beschouwd.
5. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
6. Het begrip woning in artikel 13b van de Opiumwet is in die wet niet nader gedefinieerd. De bevoegdheid van verweerder strekt zich gelet op de formulering van dat artikel niet verder uit dan tot de betreffende “woning en daarbij horend erf” waar de handelsvoorraad drugs is aangetroffen. Indien op een perceel, dat aan één persoon toebehoort, meerdere opstallen aanwezig zijn, moet worden bezien of op dat perceel meerdere woningen (of lokalen) en daarbij horende erven aanwezig zijn. In de rechtspraak is daarvoor als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd [5] . Als er een dergelijke samenhang bestaat, dan strekt de bevoegdheid zich uit tot dat geheel, ongeacht of in de onderscheiden onderdelen al dan niet handelsvoorraden drugs zijn aangetroffen. De rechtbank weegt bij die beoordeling mee dat de sluitingsbevoegdheid enerzijds is bedoeld om aan het voorhanden hebben van de handelsvoorraad daadwerkelijk een einde wordt gemaakt, maar anderzijds om naar de (criminele) buitenwereld te laten zien dat de betreffende, als zodanig bekend staande locatie aan de drugshandel is onttrokken. Tegen die achtergrond beoordeelt de rechtbank of de stolpboerderij en de bouwkeet – en het daarbij horende erf - als een samenhangend geheel moesten worden gezien.
7.1
De rechtbank neemt voor die beoordeling de volgende feiten in aanmerking. Eiser heeft de bouwkeet in 2018 opgericht en ingericht om daar zelf – gedurende werkzaamheden aan andere gebouwen op het perceel – te kunnen wonen. Hij heeft vervolgens – ook – woonvoorzieningen in de woonschuur aangebracht. Hij heeft aangevoerd dat hij ook voorzieningen in de stolpboerderij gebruikt, met name douche en wasmachine, omdat die in de woonschuur ontbreken. Vast staat voorts dat de bouwkeet waarin de hennepplantage is aangetroffen, van stroom werd voorzien vanuit de stolpboerderij. In de stolpboerderij was door het verbreken van de zegels toegang verkregen tot de hoofdzekeringkast en was ten tijde van de politieactie een elektrische aansluiting buiten de stroommeter om aangelegd. Tevens staat vast dat in de stolpboerderij een zestal tenten is aangetroffen alsmede in een tweetal tenten lichtarmaturen en transformatoren, alsmede toebehoren voor aanvoer van lucht, slakkenhuizenventilatoren en een koolstoffilter. Deze zaken waren allemaal – ook - geschikt om te gebruiken bij (professionele) hennepteelt.
7.2
Gelet op de stroomvoorziening vanuit de stolp en gelet op de in de stolp aangetroffen zaken, heeft verweerder tussen de bouwkeet waarin de hennepplantage is aangetroffen, en de stolpboerderij een zodanige relatie kunnen aannemen dat de stolp en genoemde bouwkeet voor de beoordeling van de bevoegdheid tot sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet als één woning en één samenhangend geheel kunnen worden beschouwd. Dat de in de stolp aangetroffen zaken – kweektenten en dergelijke - volgens eiser bestemd waren voor de kweek van en studie naar algen door zijn partner, maakt dit, wat hier ook van zij, niet anders. Daarvoor is doorslaggevend dat voor een buitenstaander, die bekend zou zijn met de handelsvoorraad drugs en de productie daarvan op die locatie, mede gelet op de aanwezigheid van die zaken niet voor de hand ligt onderscheid te maken tussen die twee bouwwerken, zodat ook na de sloop van de bouwkeet er nog steeds een voldoende belang was om naar buiten toe door sluiting duidelijk te maken dat deze locatie en dus ook de stolpboerderij niet langer in gebruik waren voor het opslaan of voorhanden zijn van handelshoeveelheden drugs.
7.4
Verweerder was gelet hierop niet alleen bevoegd om de bouwkeet waarin het hennepplantage is aangetroffen te sluiten, maar ook de stolpboerderij.
8.1
Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken overweegt de rechtbank als volgt.
8.2
In de Beleidsregel heeft verweerder neergelegd dat hij niet volstaat met een waarschuwing maar tot sluiting van een woning overgaat indien sprake is van een ernstig geval. Daarvan is volgens de Beleidsregel – onder meer - sprake als een handelshoeveelheid in de vorm van een hennepplantage met meer dan 250 (hennep-)planten wordt aangetroffen. Nu verweerder, zoals hiervoor is overwogen, de bouwkeet en de stolpboerderij als één samenhangend geheel mocht beschouwen en daarin meer dan 250 planten zijn aangetroffen, hoefde verweerder, anders dan eiser aanvoert, volgens zijn beleid niet te volstaan met een waarschuwing.
8.3
Niet in geschil is dat meer dan 1000 (hennep-)planten zijn aangetroffen. Conform zijn beleid sluit verweerder een woning in dat geval voor 12 maanden.
9.1
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt een bestuursorgaan, zoals verweerder, overeenkomstig de Beleidsregel [6] , tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
9.2
In verband met deze afweging heeft verweerder in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij zijn de hoeveelheid en de soort aangetroffen drugs van belang. Uit de vaststaande feiten volgt dat ter plaatse een aanzienlijke (handels)voorraad hennep werd gekweekt, waarvan kan worden aangenomen dat die hoeveelheid in het (criminele) drugscircuit bijzondere aandacht kan trekken. Daarbij waren meerdere, derde personen betrokken. Voorts was er door wijze waarop elektriciteit voor de plantage werd verkregen, waarbij de netbeheerder Liander een verhitte installatie aantrof, sprake van een gevaarlijke situatie voor de woon- en leefomgeving. De stelling van eiser dat er geen noodzaak was voor sluiting van de stolpboerderij (en de bouwkeet) om naar buiten toe duidelijk te maken dat er een einde is gemaakt aan het voorhanden zijn van een handelshoeveelheid drugs aldaar en dat kon worden volstaan met het geven van een waarschuwing volgt de rechtbank, gelet op ernst en omvang van de overtreding, daarom niet.
9.3
Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Persoonlijke verwijtbaarheid is weliswaar niet vereist voor toepassing van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, maar de vraag of eiser een meer of minder groot verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Aan degene die een woning verhuurt, kan worden toegerekend dat hij, door onvoldoende te onderzoeken op welke wijze gebruik van een gehuurd pand wordt gemaakt, het gebruik in strijd met de Opiumwet heeft laten plaatsvinden. De rechtspraak daarover brengt mee dat als verhuurders onvoldoende toezicht houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren, niet kan worden gezegd dat hen geen verwijt van de overtreding van de Opiumwet kan worden gemaakt.
9.4
Desgevraagd heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij geen controle heeft uitgeoefend of toezicht heeft gehouden op het gebruik van de bouwkeet. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat eiser niet onbekend is met het vervaardigen van softdrugs. Eiser bewoonde het perceel zelf zodat hij voortdurend oog had op de bouwkeet. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat eiser ter zake van het geconstateerd gebruik van de bouwkeet voor hennepkweek geen enkel verwijt te maken valt. Hetzelfde geldt voor het illegale aftappen van elektriciteit. Omdat eiser van dezelfde elektriciteitsaansluiting gebruik maakte, kan hem ook worden aangerekend dat hij dat niet eerder heeft ontdekt. Daar komt nog bij dat hij zelf verklaard heeft meermalen problemen te hebben gehad met de elektriciteitsvoorziening, die aanleiding hadden kunnen zijn indringender onderzoek te doen naar het gebruik van elektriciteit in de bouwkeet.
9.5
Ook overigens ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat de sluiting van de stolpboerderij (en de bouwkeet) in dit geval onevenredig is. De sluiting heeft uiteindelijk niet langer dan een half jaar geduurd. Eiser heeft weliswaar aangevoerd dat de gevolgen voor hem en zijn gezin groot zijn, vooral omdat zijn minderjarige zoon [naam 4] door de sluiting niet meer in de stolpboerderij kon verblijven, maar de rechtbank ziet in deze omstandigheid geen grond om de sluiting van de woning onevenredig te achten. Vast staat dat [naam 4] niet bij zijn vader maar bij zijn moeder hoofdverblijf houdt. Althans, [naam 4] was voor huisvesting niet op de stolpboerderij aangewezen. Daarbij komt dat, zoals eiser ter zitting heeft toegelicht, eiser en zijn gezin ten tijde van het aantreffen van de hennepplantage niet in de stolpboerderij, maar in de op het terrein aanwezige woonschuur woonden. Met de sluiting van de stolpboerderij, werd eiser en zijn gezin die woning niet ontnomen. Dat er ook problemen waren met de elektriciteitsvoorziening in de woonschuur, doet daar niet aan af, omdat ofwel, zoals ten overstaan van voorzieningenrechter is besproken, de netbeheerder Liander zo nodig een elektriciteitsvoorziening had kunnen treffen, dan wel dat eiser op andere wijze in de noodzakelijke elektriciteitsbehoefte had kunnen voorzien. Het door eiser gestelde woonprobleem (en de daarmee samenhangende problematiek) gedurende de sluiting gaf derhalve wel beperkingen, maar noopte verweerder niet om geheel van de sluiting van de stolpboerderij af te zien. Dat de sluiting van de stolpboerderij gevolgen heeft gehad voor de bedrijfsvoering (de zorgboerderij) omdat geen gebruik kon worden gemaakt van de stolpboerderij maakt ook niet dat geoordeeld moet worden dat sluiting van de stolpboerderij in dit geval onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, omdat sluiting van een pand altijd met zich meebrengt dat gedurende een bepaalde periode geen gebruik kan worden gemaakt van dat pand. Dat eiser daardoor in ernstige, bijvoorbeeld financiële, problemen zijn geraakt, is niet gesteld of gebleken. Hetzelfde geldt voor de verzorging van de dieren. Weliswaar waren er beperkingen maar die verzorging was niet onmogelijk geworden. Daarom niet valt in te zien dat verweerder wegens die beperkingen in de verzorgingsmogelijkheden van de dieren van de sluiting van de stolpboerderij had moeten afzien. Dat een dierentoezichthouder eiser en zijn partner vervolgens op de wijze van de verzorging van de dieren heeft aangesproken, is geen grond voor een ander oordeel.
10. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen grond om te oordelen dat de sluiting van de stolpboerderij – voor de duur van een half jaar – onrechtmatig is geweest.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Bij deze uitspaak bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze zaak is behandeld door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Alkmaar houdende Beleidsregel handhaving Opiumwet bij hennepplantages in woningen en lokalen
In de paragraaf “Sluitingstermijn woningen” is de volgende tabel opgenomen.
Aantal aangetroffen planten
Maatregel
Meer dan 5 en minder dan 250
1ste overtreding: waarschuwing. Indien er sprake is van een
ernstig geval (criteria 2 t/m 5) volgt een
sluiting voor de duur van 6 maanden
2de overtreding: sluiting voor de duur van 6 maanden. Indien er
sprake is van een ernstig geval (criteria 2
t/m 5) volgt een sluiting voor de duur van 12
maanden
3de overtreding: sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum
van 12 maanden. Indien er sprake is van een
ernstig geval (criteria 2 t/m 5) volgt een
sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum
van 24 maanden
Meer dan 250 en minder dan 1000
1ste overtreding: sluiting voor de duur 6 maanden. Indien er
sprake is van een ernstig geval (criteria 2
t/m 5) volgt een sluiting voor de duur van 12
maanden
2de overtreding: sluiting voor de duur van 12 maanden. Indien
er sprake is van een ernstig geval (criteria 2
t/m 5) volgt een sluiting voor de duur van 24
maanden
3de overtreding: sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum
van 18 maanden. Indien er sprake is van een
ernstig geval (criteria 2 t/m 5) volgt een
sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum
van 24 maanden
Meer dan 1000
1ste overtreding: sluiting voor de duur 12 maanden. Indien er
sprake is van een ernstig geval (criteria 2
t/m 5) volgt een sluiting voor de duur van 24
maanden
2de overtreding: sluiting voor de duur van 18 maanden. Indien
er sprake is van een ernstig geval (criteria 2
t/m 5) volgt een sluiting voor de duur van 36
maanden
3de overtreding: sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum
van 24 maanden. Indien er sprake is van een
ernstig geval (criteria 2 t/m 5) volgt een
sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum
van 48 maanden

Voetnoten

1.De gemeente stelde zich in 2019 ook op het standpunt dat in de woonschuur niet mag worden gewoond. Het college van burgemeester en wethouders hebben daarom ook een last onder dwangsom aan eiser opgelegd om die bewoning uiterlijk in november 2019 te staken. Dat besluit is in onderhavige procedure niet aan de orde.
2.Hennep staat op lijst II.
3.De tabel is opgenomen al bijlage bij deze uitspraak.
4.Ter zitting heeft verweerder zijn op het ontbreken van procesbelang gebaseerde verweer laten vallen.
5.Vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2456 en 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:489.
6.De Beleidsregel bevat niet zelf uitzonderingsregels.